ECLI:NL:RBOVE:2014:5063

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 augustus 2014
Publicatiedatum
25 september 2014
Zaaknummer
C08-152219- HA ZA 14-96
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Hangelbroek
  • A. Alers
  • J. Lorist
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanspraak op executieopbrengst van bedrijfspand en rechtsgeldigheid van hypotheekstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 augustus 2014 uitspraak gedaan over de aanspraak van Volksbank Gronau-Ahaus EG op de executieopbrengst van een bedrijfspand. De zaak betreft een geschil tussen Volksbank, Sama Delden Projekten B.V. en de curator van het faillissement van een derde partij. Volksbank had een recht van eerste hypotheek op het bedrijfspand, dat was verkocht na executie voor € 1.225.000,-. De rechtbank oordeelde dat de aanspraak van Volksbank op de executieopbrengst niet teniet was gegaan door nietigheid wegens doeloverschrijding of het ontbreken van toestemming van de echtgenote van de directeur van de vennootschap. De rechtbank stelde vast dat de statuten van de vennootschap geen verbod bevatten op het stellen van zekerheden voor persoonlijke schulden van de directeur. De curator en Sama betwistten de geldigheid van de hypotheekstelling, maar de rechtbank oordeelde dat de hypotheek geldig was en dat de opbrengst van de executie volledig aan Volksbank toekwam, in mindering op haar vordering. De rechtbank wees de bezwaren van de curator en Sama af en veroordeelde hen in de proceskosten van Volksbank.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C08/152219/ HA ZA 14-96
datum vonnis: 20 augustus 2014 (lm(o)
Vonnis van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de rechtspersoon naar Duits recht
Volksbank Gronau-Ahaus EG,
gevestigd te Coesfeld, Duitsland,
verzoekster tot vaststelling van een gerechtelijke rangregeling als bedoeld in
artikel 3:271 lid 1 BW,
verder te noemen Volksbank,
advocaat: mr. M.A. Oostendorp te Velp,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Sama Delden Projekten B.V.,
gevestigd te Delden,
verder te noemen Sama,
advocaat: mr. A. Knigge te Amsterdam,
en
Mr. J.T. Stekelenburg, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X],
kantoorhoudende te Holten,
verder te noemen de curator,
advocaat: mr. A. Knigge te Amsterdam.

1.Het procesverloop

1.1.
De procedure is verlopen als volgt:
- Bij rekest d.d. 12 november 2013 heeft Volksbank de voorzieningenrechter in deze rechtbank op grond van de artikelen 3:271 BW en 552 Rv verzocht om een rechter-commissaris te benoemen, ten overstaan van wie de verdeling zal plaatsvinden van de netto opbrengst, voortvloeiende uit de executie van de onroerende zaak aan de [adressen] te [plaats], kadastraal bekend als [plaats], Sectie [Z], nummer [xxxx], hierna ook aan te duiden als ‘het bedrijfspand’.
Bij beschikking van 19 november 2013 heeft de voorzieningenrechter een rechter-commissaris benoemd, met bepaling dat de belanghebbenden binnen veertien dagen na de datum van de mededeling van de griffier als bedoeld in artikel 482 lid 1 Rv hun vorderingen schriftelijk, zoveel mogelijk met overlegging van bewijsstukken, bij de rechter-commissaris ter rangschikking dienen aan te melden.
- Bij brief van 27 november 2013 heeft Volksbank (zakelijk samengevat) haar vordering aangemeld ten bedrage van € 1.409.255,61, te vermeerderen met rente en kosten.
- Bij brief van 2 december 2013 heeft Sama de aanspraak van Volksbank op de executieopbrengst betwist. Sama heeft, met een beroep op haar recht van tweede hypotheek op de geëxecuteerde onroerende zaak, een vordering aangemeld van € 804.705,75.
- Bij brief van 2 december 2013 heeft mr. J.R. Stekelenburg, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap [X], de aanspraak van Volksbank op de executieopbrengst betwist, en een vordering aangemeld ter hoogte van de executieopbrengst, voor zover deze niet toekomt aan Sama.
