ECLI:NL:RBOVE:2014:4670

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 september 2014
Publicatiedatum
4 september 2014
Zaaknummer
C/08/160456 / KG ZA 14-276
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vorderingen in kort geding tussen ex-echtgenoten met betrekking tot onroerend goed en polisgelden

In deze zaak, die op 2 september 2014 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, hebben partijen, een man en een vrouw, een kort geding aangespannen met betrekking tot de actuele waarde en staat van een onroerend goed dat zij gezamenlijk bezitten, alsook de uitbetaling van polisgelden aan hun kinderen. De man vorderde dat de vrouw hem zou toestaan om met een deskundige de staat van het onroerend goed te laten opnemen, terwijl de vrouw in reconventie vorderde dat de man zou overgaan tot uitbetaling van een eerder overeengekomen bedrag aan hun kinderen. De rechtbank oordeelde dat de man recht had op de taxatie van het onroerend goed, aangezien hij als mede-eigenaar belang had bij het onderhoud en behoud van het pand. De vrouw werd veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan deze taxatie, met een dwangsom voor elke dag dat zij hieraan niet voldeed. In reconventie werd de man veroordeeld om de afgesproken bedragen aan de kinderen te betalen, aangezien hij in verzuim was door niet tijdig te voldoen aan de overeenkomst. De rechtbank compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/160456 / KG ZA 14-276
Vonnis in kort geding van 2 september 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M. Wolkenfelt te Veenendaal,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.J.A. Assink te Enschede.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de vrouw
  • de eis in reconventie
  • de brief van de man van 26 augustus 2014 inclusief producties
  • de brief van de vrouw van 27 augustus 2014 inclusief producties
  • de brief van de man van 29 augustus 2014
  • de brief van de vrouw van 1 september 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in conventie en reconventie

2.1.
Partijen zijn in 1982 met elkaar gehuwd. Tussen partijen golden huwelijkse voorwaarden. Op 2 september 2008 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De beschikking is op 8 december 2008 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de voormalige echtelijke woning aan de [adres] te [plaats]. Partijen zijn ieder tot de onverdeelde helft gerechtigd. Er is nog steeds sprake van onverdeeldheid. De woning wordt bewoond door de vrouw.
2.3.
Tijdens de op 24 november 2012 gehouden comparitie hebben partijen afspraken gemaakt met betrekking tot de inmiddels uitgekeerde polis bij Providentia met polisnummer [xxxx]. In het van de comparitie opgemaakte proces-verbaal staat vermeld:
‘’De man: De polis is al uitgekeerd voordat we in 2008 afspraken daarover hadden gemaakt. Ik ben bereid alle kinderen een vierde deel van het netto bedrag te betalen, dat is ongeveer € 2.500,-- per kind.
De vrouw: Dat vind ik prima.
Partijen: Gezien de gemaakte afspraak, kan de polis buiten de verdeling/verrekening blijven. De rechtbank hoeft over de polis geen beslissing te geven.”

3.Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert samengevat - de vrouw op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen toe te staan dat de man met een deskundige de actuele waarde en staat van de onroerende zaak aan de [adres] te [plaats] kan laten opnemen en de vrouw te veroordelen hieraan de nodige medewerking te verlenen. Voorts vordert de man de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
De man stelt daartoe - kort gezegd - dat partijen er aanvankelijk van zijn uitgegaan dat de vrouw de woning zou overnemen. De vrouw kan de woning echter niet financieren en is evenmin bereid om aan verkoop van de woning mee te werken. Door een dergelijke houding wordt de man benadeeld. De staat van de onroerende zaak is voor het laatst in mei 2010 vastgesteld. Toen was volgens de man al duidelijk dat de staat van onderhoud sinds 2006 fors achteruit is gegaan. De vrouw heeft zich, ondanks verzoeken daartoe, niet bereid getoond haar medewerking te verlenen aan het laten vaststellen van de staat van onderhoud door de man. De man stelt daartoe als mede-eigenaar wel recht en belang te hebben.
3.3.
