ECLI:NL:RBOVE:2014:3821

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
10 juli 2014
Zaaknummer
C/08/154978 / ES RK 14-944
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van partneralimentatie en gebruik van de echtelijke woning

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 11 juni 2014 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot het verkrijgen van voorlopige voorzieningen. De verzoekster, een vrouw, heeft verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en een voorlopige onderhoudsbijdrage van de man van € 1.187,03 bruto per maand. De man, die in Zwitserland woont, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek om de onderhoudsbijdrage, maar heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het gebruik van de woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en dat het Nederlandse recht van toepassing is op de verzoeken, aangezien de vrouw haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft.

De rechtbank heeft de financiële situatie van beide partijen beoordeeld. De vrouw heeft een netto inkomen van € 1.464,- per maand en haar lasten bedragen € 969,- per maand, wat haar een vrij te besteden bedrag van € 495,- per maand oplevert. De man heeft een netto inkomen van € 5.636,- per maand, maar zijn lasten bedragen € 3.558,- per maand, waardoor hij een vrij te besteden bedrag van € 2.078,- per maand overhoudt. De rechtbank heeft rekening gehouden met de hogere kosten van levensonderhoud in Zwitserland en heeft de netto draagkrachtruimte van beide partijen vergeleken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank bepaald dat de man een bruto onderhoudsbijdrage van € 994,- per maand aan de vrouw moet betalen, wat resulteert in een netto bijdrage van € 577,- voor de vrouw. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning zal hebben, met het bevel dat de man deze woning niet mag betreden. Het verzoek van de vrouw om een certificaat voor de executie in Zwitserland is toegewezen. De rechtbank heeft alle andere verzoeken afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team familierecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/154978 / ES RK 14-944
beschikking van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 11 juni 2014
inzake

[verzoekster],

verder ook de vrouw te noemen,
wonende te [woonplaats], [adres],
verzoekster,
advocaat: mr. M. ter Brake,
tegen

[verweerder],

verder ook de man te noemen,
wonende te [woonplaats] (Zwitserland), [adres],
belanghebbende,
advocaat: mr. M.A.B. Sassen.

Het procesverloop

Op 15 april 2014 is een verzoekschrift tot het verkrijgen van voorlopige voorzieningen ter griffie ingekomen.
Op 17 april 2014 heeft de vrouw aanvullende stukken in het geding gebracht.
Op 22 april 2014 is een verweerschrift met bijlagen ter griffie van deze rechtbank ingekomen.
De zaak is behandeld ter zitting van 22 april 2014. Ter zitting zijn verschenen: de vrouw, bijgestaan door mr. Ter Brake, en de man, bijgestaan door mr. Sassen. De standpunten zijn toegelicht. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Op 6 mei 2014 heeft de man aanvullende stukken in het geding gebracht.
Op 20 mei 2014 heeft de vrouw een brief met bijlagen in het geding gebracht.
Op 26 mei 2014 heeft de man een brief met bijlagen in het geding gebracht.
De beschikking is bepaald op heden.

De vaststaande feiten

Partijen zijn op [1981] te Enschede in algehele gemeenschap van goederen gehuwd.

De standpunten van partijen

De vrouw verzoekt te bepalen dat zij het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en de zich daarin bevindende inboedelgoederen zal hebben. Daarnaast verzoekt zij - na wijziging van haar verzoek - een voorlopige onderhoudsbijdrage van de man in haar kosten van levensonderhoud van € 1.187,03 bruto per maand. Tot slot verzoekt zij de rechtbank een certificaat af te geven als bedoeld in de artikelen 54 en 58 van het Verdrag van Lugano.
Zij stelt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en dat het Nederlandse recht van toepassing is op de verzoeken. Zij stelt voorts dat zij belang heeft bij het voortgezet gebruik van de echtelijke woning en de inboedel. De woning is aangepast aan haar beperkingen en de man bewoont thans een appartement in Zwitserland. De vrouw heeft behoefte aan een bijdrage van de man en de man heeft voldoende draagkracht voor het betalen van de verzochte bijdrage. De man betaalt nog steeds de hypotheeklasten van de echtelijke woning en hij zal deze vooralsnog ook blijven betalen.
De man heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het verzoek tot gebruik van de echtelijke woning en de zich daarin bevindende inboedel. Hij heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een onderhoudsbijdrage. De man stelt dat de draagkrachtruimte van partijen dient te worden vergeleken, omdat de vrouw bij toekenning van de door haar verzochte bijdrage meer vrij te besteden overhoudt dan hij. De man stelt voorts dat zijn draagkracht is afgenomen. Hij is recent gediagnosticeerd met een ongeneeslijke vorm van prostaatkanker. Hij verwacht niet ooit nog te zullen werken. Vanaf het moment van zijn ziekte ontvangt hij alleen nog zijn basisloon. Gelet op dit basisloon en zijn lasten, inclusief de lasten van de echtelijke woning die hij nog steeds voldoet, is hij niet in staat om de verzochte onderhoudsbijdrage aan de vrouw te voldoen.