- Ingevolge artikel 484 Rv heeft de rechter-commissaris op 23 december 2013 een ‘staat van verdeling’ ter griffie neergelegd. Deze houdt zakelijk in dat de opbrengst van de onderhandse executieverkoop van voormelde onroerende zaak ad € 1.225.000,- geheel behoort te worden afgedragen aan Volksbank, in mindering op haar door een eerste hypotheek gedekte vordering van € 1.409.255,61.
- Op 24 januari 2014 heeft de rechter-commissaris overeenkomstig laatstgenoemd wetsartikel een mondelinge behandeling gehouden, waarop iedere partij tegenspraak heeft gedaan tegen de andersluidende standpunten van de andere partijen.
- Volksbank heeft daarbij betoogd dat de curator en Sama ten onrechte bezwaar maken tegen haar op een recht van eerste hypotheek gebaseerde aanspraak op de volledige executieopbrengst.
- De curator en Sama hebben daartegen ingebracht dat (zakelijk samengevat) Volksbank geen gebruik kan maken van haar hypotheekrecht, zodat het recht van tweede hypotheek van Sama opschuift in rang, met als gevolg dat de vordering van Sama geheel uit de opbrengst kan worden voldaan en ook de curator een deel van de executieopbrengst ontvangt.
- Op grond dat hij partijen niet heeft kunnen verenigen, heeft de rechter-commissaris hen verwezen naar de terechtzitting van deze rechtbank van 26 februari 2014 om 10.00 uur.
- De rechter-commissaris heeft van de mondelinge behandeling proces-verbaal opgemaakt met bepaling, dat ingevolge artikel 489 Rv dit proces-verbaal pas zal worden gesloten nadat op voormelde geschillen bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak zal zijn beslist dan wel dat deze geschillen zijn beëindigd doordat de schuldeisers, wier vordering is tegengesproken, niet op de bepaalde terechtzitting zijn verschenen.
- Volksbank heeft op 7 mei 2014 ter griffie een ‘akte tot verificatie’ (met producties) ingediend, waarna de curator en Sama op 30 juli 2014 een conclusie van antwoord namen, ook met producties.
1.2.
Op dit geding zijn ingevolge artikel 486 Rv. de gewone regels voor de dagvaardingsprocedure van toepassing.
1.3.
Na overleg met partijen is afgezien van een comparitie en van conclusies van repliek en dupliek, op grond dat partijen de zaak reeds hebben bepleit bij de rechter-commissaris en daarbij pleitnotities hebben overgelegd. Partijen hebben vonnis gevraagd. De datum van de uitspraak is vastgesteld op vandaag.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten kunnen, als enerzijds gesteld en anderzijds niet gemotiveerd betwist, als vaststaand worden aangenomen.
2.2.
Sama was eigenares van het bedrijfspand. Zij heeft dit voor € 2.300.000,- verkocht en op 15 februari 2013 geleverd aan [X] Ter financiering van een deel van die koopprijs verstrekte Volksbank zowel aan [X] als aan [M] persoonlijk een lening van € 1.400.000,-. Tot zekerheid van de uit die kredietverlening voortvloeiende betalingsverplichtingen verkreeg Volksbank een recht van eerste hypotheek op het bedrijfspand.
2.3.
Een gedeelte van de koopprijs van € 800.000,- bleef [X] schuldig aan Sama. Die schuld werd omgezet in een lening. Tot zekerheid van de nakoming van de daaraan verbonden betalingsverplichtingen werd ten gunste van Sama een recht van tweede hypotheek op het bedrijfspand gevestigd.
2.4.
Bij brief van 15 juli 2013 zegde Volksbank aan [X] en aan [M] persoonlijk het krediet op, met als motivering dat tegen de “[X]” een procedure tot faillietverklaring was ingesteld. Het uitgeleende bedrag werd daarmee opeisbaar en Volksbank riep de verleende zekerheden in.
2.5.
Op 4 september 2013 werd [X] in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. Stekelenburg tot curator.
2.6.
Op 13 september 2013 heeft de echtgenote van [M] met een beroep op artikel 1:88 BW de nietigheid ingeroepen van de door haar echtgenoot met Volksbank afgesloten overeenkomst van geldlening en de hypotheekstelling, op grond dat zij voor het aangaan van die geldlening geen toestemming had verleend.