De vrouw voert verweer. Zij betwist dat de man een spoedeisend belang heeft. De vrouw stelt niet mee te willen werken aan de verkoop van de woning omdat zij de woning wil overnemen. Of zij daartoe in staat is, is afhankelijk van de uitkomst van de procedure tussen partijen over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de tussen hen bestaande (eenvoudige) gemeenschappen. De zaak staat nu op de rol voor arrest. De vrouw betwist dat de man nadeel lijdt en stelt daartoe onder verwijzing naar rapportages uit 2007 en 2010 dat de staat van onderhoud van met name de bijgebouwen in 2010 gelijk is aan die in 2007. In beide rapportages staat dat zowel economisch als technisch nieuwbouw is te prevaleren boven herstel. Het spreekt volgens de vrouw dan ook voor zich dat zij geen geld gaat investeren in deze bijgebouwen. De man maakt niet duidelijk wat zijn belang is bij het thans laten uitvoeren van een nieuwe keuring/taxatie. Gezien de stand van de procedure bij het Hof heeft keuren en taxeren nu geen enkele zin en leidt enkel tot onnodige kosten, aldus de vrouw. Voor zover de man toch een belang zou hebben, verzoekt de vrouw de voorzieningenrechter om uitdrukkelijk te bepalen dat de man daarbij niet aanwezig is, omdat de vrouw de aanwezigheid van de man op het erf of in de woning beschouwt als een ernstige inbreuk op de privacy en persoonlijke levenssfeer van haar en haar dochters en het zal leiden tot escalaties en onnodige emoties. De vrouw zegt toe haar medewerking te zullen verlenen aan een taxatie/inspectie van de woning, al dan niet in aanwezigheid van de man, en is om die reden van mening dat het opleggen van dwangsommen niet nodig is.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De vrouw vordert samengevat - de man op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen tot het uitvoering geven aan de tussen partijen op 24 mei 2012 ter comparitie bereikte overeenstemming ten aanzien van de polis bij Providentia en aan ieder kind van partijen, dat wil zeggen aan [A], [B] en [C], een bedrag van € 2.619,00 te betalen. Tevens vordert de vrouw de man te veroordelen in de kosten van de procedure, zowel in conventie als in reconventie.
4.2.
De vrouw stelt daartoe - kort gezegd - dat partijen blijkens het opgemaakte proces-verbaal tijdens de op 24 november 2012 gehouden comparitie zijn overeengekomen dat de man bereid is van de reeds op de Providentiapolis uitgekeerde gelden aan alle kinderen een vierde gedeelte van het netto bedrag te betalen, dat wil zeggen, ongeveer € 2.500,-- per kind. Partijen hebben uitdrukkelijk afgesproken dat deze polis buiten de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden blijft. Nu deze polis geen deel meer uitmaakt van de procedure over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en hierover een overeenkomst is gesloten, dient de man de overeenkomst na te komen op de wijze zoals thans gevorderd. De vrouw stelt daarbij een spoedeisend belang te hebben, omdat de kinderen deze gelden goed kunnen gebruiken voor studie, rijlessen etcetera en de man al meer dan twee jaar weigerachtig is om de overeenkomst na te komen.
4.3.
De man voert verweer. Hij betwist het spoedeisend belang niet, maar betwist dat het een belang van de vrouw is. De man betwist evenmin dat de polis buiten de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden valt. Er zijn volgens de man geen afspraken gemaakt over het tijdstip waarop hij zou overgaan tot het betalen van de polisgelden aan de kinderen. Dan geldt het bepaalde in artikel 6:38 van het Burgerlijk Wetboek (BW), maar ook moet zijns inziens worden gekeken naar wat redelijk en billijk is. De man stelt nu een liquiditeitsprobleem te hebben, omdat hij per saldo in het kader van de verdeling nog minimaal € 100.000,-- van de vrouw tegoed heeft. Gelet hierop is de man van mening dat hij niet in verzuim is en dat hij de polisgelden pas hoeft te betalen als er definitief is verrekend. De man merkt nog op dat het proces-verbaal een kennelijk verschrijving bevat, omdat daarin een brutobedrag wordt genoemd, terwijl de verzekeraar netto heeft uitgekeerd. Dit betekent dat in vordering wordt uitgegaan van een verkeerd bedrag. Tot slot stelt de man dat de reconventionele vordering rauwelijks is ingesteld.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
De voorzieningenrechter constateert dat de man door de vrouw de mogelijkheid wordt ontnomen om de staat van onderhoud van het onroerend goed vast te laten stellen. Daardoor wordt de man tevens de mogelijkheid ontnomen om handelingen te verrichten tot onderhoud of behoud van het onroerend goed en wordt de man in zijn rechten als mede-eigenaar beperkt. De door de vrouw aangevoerde belangen rechtvaardigen niet dat zij haar medewerking aan de taxatie mag weigeren. Het meest recente taxatierapport dateert van 2010. Nu de staat van onderhoud van de woning gedurende de vier jaar die sindsdien zijn verstreken aanzienlijk kan zijn veranderd, heeft de man een redelijk belang bij een nieuwe taxatie. Dit klemt te meer daar de man onbetwist heeft gesteld dat hij sinds 2006 niet meer in de woning is geweest en hij niet betrokken is geweest bij de in 2010 uitgevoerde taxatie.
5.2.
Als een redelijk bezwaar van de vrouw tegen de door de man gewenste taxatie kan niet worden aangemerkt de omstandigheid dat zij de aanwezigheid van de man in de woning of op het erf beschouwt als een ernstige inbreuk op haar privacy en persoonlijke levenssfeer en die van haar dochters. De vrouw kan de door haar ongewenste confrontatie en de gevreesde escalatie vermijden door ervoor te zorgen dat zij en haar dochters tijdens de taxatie afwezig zijn. Om haar daartoe in de gelegenheid te stellen zal de man minimaal twee weken van te voren dienen door te geven wanneer de taxatie zal plaatsvinden. Hij is als mede-eigenaar gerechtigd om te beoordelen of handelingen tot behoud en onderhoud aan de woning noodzakelijk zijn, en ook om deze uit te (laten) voeren, een en ander binnen het wettelijke kader betreffende gemeenschappelijke eigendommen.