De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing

Ten aanzien van het verzoek tot uitsluitend gebruik van de woning en de inboedel
Voor wat betreft het verzoek tot gebruik van de echtelijke woning komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe op grond van artikel 4 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Op het verzoek is Nederlands recht van toepassing, omdat het een ordemaatregel van spoedeisende aard betreft en de woning in Nederland is gelegen.
De man heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw, zodat het verzoek van de vrouw tot gebruik van de echtelijke woning kan worden toegewezen.
Het verzoek van de vrouw om te bepalen dat zij uitsluitend het gebruik toekomt van de in die woning aanwezige inboedelgoederen is geen voorziening in de zin van artikel 822 Rv. De rechtbank zal dit verzoek van de vrouw afwijzen.
Ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van een onderhoudsbijdrage
De Nederlandse rechter is op grond van het bepaalde in artikel 3 van de Alimentatie verordening (Ali-vo) bevoegd nu de vrouw haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
Op grond van het bepaalde in artikel 15 Ali-vo juncto artikel 3 Haags Protocol inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen is op het verzoek ter zake partneralimentatie Nederlands recht van toepassing, nu de onderhoudsgerechtigde haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
Ten aanzien van de draagkrachtruimte van partijen en de draagkrachtruimtevergelijking
Tussen partijen is niet in geschil dat het inkomen van de vrouw € 1.464,- netto per maand bedraagt, inclusief de zorgtoeslag en het belastingvoordeel in verband met de door de man betaalde hypotheekrente dat de vrouw elke maand via een voorlopige aanslag van de belastingdienst op haar bankrekening ontvangt. De vrouw heeft als productie 5 bij haar brief van 20 mei 2014 een overzicht van haar lasten overgelegd. Uit dit overzicht blijkt dat haar lasten € 969,- netto per maand bedragen, exclusief de lasten verbonden aan de echtelijke woning van partijen van in totaal € 1.760,- per maand. De vrouw heeft haar lasten met bewijsstukken onderbouwd en de man heeft die lasten niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken. Gelet op voormeld inkomen en op voormelde lasten resteert voor de vrouw een vrij te besteden bedrag van € 495,- netto per maand.
De man woont en werkt in Zwitserland en hij is in Zwitserland belastingplichtig.
Aan de zijde van de man houdt de rechtbank rekening met een inkomen van - omgerekend - € 5.636,- netto per maand. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van de man dat hij thans een inkomen geniet van € 5.203,- netto per maand. Tussen partijen is niet langer in geschil dat de man sinds zijn ziekmelding geen recht meer heeft op onregelmatigheidstoeslagen en motivatiepremies. Met die toeslagen en premies houdt de rechtbank dan ook geen rekening. De rechtbank acht echter niet aannemelijk dat de man thans ook geen recht meer heeft op een dertiende maand. Het is niet gebruikelijk dat een dertiende maand niet wordt uitbetaald bij ziekte. Omdat de man hierover geen duidelijkheid heeft kunnen verschaffen, gaat de rechtbank er van uit dat hij nog steeds een dertiende maand ontvangt.
De man heeft in zijn brief van 23 mei 2014 een bedrag van € 3.558,- aan lasten opgevoerd. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat hij die lasten feitelijk heeft. Ook de man heeft zijn lasten met bewijsstukken onderbouwd en de vrouw heeft die lasten onvoldoende gemotiveerd weersproken. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van de vrouw over de door de man betaalde inkomstenbelastingen. De man heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij hierover in Zwitserland gemeentelijke- en rijksbelastingen betaalt. De rechtbank houdt daarom volledig rekening met de door de man opgevoerde lasten.
Het inkomen van de man bedraagt € 5.636,- netto per maand. Zijn lasten (inclusief de door de man zelf af te dragen inkomstenbelastingen) bedragen € 3.558,- netto per maand. Hierdoor resteert voor de man een vrij te laten bedrag van € 2.078,- netto per maand. De man heeft hierdoor weliswaar € 1.583,- netto meer vrij te besteden dan de vrouw, maar het is een feit van algemene bekendheid dat de kosten van levensonderhoud in Zwitserland fors hoger zijn dan in Nederland. Volgens de website van de Europese Commissie behoort Zwitserland tot de duurste landen van de wereld voor wat betreft de kosten van levensonderhoud. De man heeft onweersproken gesteld dat de levensmiddelen in Zwitserland 64% duurder zijn dan in Nederland. De rechtbank zal het netto bedrag dat de man meer vrij te besteden heeft dan de vrouw daarom in redelijkheid en billijkheid verminderen met een bedrag van € 250,- per maand. De man heeft dan € 1.333,- netto per maand meer vrij te besteden dan de vrouw.
De netto draagkrachtruimte van partijen is gelijk wanneer de man aan de vrouw een netto onderhoudsbijdrage voldoet van € 666,- per maand. Dit bedrag dient echter te worden gebruteerd, omdat de vrouw over die bijdrage inkomstenbelasting is verschuldigd.
De rechtbank gaat ervan uit, gelet op de overige inkomsten van de vrouw, dat de vrouw over de door haar ontvangen onderhoudsbijdrage 42% inkomstenbelasting verschuldigd is.
Dit betekent dat de vrouw een bruto alimentatie van € 1.148,- per maand zou dienen te ontvangen om een netto alimentatie van € 666,- over te houden.
Echter, het fiscale voordeel dat de man in Zwitserland geniet over de door hem aan de vrouw te betalen onderhoudsbijdrage is ruim lager dan de door de vrouw in Nederland te betalen inkomstenbelasting. Als productie 4 bij zijn brief van 5 mei 2014 heeft de man een overzicht overgelegd waaruit blijkt dat de man bij een alimentatie van CHF 9.072,- per jaar een fiscaal voordeel geniet van CHF 2.020,- per jaar (22,27%) en bij een alimentatie van CHF 1.582,- per jaar een fiscaal voordeel van CHF 396,- per jaar (25,03%). Bij gebrek aan nadere stukken over de fiscale regelgeving in Zwitserland over fiscaal voordeel bij onderhoudsbijdragen is de rechtbank er in redelijkheid en billijkheid van uitgegaan dat de man op basis van voormelde onderhoudsbijdrage van € 666,- per maand (€ 7.992,- per jaar) een fiscaal voordeel geniet van 24%. Indien de man een bruto alimentatie van € 1.148,- per maand aan de vrouw zou betalen, heeft de man een fiscaal voordeel van “slechts” € 275,- per maand, hetgeen resulteert in een netto last voor de man van € 873,- per maand. Dit zou betekenen dat de man € 955,- netto vrij te besteden zou overhouden en de vrouw € 1.161,- netto per maand.
Gelet op voormeld voordeel van 24% zou de man een onderhoudsbijdrage aan de vrouw dienen te betalen van € 876,- bruto per maand om te komen tot een netto last van € 666,- per maand. Dit zou echter betekenen dat de vrouw van dit bedrag na aftrek van de door haar verschuldigde inkomstenbelasting (42%) een alimentatie zou overhouden van € 479,- netto per maand, hetgeen zou resulteren in een vrij te besteden bedrag van in totaal € 974,- per maand. De man daarentegen zou dan een bedrag van € 1.162,- netto per maand vrij te besteden overhouden.
De rechtbank heeft daarom het verschil tussen de door de vrouw te betalen (42%) en de door de man terug te ontvangen belasting (24%) gelijkelijk over beide partijen gedeeld. De rechtbank is uitgegaan van een fictief door de man te ontvangen belastingvoordeel van 33% en een door de vrouw te betalen fictieve inkomstenbelasting van 33%.
Rekening houdend met dit fictieve fiscale voordeel van 33% (€ 328,- per maand) dient de man € 994,- bruto per maand bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw. In werkelijkheid geniet de man een fiscaal voordeel van 24% over voormeld bedrag van
€ 994,- bruto per maand, zijnde € 238,- per maand. Netto betaalt hij hierdoor € 756,- per maand. De man heeft netto dan vrij te besteden een bedrag van € 1.072,- netto per maand
(€ 2.078,- minus € 250,- minus € 756,-).
In werkelijkheid ontvangt de vrouw een netto alimentatie van € 577,- per maand (€ 994,- minus € 417,-). De vrouw heeft hierdoor eveneens vrij te besteden een bedrag van € 1.072,- netto per maand (€495,- + € 577,-).
De rechtbank zal de door de man aan de vrouw te betalen onderhoudsbijdrage daarom vaststellen op € 994,- bruto per maand. Dit bedrag acht de rechtbank in overeenstemming met de wettelijke maatstaven.
De rechtbank houdt in het kader van deze procedure tot het vaststellen van voorlopige voorzieningen geen rekening met de door de man gestelde stijging van zijn woonlasten per
1 augustus 2014 met € 199,- per maand. De rechtbank begrijpt dat de partner van de man een baan heeft aanvaard in [plaats] (Zwitserland) en dat de huur van de woning aldaar
€ 400,- per maand hoger is dan de huidige huur en dat de man met zijn partner heeft afgesproken dat hij de helft van woonlasten voor zijn rekening neemt. Omdat deze keuze alles te maken heeft met een verandering van baan van de partner van de man dienen de financiële gevolgen van deze keuze volledig door haar gedragen te worden. Het mag zo zijn dat de man heeft aangeboden de helft van de hogere woonlasten voor zijn rekening te nemen, maar de vrouw dient hiervan niet de dupe te worden. De stijging van de woonlast dient de man dan maar te financieren uit zijn vrije ruimte.
Het verzoek van de vrouw tot afgifte van een certificaat wordt toegewezen. Een dergelijk certificaat is noodzakelijk voor het geval de vrouw deze beschikking in Zwitserland wenst te executeren.

De beslissing

De rechtbank:
1.
Bepaalt het bedrag dat de man met ingang van 15 april 2014 voorlopig aan de vrouw zal voldoen als bijdrage in de kosten van levensonderhoud op € 994,- (negenhonderd vierennegentig euro) per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
2.
Bepaalt, dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot gebruik van de echtelijke woning aan de Broderie 4 te Almelo met bevel dat de man deze woning verder niet mag betreden.
3.
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.M. Blankestijn, in tegenwoordigheid van
G.M. Keupink als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2014.