2.7.
Op grond dat [X] haar betalingsverplichtingen jegens Sama niet volledig nakwam, heeft Sama haar recht van tweede hypotheek geëxecuteerd. Zij deed dat door middel van een onderhandse executie uit hoofde van artikel 3:268 lid 2 BW. Het bedrijfspand werd op 16 oktober 2013 verkocht voor € 1.225.000,- en aan de koper geleverd op 17 oktober 2013.
2.8.
Op 16 oktober 2013 hebben de curator en Sama bij de passerende notaris,
mr. E.M. Dutmer, bezwaar gemaakt tegen uitbetaling van de executieopbrengst. De notaris heeft de opbrengst daarop niet uitbetaald, maar in bewaring gestort zoals bedoeld in
artikel 3:270 lid 3 BW.
2.9. Op 26 november 2013 heeft de curator de rechtshandeling van [X], bestaande in het verstrekken aan Volksbank van een recht van eerste hypotheek op het bedrijfspand, vernietigd op grond dat [X] met die hypotheekstelling ook zekerheid heeft gesteld voor
al hetgeen Volksbank nu of in de toekomst uit welken hoofde dan ook te vorderen zou hebben van (haar directeur) [M] in privé. Een dergelijke zekerheidsstelling kan niet geacht worden in het belang te zijn van de vennootschap. Daarom werd door die rechtshandeling het doel van de vennootschap overschreden, zoals bedoeld in artikel 2:7 BW.

3.De standpunten van partijenVolksbank3.1. Volksbank baseert haar aanspraak op de executieopbrengst op haar recht van eerste hypotheek op het bedrijfspand. Zij betwist de door de curator en Sama daartegen gerichte argumenten, met name dat de overeenkomst van geldlening en de daaraan verbonden hypotheekstelling nietig zouden zijn wegens het ontbreken van toestemming van de echtgenote van [M] en de door de curator gestelde doeloverschrijding.

3.2.
Van een statutaire doeloverschrijding is geen sprake. De statuten van
[X] bevatten geen verbod om zekerheden te stellen ten behoeve van [M] persoonlijk. Daar komt bij dat er weliswaar sprake van een ‘bankhypotheek’, doordat zekerheid wordt verstrekt voor al hetgeen nu of in de toekomst uit welken hoofde dan ook verschuldigd is, maar feitelijk gaat het alleen om een hypotheek tot zekerheid voor terugbetaling van de financiering, die is verstrekt voor de aankoop van het bedrijfspand door [X]
3.3.
De curator en Sama stellen zich ten onrechte op het standpunt dat vernietiging van het hypotheekrecht op grond van doeloverschrijding de gehele rechtshandeling zou treffen. Als er al sprake is van nietigheid wegens doeloverschrijding, dan heeft die alleen betrekking op de hypotheekstelling ten behoeve van eventuele schulden van [M] persoonlijk. Daarmee blijft de hypotheekstelling ten behoeve van schulden van [X] onaangetast. Er is geen onverbrekelijk verband tussen de hypotheekstelling voor eventuele schulden van [M] persoonlijk en die ten behoeve van schulden van
[X]
3.4.
Hetzelfde geldt voor de stelling van de curator en Sama dat de overeenkomst van geldlening nietig is, omdat de door artikel 1:88 BW daarvoor vereiste toestemming van de echtgenote van [M] ontbreekt en zij daarom de nietigheid van de lening heeft ingeroepen. Die toestemming was niet nodig, omdat de aan [X] verstrekte financiering, waarvoor [M] persoonlijk zich als hoofdelijk medeschuldenaar heeft verbonden, een financiering betrof in het kader van de normale bedrijfsuitoefening van [X] [M] is bestuurder en (indirect) 100% aandeelhouder [X] Aan de eisen van artikel 1:88 lid 5 BW is voldaan.
3.5.
Bovendien geldt ook hier dat aantastbaarheid van de overeenkomst van geldlening aan [M] persoonlijk geen gevolgen heeft, noch behoort te hebben, voor de geldigheid van de financiering van het bedrijfspand van [X] Tussen die twee contractuele relaties bestaat geen onverbrekelijke samenhang in de zin van artikel 3:41 BW, die zou meebrengen dat nietigheid van de ene noodzakelijkerwijze ook leidt tot nietigheid van de andere.
