In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 30 juli 2014 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die op 26 juli 2000 met elkaar zijn gehuwd. De vrouw verzocht de rechtbank om de echtscheiding uit te spreken, het gezamenlijk ouderlijk gezag over hun minderjarige kinderen voort te zetten, en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen. Daarnaast vroeg zij om een bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, en om het voortgezet gebruik van de echtelijke woning. De man verzocht de rechtbank om de verzoeken van de vrouw af te wijzen en om zijn eigen verzoek tot voortgezet gebruik van de woning toe te wijzen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, wat door de man niet werd betwist. De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen en het ouderschapsplan dat door beide partijen was ondertekend aan de beschikking gehecht. De rechtbank heeft bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw zal zijn en dat de man een bijdrage van € 150,- per kind per maand zal betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding.
Wat betreft het verzoek van de vrouw tot voortgezet gebruik van de echtelijke woning, heeft de rechtbank geoordeeld dat dit verzoek moet worden afgewezen, aangezien de vrouw inmiddels een andere woning had toegewezen gekregen. De man had op het moment van de zitting geen recht op gebruik van de woning, omdat hij daar niet woonde. De rechtbank heeft ook bepaald dat de proceskosten door beide partijen zelf gedragen moeten worden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen kunnen binnen drie maanden hoger beroep instellen.