ECLI:NL:RBOVE:2014:3965

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 mei 2014
Publicatiedatum
16 juli 2014
Zaaknummer
C/08/153683 / FA RK 14-659
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning van minderjarige en wijziging van ouderlijk gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 26 mei 2014 een beschikking gegeven in een verzoekschrift van een vrouw, die de erkenning van haar minderjarige kind door de man wilde laten vernietigen. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. M. Tijken, stelde dat de man niet de biologische vader van het kind was en dat het in het belang van het kind was dat zij alleen het ouderlijk gezag zou uitoefenen. De man, vertegenwoordigd door mr. M. ter Brake, gaf aan zich niet te verzetten tegen de vernietiging van de erkenning en de wijziging van het gezag. De bijzondere curator, mr. B.A.M. Oude Breuil, ondersteunde het verzoek van de vrouw en stelde dat de erkenning moest worden vernietigd omdat de man geen contact meer had met het kind sinds de beëindiging van de relatie in september 2012.

De rechtbank oordeelde dat de erkenning van de man moest worden vernietigd, omdat hij niet de biologische vader was en er geen contact meer was tussen hem en het kind. De rechtbank benadrukte dat het belang van het kind voorop stond en dat het niet in het belang van het kind was om een man die niet zijn biologische vader was in de geboorteakte te vermelden. De rechtbank wees het verzoek van de vrouw om de geslachtsnaam van het kind te wijzigen af, omdat de vernietiging van de erkenning terugwerkende kracht had en het kind daardoor automatisch de geslachtsnaam van de moeder zou krijgen.

Daarnaast werd het gezamenlijk gezag van de man en de vrouw opgeheven, omdat de erkenning geacht werd nimmer gevolg te hebben gehad. De rechtbank droeg de griffier op om de relevante instanties in kennis te stellen van de uitspraak. De beschikking werd openbaar uitgesproken en partijen kregen de mogelijkheid om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/153683 / FA RK 14-659
datum beschikking: 26 mei 2014
Beschikking van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
[verzoekster],
verder ook de vrouw of de moeder te noemen,
wonende te [woonplaats], [adres],
verzoekster,
advocaat: mr. M. Tijken,
tegen

1.[belanghebbende 1],

verder ook de man te noemen,
wonende te [woonplaats], [adres],
advocaat: mr. M. ter Brake,