De curator en Sama3.6. De curator en Sama nemen in deze procedure hetzelfde standpunt in. Zij stellen dat uit de akte betreffende de hypotheekstelling blijkt dat zowel wanneer [X] als wanneer [M] persoonlijk in verzuim is met de voldoening van enige betalingsverplichting, Volksbank het recht van executie heeft, ongeacht de aard van de schuld.
3.7.
De hypotheek is namelijk blijkens die akte verleend tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de bank van deze debiteuren te vorderen heeft of mocht hebben uit hoofde van verstrekte en/of alsnog te verstrekken geldleningen, en dus ook voor hetgeen [M] nu of in de toekomst privé aan Volksbank schuldig is.
3.8.
Echter: het verstrekken van een recht van hypotheek op onroerende zaken van [X] tot zekerheid van al hetgeen een bank nu of in de toekomst uit welken hoofde dan ook te vorderen heeft van de directeur van de vennootschap in privé, is niet opgenomen in de doelomschrijving van [X]
3.9.
De curator heeft de rechtshandeling, waarmee [X] zekerheid heeft verstrekt, daarom op goede gronden vernietigd. Als gevolg daarvan schuift het hypotheekrecht van Sama op in rang.
3.10.
Uit artikel 9 van de leningsovereenkomst blijkt dat [M] met het aangaan van die overeenkomst in privé zich hoofdelijk heeft verbonden tot nakoming van de gehele schuld, die werd aangegaan door [X] Daarmee valt deze rechtshandeling onder het bereik van artikel 1:88 BW. Daarom was voor het aangaan van die rechtshandeling toestemming nodig van de echtgenote van [M]. Zij heeft die toestemming echter niet gegeven.
3.11.
Op grond van het voorgaande maakt Sama aanspraak op de executieopbrengst tot het bedrag van haar recht van tweede hypotheek. De curator maakt namens de boedel aanspraak op het restant.
3.12.
Bij conclusie van antwoord (randnummer 6.8.) heeft de curator nog gevorderd om de hypotheekakte te vernietigen op grond van dwaling voor wat betreft het vestigen van de hypotheek op het bedrijfspand, nu [X] bij het aangaan van de overeenkomst van geldlening een onjuiste voorstelling van zaken heeft gehad, die is veroorzaakt door een inlichting van Volksbank.
3.13.
Immers, aldus de curator, op grond van de
overeenkomst van geldleninghoefde [X] niet anders te verwachten dan dat zij slechts hypotheek zou stellen voor hetgeen zij verschuldigd was uit hoofde van die overeenkomst van geldlening. De
hypotheekaktehoudt echter onder meer (zakelijk) in, dat [X] daarbij zekerheid stelde voor
alleschulden aan Volksbank van zowel [X] als van [M] persoonlijk. Op dit punt rustte op Volksbank een mededelingsplicht, die zij echter heeft verzaakt.
3.14.
De curator kan echter in die eis in dit geding niet worden ontvangen, omdat de onderhavige procedure alleen strekt tot bepaling, aan wie de opbrengst van de onderhandse executieverkoop van voormelde onroerende zaak ad € 1.225.000,- behoort te worden afgedragen.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank deelt het standpunt van Volksbank, dat haar aanspraak op de executieopbrengst van het bedrijfspand niet teniet is gegaan noch als gevolg van nietigheid van de hypotheekstelling wegens doeloverschrijding, omdat de statuten van
[X] niet zouden toestaan dat de B.V. zekerheid zou stellen voor schulden van (haar directeur) [M] persoonlijk, noch als gevolg van het ontbreken van toestemming van diens echtgenote ex artikel 1:88 BW.
4.2.
Anders dan Sama en de curator ziet de rechtbank (binnen het beperkte kader van dit geding) geen gegronde reden om te oordelen dat de curator op 26 november 2013 de rechtshandeling van [X], bestaande in het verstrekken aan Volksbank van een recht van eerste hypotheek op het bedrijfspand, terecht en op goede gronden heeft vernietigd, en dat dit tot gevolg heeft gehad dat Volksbank niet meer als eerste hypotheekhoudster aanspraak kan doen gelden op de executieopbrengst.