5.3.
Op grond van het voorgaande zal de vordering worden toegewezen. Omdat partijen getrouwd zijn geweest, zullen de proceskosten zo worden gecompenseerd, dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
De ter comparitie tussen partijen op 24 november 2012 gesloten overeenkomst valt aan te merken als een derdenbeding ten behoeve van de kinderen. Ingevolge artikel 6:256 BW heeft dan niet slechts de derde, maar ook de stipulator van het beding, in dit geval de vrouw, het recht om nakoming van de overeenkomst te vorderen.
6.2.
De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt spoedeisend belang te hebben bij nakoming van de bij die overeenkomst door de man aangegane verbintenissen.
6.3.
De voorzieningenrechter volgt de man niet in zijn betoog dat de reconventionele vordering door de vrouw rauwelijks is ingesteld. Ter zitting is door de vrouw onbetwist gesteld dat partijen in de weken voorafgaand aan de zitting meerdere keren contact met elkaar hebben gehad over de uitbetaling van het op de polis uitgekeerde geld aan de kinderen.
6.4.
Nu partijen het erover eens zijn dat zij niet hebben vastgelegd wanneer de man de polisgelden zou uitbetalen aan de kinderen, is de vordering tot uitbetaling van de polisgelden aan de kinderen op grond van het bepaalde van artikel 6:38 BW in beginsel onmiddellijk opeisbaar geworden en is de man in verzuim doordat hij tot op heden nog niet tot uitbetaling van het geld aan de kinderen is overgegaan.
6.5.
De man heeft de door hem gestelde liquiditeitsproblemen niet onderbouwd. Nu de man ook overigens geen enkel redelijk argument heeft genoemd voor het achterwege laten van de betaling, komt de vordering van de vrouw voor toewijzing in aanmerking, met inachtneming van het volgende.
6.6.
Tussen partijen is onduidelijkheid ontstaan over het antwoord op de vraag of het bedrag van € 10.476,00 dat in het proces-verbaal van comparitie staat vermeld en waarop de vrouw de hoogte van haar vordering baseert, een netto- of een bruto-bedrag was. De voorzieningenrechter heeft de man daarom in de gelegenheid gesteld om een document in het geding te brengen waaruit blijkt welk bedrag de verzekeraar heeft uitgekeerd.
6.7.
Uit de vervolgens toegezonden informatie is op generlei wijze eenduidig af te leiden dat enig bedrag op het door de verzekeraar uitgekeerde bedrag is ingehouden of nog afgedragen zal moeten worden. Daarom zal de voorzieningenrechter uitgaan van het in het proces-verbaal genoemde bedrag. Ter zitting heeft de man onbetwist gesteld dat het op de polis uitgekeerde bedrag geheel is betaald aan de zoon van partijen, genaamd Rob. De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat Rob zijn vierde deel al heeft gehad, en zal de man veroordelen om de drie andere kinderen ook ieder een vierde deel van € 10.476,00, derhalve € 2.619,-- per kind te betalen.
6.8.
Omdat de hoofdvordering verplicht tot betaling van een geldsom, als bedoeld in artikel 611a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), zal de vordering tot het opleggen van een dwangsom worden afgewezen.
6.9.
Omdat partijen getrouwd zijn geweest zullen de proceskosten zo worden gecompenseerd, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
veroordeelt de vrouw om toe te staan dat de man op een nader door hem te bepalen, doch door hem tenminste twee weken tevoren aan te kondigen, dag en tijd met een deskundige de actuele staat van de onroerende zaak, gelegen aan de [adres] te [plaats], kan doen opnemen en dat de vrouw hiertoe onder meer de toegang tot de onroerende zaak, grond en opstallen verschaft en overige nodige medewerking ten behoeve van de opneming verleent,
7.2.
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 2.500,-- voor iedere dag dat zij niet aan de in 7.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 75.000,-- is bereikt,
7.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, zo, dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
7.6.
veroordeelt de man om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis, uitvoering te geven aan de tussen partijen ter comparitie bij de rechtbank Arnhem d.d. 24 mei 2012 bereikte overeenstemming ten aanzien van de (inmiddels uitgekeerde) polis bij Providentia met polisnummer [xxxx] en aan ieder der kinderen van partijen te betalen een bedrag ad
€ 2.619,00, en wel als volgt:
€ 2.619,00 op bankrekening [X] t.n.v. [A];
€ 2.619,00 op bankrekening [Y] t.n.v. [B];
€ 2.619,00 op bankrekening [Z] t.n.v. [C];
7.7.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, zo, dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek en in het openbaar uitgesproken op
2 september 2014 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.type: