In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 26 juni 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van alimentatie. De man, verzoeker, heeft verzocht om de bij echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan overeengekomen alimentatie te wijzigen, omdat hij in een nieuwe relatie een kind heeft gekregen en zijn draagkracht over beide kinderen moet worden verdeeld. De vrouw, belanghebbende, heeft verweer gevoerd en verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, dan wel deze af te wijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden, waardoor de vrouw in haar verzoek kan worden ontvangen.
De rechtbank heeft de behoefte van de minderjarige kinderen vastgesteld en de draagkracht van de man en de vrouw berekend. De man heeft een netto besteedbaar inkomen van € 2.903,- per maand en is onderhoudsplichtig voor zowel zijn nieuwe kind als voor [minderjarige 1]. De rechtbank heeft de draagkracht van de man vastgesteld op € 848,- per maand, welke draagkracht over beide kinderen is verdeeld. De behoefte van [minderjarige 1] is vastgesteld op € 501,- per maand, terwijl de behoefte van het nieuwe kind is vastgesteld op € 663,- per maand.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de man in staat is om een bijdrage van € 148,- per maand te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1]. De rechtbank heeft de verzoeken van de man tot wijziging van de partneralimentatie afgewezen, omdat hij voldoende draagkracht heeft om de eerder vastgestelde bijdrage te voldoen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen kunnen binnen drie maanden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.