4.3.
De door de curator en Sama gestelde doeloverschrijding zou voor het onderhavige geding van belang kunnen zijn, als [X] daadwerkelijk zou worden aangesproken voor een (of meer) door [M] persoonlijk in strijd met de belangen van [X] aangegane schuld(en). Zo’n concrete situatie is echter in dit geding niet gesteld.
4.4.
In dit geval is materieel slechts relevant dat Volksbank de aankoop van een bedrijfspand door [X] heeft gefinancierd, dat zij tot zekerheid van die financiering een recht van eerste hypotheek op dat aangekochte pand heeft gevestigd, en dat zij haar opeisbaar geworden vordering tot terugbetaling van die lening nu wil verhalen op (de executieopbrengst van) datzelfde pand.
4.5.
Het gaat hier om een gangbare methode van financiering van de aanschaf van een onroerend bedrijfsactief, waarbij de rechtbank niet is gebleken van enig onbehoorlijk handelen van de bank, en met name niet van enig misbruik van recht. Aan de omstandigheid, dat de hypotheekakte ruimer is geformuleerd dan de bijbehorende overeenkomst van geldlening, behoort onder de concrete omstandigheden van dit geval geen doorslaggevende betekenis te worden toegekend.
4.6.
De vernietiging van de door [M] persoonlijk aangegane leningsovereenkomst met hypotheekstelling door zijn echtgenote op grond van artikel 1:88 BW kan de curator en Sama in dit geding ook niet baten, omdat deze niet in een onverbrekelijk verband staat met de aanspraak van Volksbank in de zin van artikel 3:41 BW.
4.7.
Immers, een succesvol beroep op artikel 1:88 BW kan [M] en diens echtgenote weliswaar beschermen tegen persoonlijke financiële aanspraken van de Volksbank, maar behoeft daarbij niet in de weg te staan aan een normale afwikkeling van de eerste hypotheek op het bedrijfspand van [X] De door artikel 1:88 BW te beschermen belangen van [M] persoonlijk en van diens echtgenote worden, naar valt aan te nemen, door de afwikkeling van die hypotheek niet geschaad. Het tegendeel is ook niet gesteld.
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat de opbrengst van € 1.225.000,- van de onderhandse executieverkoop van de onroerende zaak aan de [adressen] te [plaats], kadastraal bekend als [plaats], Sectie [Z], nummer [xxxx], geheel toekomt en behoort te worden afgedragen aan Volksbank, in mindering op haar door eerste hypotheek gedekte vordering van € 1.409.255,61. De door de curator en Sama ingebrachte bezwaren kunnen verder onbesproken blijven.
4.9.
De rechtbank ziet geen gegronde reden om, zoals zijdens de curator en Sama is bepleit, af te zien van uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dit vonnis. Er is niet gesteld op grond waarvan redelijkerwijs kan worden gevreesd voor een restitutierisico aan de zijde van Volksbank.
4.10.
De rechtbank zal de curator en Sama, die in deze procedure gelijke standpunten hebben ingenomen, hoofdelijk veroordelen in de door Volksbank gemaakte proceskosten. Het salaris zal worden begroot op basis van twee punten, gezien de omvang van de al voor de rolverwijzing verrichte werkzaamheden.

5.De beslissing

De rechtbank:
I. Bepaalt dat de opbrengst van € 1.225.000,- van de onderhandse executieverkoop van de onroerende zaak aan de [adressen] te [plaats], kadastraal bekend als [plaats], Sectie [Z], nummer [xxxx], geheel toekomt en behoort te worden afgedragen aan Volksbank, in mindering op haar door eerste hypotheek gedekte vordering van € 1.409.255,61.
II. Veroordeelt de curator en Sama hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Volksbank tot deze uitspraak begroot op € 608,- voor verschotten (griffierecht) en op
€ 6.422,- voor salaris van haar advocaat (twee punten, Tarief VIII).
III. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mrs. Hangelbroek, Alers en Lorist, en op
20 augustus 2014 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.