2.mr. B.A.M. Oude Breuil, bijzondere curator,

kantoorhoudende te Enschede,
belanghebbenden.
Het procesverloop
Op 19 maart 2014 is ter griffie ingekomen een verzoekschrift met bijlagen van de vrouw.
Op 11 april 2014 is mr. Oude Breuil benaderd om als bijzondere curator op te treden en bij beschikking van 18 april 2014 is hij als zodanig benoemd.
Op 17 april 2014 is het verslag van de bijzondere curator ter griffie van deze rechtbank ingekomen.
De zaak is behandeld ter zitting van 23 april 2014. Ter zitting zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Tijken;
  • de man, bijgestaan door mr. Ter Brake;
  • mr. Oude Breuil, in zijn hoedanigheid als bijzondere curator.
De standpunten van partijen zijn toegelicht. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De beschikking is bepaald op heden.
De vaststaande feiten
De man en de vrouw hebben een relatie gehad.
Uit een eerdere relatie van de vrouw met de heer [D] is geboren:
[minderjarige], hierna te noemen: [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [2009].
De heer [D] is op 13 mei 2010 overleden.
De man heeft op 23 april 2012 [minderjarige] erkend. Ter gelegenheid van de erkenning is gekozen om [minderjarige] de geslachtsnaam [van belanghebbende 1] te geven. Sedert 4 mei 2012 zijn de man en de vrouw op hun verzoek gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
Tussen de man en de vrouw is niet in geschil dat de heer [D] de biologische vader van [minderjarige] is.
Het verzoek
De vrouw verzoekt de rechtbank te bepalen dat zij met ingang van de te wijzen beschikking alleen wordt belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
De vrouw stelt dat zij en de man een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten en dat de vrouw alles in het werk zal stellen teneinde tot vernietiging van de erkenning te komen. Er is geen sprake van een wilsgebrek zodat een door de vrouw ingediend verzoek tot vernietiging van de erkenning niet verdedigbaar is.
De vrouw acht het in het belang van de minderjarige dat zij bij uitsluiting van de man wordt belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag. De vrouw is van mening dat bij handhaving van het gezamenlijk ouderlijk gezag er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren zal raken en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen, nu de man en de vrouw hun relatie hebben beëindigd en niet langer samenwonen, de man niet de biologische vader is van de minderjarige, de man en de vrouw geen contact meer met elkaar hebben en niet meer met elkaar communiceren, zij beiden de erkenning van de minderjarige door de man ongedaan willen maken, de man geen enkele verantwoordelijkheid wenst te nemen voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige en evenmin anderszins een band wenst op te bouwen met de minderjarige.
Ter zitting hebben de man en de vrouw gezamenlijk verzocht om de geslachtsnaam van de minderjarige te wijzigen in [Y].
Het verweer
De man heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij zich niet zal verzetten tegen wijziging van het gezag, de geslachtsnaam en de vernietiging van de erkenning.
Het standpunt van de bijzondere curator
De bijzondere curator stelt dat de relatie tussen partijen van circa februari 2012 tot circa september 2012 heeft geduurd. De visie van de man en de vrouw over de wijze waarop de relatie is geëindigd en de redenen van partijen om kort na aanvang van de relatie al de erkenning en het gezamenlijk gezag te “regelen”, lopen uiteen.
Er is tussen de man en [minderjarige] sinds de verbreking van de relatie in september 2012 geen contact meer geweest.
Volgens de bijzondere curator leidt mogelijkerwijs voortzetting van het gezamenlijk ouderlijk gezag tot praktische problemen en de nodige verwarring bij [minderjarige] nu er geen sprake is van enig contact sinds het verbreken van de relatie en er van een daadwerkelijke vader-dochter relatie naar alle waarschijnlijkheid geen sprake is geweest. Het verzoek van de vrouw kan volgens de bijzondere curator worden toegewezen.
De bijzondere curator stelt dat de vrouw eigenlijk de erkenning had willen vernietigen en dat dit ook de wens van de man is. Nu partijen dit verzoek op grond van de wet niet kunnen doen is de enige mogelijkheid dat de bijzondere curator dit verzoek namens het kind indient. Er vanuit gaande dat de man niet de biologische vader is en gezien voormelde voorgeschiedenis en de standpunten van partijen acht de bijzondere curator het in het belang van [minderjarige] dat de erkenning wordt vernietigd en hij verzoekt de rechtbank dan ook de erkenning te vernietigen.
Met betrekking tot het verzoek de geslachtsnaam te wijzigen stelt de bijzondere curator dat dit een logische stap is.
Het standpunt van de Raad voor de Kinderbescherming
De heer B. Giesen van de Raad voor de Kinderbescherming heeft de kinderrechter mondeling vooraf aan de behandeling ter zitting te kennen gegeven achter het advies van de bijzondere curator te staan.
De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing
Vernietiging van de erkenning
Uit artikel 1:205 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) volgt dat een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, kan worden ingediend door het kind zelf. Niet in geschil is dat de man niet de biologische vader is van [minderjarige], maar enkel die vaststelling is nog onvoldoende om tot vernietiging van de erkenning door de man over te gaan. Bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige staat namelijk het belang van het kind centraal en is een nadere afweging van de belangen van alle betrokkenen noodzakelijk.
Naar het oordeel van de kinderrechter is het in het belang van [minderjarige] dat de erkenning door de man wordt vernietigd. De man is slechts enkele maanden in de leven van [minderjarige] geweest en er is sinds september 2012 geen contact meer geweest tussen de man en [minderjarige]. [minderjarige] heeft door de vernietiging geen juridische vader meer, maar de kinderrechter is van oordeel dat dit niet aan toewijzing van het verzoek van de bijzondere curator in de weg staat, nu het niet in het belang van [minderjarige] is te achten dat een man die niet haar biologische vader is en die haar feitelijk niet meer verzorgt in de geboorteakte vermeld staat.
Gelet op bovenstaande zal de kinderrechter de door de man gedane erkenning van [minderjarige] vernietigen.
De geslachtsnaam
Naar het oordeel van de kinderrechter is een wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige] niet nodig. Volgens artikel 1:206 lid 1 BW wordt de erkenning geacht nimmer gevolg te hebben gehad nadat de beschikking houdende vernietiging van de erkenning in kracht van gewijsde is gegaan. Op grond van dit artikel heeft de vernietiging van de erkenning terugwerkende kracht. De man is na het in kracht van gewijsde gaan van deze beschikking dus nooit de juridische vader van [minderjarige] geweest en [minderjarige] staat hierdoor alleen in familierechtelijke betrekking tot de vrouw. Volgens artikel 1:5 lid 1 BW heeft een kind dat alleen in familierechtelijke betrekking tot de moeder staat, haar geslachtsnaam. Dit heeft tot gevolg dat de geslachtsnaam van [minderjarige] te zijner tijd door de ambtenaar van de burgerlijke stand ambtshalve zal worden gewijzigd in die van de vrouw. Het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam wordt daarom afgewezen.
Het gezamenlijk gezag
Zoals hiervoor vermeld wordt ingevolge artikel 1:206 lid 1 BW de erkenning door de man geacht nimmer gevolg te hebben gehad, nadat de beschikking houdende vernietiging van de erkenning in kracht van gewijsde is gegaan. Het gezamenlijk gezag van de vrouw en de man komt derhalve te vervallen.
De griffier van de rechtbank dient op grond van artikel 3 sub c Besluit Gezagsregisters de griffier van het gezagsregister onverwijld in kennis te stellen van de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak inhoudende de vernietiging van de erkenning, zodat hiervan aantekening zal worden gedaan.
De indertijd door de vrouw en de man gedane aantekening van het uitoefenen van gezamenlijk gezag in het gezagsregister is gebaseerd op het rechtsfeit van zijn (juridisch) vaderschap, welk rechtsfeit is vernietigd. Hierdoor is de rechtsgrond van de aantekening komen te vervallen. Het voorgaande brengt mee dat de vrouw van rechtswege alleen het ouderlijk gezag over [minderjarige] uitoefent, zodat dit verzoek eveneens wordt afgewezen.
De beslissing
De kinderrechter:
I. Vernietigt de op 23 april 2012 gedane erkenning door [belanghebbende 1], van [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [2009].
II. Gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van [plaats] een latere vermelding aan de geboorteakte van [minderjarige] toe te voegen, inhoudende de vernietiging van de erkenning.
III. Draagt de griffier op krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo ter attentie van het centraal gezagsregister, niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld.
IV. Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Verdoold, in tegenwoordigheid van
mr. A.C.M. Heerdink als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2014.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming te Almelo en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door die raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.