ECLI:NL:RBOVE:2014:38

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 januari 2014
Publicatiedatum
7 januari 2014
Zaaknummer
Awb 13/1777
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.F. Bijloo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor vriendenhuis in Enschede; beroep ongegrond

In deze zaak gaat het om de omgevingsvergunning die op 3 oktober 2012 van rechtswege is verleend aan Vriend GGZ voor het afwijkend gebruik van een pand in Enschede, dat fungeert als vriendenhuis. De eisers, bestaande uit Tandartsenpraktijk Soons BV en twee natuurlijke personen, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Enschede, dat het bezwaar tegen de vergunning ongegrond heeft verklaard. De rechtbank heeft op 18 oktober 2013 de zaak behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de vertegenwoordigers van de verweerder en de derde-belanghebbende.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, omdat zij op een afstand van respectievelijk 35 tot 45 meter, 30 tot 40 meter en 15 tot 25 meter van het vriendenhuis wonen of gevestigd zijn. De rechtbank heeft ook overwogen dat de omwonenden die de eisers steunen, geen zelfstandig beroep hebben ingesteld en daarom niet als procespartij kunnen worden aangemerkt.

De rechtbank heeft vervolgens de procedure rondom de omgevingsvergunning beoordeeld. De vergunning is verleend op basis van de reguliere voorbereidingsprocedure, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning niet in strijd is met de wettelijke bepalingen. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de eisers door verweerder zijn afgewogen en dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Het beroep van de eisers is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door rechter W.F. Bijloo en griffier R.K. Witteveen, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan hoger beroep open, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13/1777

uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geschil tussen

1.
Tandartsenpraktijk Soons BV,gevestigd te Enschede,
2.
[naam 1]wonende te Enschede,
3.
[naam 2]gevestigd te Enschede,
eisers,
gemachtigde: S.O.W.M. Soons,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede,
verweerder,
en

Vriend GGZ, gevestigd te Amsterdam,

derde-belanghebbende.
13/1777
Procesverloop
Op 3 oktober 2012 is aan derde-belanghebbende van rechtswege een omgevingsvergunning verleend voor het afwijkend gebruik van het pand [adres]te Enschede (verder: vriendenhuis). Het daartegen gemaakte bezwaar is bij het besluit van 9 juli 2013 ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen dit besluit (verder: bestreden besluit) beroep ingesteld. Verweerder heeft zich daartegen verweerd. Eisers hebben daarop van repliek gediend.
Het beroep is ter zitting van 18 oktober 2013 behandeld. Eiser 2 is in persoon ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn voornoemde gemachtigde. Eisers 1 en 3 hebben zich ter zitting door hun gemachtigde laten vertegenwoordigen. Verweerder heeft zich daar laten vertegenwoordigen door mr. I. Willemsen. Derde-belanghebbende heeft zich ter zitting
laten vertegenwoordigen door R. Borsje.
Overwegingen
1.
In geschil is de vraag of het bestreden besluit in rechte in stand dient te worden gelaten.
2.
Om als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijke persoon volgens vaste jurisprudentie een voldoende objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
Bepalend daarvoor is in het onderhavige geval de vraag of eisers op een zodanige afstand van de locatie van het vriendenhuis wonen of zijn gevestigd dan wel in die mate daar zicht op hebben dat een belang in de zin van artikel 1:2 van de Awb hen niet kan worden ontzegd. In dat verband is de rechtbank het volgende gebleken:
  • Eiser 1 is gevestigd op een locatie aan de overzijde van de Hengelosestraat op een afstand van circa 35 tot 45 meter gelegen van het vriendenhuis en heeft daar ongehinderd zicht op;
  • Eiser 2 is woonachtig op een locatie aan de overzijde van de Hengelosestraat op een afstand van circa 30 tot 40 meter gelegen van het vriendenhuis en heeft daar ongehinderd zicht op;
  • Eiser 3 is gevestigd op een locatie aan dezelfde zijde van de Hengelosestraat op een afstand van circa 15 tot 25 meter van het vriendenhuis. Eiser 3 heeft geen direct zicht op het vriendenhuis.
Gelet op deze omstandigheden moet worden geoordeeld dat eisers als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Awb zijn aan te merken. Hun belangen zijn immers rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken.
3.
Bij schrijven van 4 oktober 2013 heeft gemachtigde van eisers de rechtbank in het onderhavige beroep een aantal door omwonenden (wonend in de Hengelosestraat en de Wagelaarstraat) ondertekende verklaringen doen toekomen, waarin zij gemotiveerd aangeven het beroep van eisers te steunen en zich aan te sluiten bij de argumenten van eisers.
Vast staat dat deze omwonenden gedurende de termijn van beroep tegen het bestreden besluit niet zelfstandig beroep hebben ingesteld noch dat zij gemachtigde van eisers bij het instellen van het beroep met naam en toenaam volmacht hebben verleend om daartoe namens hen over te gaan. Bij het beroepschrift zijn deze getekende verklaringen immers niet over gelegd. Nu niet gebleken is van omstandigheden waaruit zou moeten worden geconcludeerd dat dit nalaten verschoonbaar is te achten, moet worden geoordeeld dat de door de omwonenden in de verklaringen gegeven gronden niet in dit beroep kunnen worden betrokken omdat zij daarin geen procespartij zijn.
4.
Het vriendenhuis is sedert 2010 gevestigd in het pand [adres]te Enschede. Destijds bood het vriendenhuis voor mensen met psychische problemen en sociale beperkingen dag- en werkervaringsactiviteiten en een mogelijkheid voor overnachting. Na een handhavingstraject rond begin 2012 is het gebruik voor overnachting beëindigd.
Op 8 augustus 2012 heeft derde-belanghebbende verweerder gevraagd hem voor het overige afwijkende gebruik een omgevingsvergunning te verlenen. Verweerder heeft voor de besluitvorming op deze aanvraag toepassing gegeven aan de procedure overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.7 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Op 23 oktober 2012 heeft verweerder derde-belanghebbende medegedeeld dat verweerder niet tijdig op zijn aanvraag heeft beslist en dat de gevraagde omgevingsvergunning als gevolg daarvan van rechtswege op 3 oktober 2012 is verleend. Die omgevingsvergunning is op 24 oktober 2012 in de lokale media gepubliceerd. Op 31 oktober 2012 hebben eisers tegen de beslissing van 3 oktober 2012 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft naar aanleiding daarvan advies gevraagd van de Commissie Bezwaarschriften van de gemeente Enschede (verder: de commissie). Partijen zijn op 28 mei 2013 door de commissie gehoord, waarna deze verweerder op 4 juli 2013 heeft geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren. Verweerder heeft dat advies bij het bestreden besluit gevolgd.
5.
Ingevolge artikel 3.7, eerste lid van de Wabo is de reguliere voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.2 van de Wabo van toepassing op de voorbereiding van besluiten, tenzij paragraaf 3.3 daarop van toepassing is. Op grond van paragraaf 3.3. van de Wabo, en meer specifiek het daarin ondergebrachte artikel 3.10, eerste lid aanhef, en onder a is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning, indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, voor zover er strijd is met het bestemmingsplan en slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, of artikel 2.12, tweede lid.
Nu artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wabo, noch artikel 2.12, tweede lid van de Wabo op het onderhavige gebruik van het vriendenhuis van toepassing zijn, stelt de rechtbank vast dat voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor dat gebruik de reguliere voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.2 van de Wabo dient te worden gevolgd.
In artikel 3.9, eerste lid van de Wabo is imperatief voorgeschreven dat het bevoegd gezag beslist op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. Ingevolge artikel 4:20b, eerste lid, van de Awb, behorend tot
§ 4.1.3.3 van de Awb, is de gevraagde beschikking van rechtswege verleend, indien niet tijdig op de aanvraag tot het geven van een beschikking is beslist.
De aanvraag van derde-belanghebbende voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning is bij verweerder op 8 augustus 2012 ontvangen. Gelet op het bepaalde in artikel 3.9 van de Wabo had verweerder derhalve uiterlijk op 3 oktober 2012 op de aanvraag dienen te beslissen. Nu verweerder dat niet heeft gedaan is, welke reden of oorzaak daaraan ook maar ten grondslag hebben gelegen, is op 3 oktober 2012 van rechtswege omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van het vriendenhuis voor dagactiviteiten en werkervaringsmogelijkheden.
6.
Eisers vorderen in beroep het bestreden besluit te vernietigen en daarbij de van rechtswege verleende omgevingsvergunning van 3 oktober 2012 in te trekken.
Gelet op de inhoud van hun beroepschrift alsmede het verhandelde ter zitting menen eisers dat het vriendenhuis niet past in de plaatselijke bestemming van detailhandel en winkels en dat het straatbeeld door de vestiging van het vriendenhuis aldaar wordt aangetast. Daardoor is het immers moeilijker om voor panden een huurder te vinden, hetgeen leidt tot leegstaand in de omgeving en een mogelijke verlenging van de vergunning. Eisers stellen dat die belangen door verweerder bij de vergunningverlening niet zijn afgewogen en dat zij niet in staat zijn gesteld om daartegen te protesteren.
De rechtbank oordeelt als volgt.
7.
Ingevolge het ter plaatse vigerende bestemmingsplan “Bolhaar-Roessingh 2006” geldt op het perceel waar het vriendenhuis is gevestigd de bestemming “Gemengde voorzieningen 2” en de medebestemming “Detailhandelsbedrijven tot en met categorie 2”.
Het vriendenhuis biedt dagactiviteiten en werkervaringsmogelijkheden voor mensen met psychische problemen en sociale beperkingen.
De rechtbank volgt eisers er niet in dat het vriendenhuis naast de voornoemde activiteiten in werkelijkheid wordt gebruikt als opvanghuis met overnachtingsmogelijkheid. Ter zitting is immers zijdens derde-belanghebbende onweersproken gesteld dat die activiteiten in het verleden reeds zijn gestaakt en zich derhalve niet meer voordoen. De verleende omgevingsvergunning ziet ook niet op het gebruik van het vriendenhuis als overnachtingsplaats. Voor zover daarvan op enig moment wel sprake is kunnen eisers verweerder vragen om ter zake daarvan wederom een handhavingstraject op te starten.
De activiteiten die het vriendenhuis wel biedt zijn niettemin in strijd met de geldende bestemming, zodat daarvoor ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo (het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met – onder meer - een bestemmingsplan) een omgevingsvergunningsvergunning vereist is, die derde-belanghebbende om die reden en voor die activiteiten ook heeft aangevraagd.
In artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a ten tweede van de Wabo is bepaald dat de omgevingsvergunning slechts in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen kan worden verleend voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan.
Op grond van artikel 4, aanhef en onder 9 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) komt voor verlening van een omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, ten tweede van de wet van het bestemmingsplan wordt afgeweken, in aanmerking het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. binnen de bebouwde kom, en
b. de oppervlakte niet meer dan 1500 m².
De rechtbank stelt vast dat het gebruik van het vriendenhuis voldoet aan de relevante criteria als gesteld in artikel 4, aanhef en onder 9 van Bijlage II bij het Bor, zodat moet worden geconcludeerd dat de omgevingsvergunning van 3 oktober 2012 niet in strijd is met de wettelijke bepalingen. Hetgeen eisers hebben aangevoerd kan mitsdien niet leiden tot de conclusie dat deze onrechtmatig is verleend.
Ook het door verweerder gevolgde – onjuiste – besluitvormingsproces kan daartoe niet leiden. Weliswaar is als gevolg van het feit dat verweerder termijnen heeft laten verlopen van rechtswege een vergunning verleend, echter – anders dan eisers aanvoeren – hebben zij gebruik kunnen maken van de daartegen in te stellen rechtsmiddelen. Eisers hebben immers tegen de van rechtswege verleende omgevingsvergunning feitelijk bezwaar gemaakt. Voorts kan de rechtbank eisers niet volgen in hun betoog dat hun belangen door verweerder zijn miskend. Deze zijn immers in de behandeling van hun bezwaren nadrukkelijk aan de orde geweest.
Het bestreden besluit, waarbij de van rechtswege verleende omgevingsvergunning van 3 oktober 2012 is gehandhaafd, dient dan ook in stand te worden gelaten.
8.
Het beroep is daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, rechter, en door hem en R.K. Witteveen als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op

Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk opwww.raadvanstate.nlvoor meer informatie over het indienen van digitaal beroep