ECLI:NL:RBOVE:2014:5227

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 oktober 2014
Publicatiedatum
3 oktober 2014
Zaaknummer
08/900009-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van leden van een criminele organisatie voor oplichting en diefstal van ouderen

Op 3 oktober 2014 heeft de Rechtbank Overijssel zeven leden van een criminele organisatie veroordeeld tot gevangenisstraffen van twee tot vier jaar. De organisatie was betrokken bij een reeks diefstallen, voornamelijk gericht op (hoog)bejaarde slachtoffers, waarbij gebruik werd gemaakt van babbeltrucs om pinpassen, sieraden en contant geld te stelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig hadden gemaakt aan oplichting en diefstal, met een totale schade van bijna 400.000 euro aan gestolen sieraden die witgewassen werden bij goudinkopers. De rechtbank heeft de rol van de verdachten in de criminele organisatie vastgesteld, waarbij zij een coördinerende en initiërende rol vervulden in de gepleegde misdrijven. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen, waarbij ook schadevergoedingen aan de benadeelde partijen zijn toegewezen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien de kwetsbaarheid van de slachtoffers, en heeft de straffen in overeenstemming met de aard van de gepleegde misdrijven opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/900009-12
Datum vonnis: 3 oktober 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte 1],
geboren op [geboortedag] 1973 in [geboorteplaats] (Italië),
wonende in [woonplaats], [adres 1],
thans u.a.h. verblijvende in P.I. Flevoland, HvB Lelystad.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17 september 2013 en 2 september 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mevrouw mr. M.M. Brunsveld en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. A.J.M. Bommer, advocaat te Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in de periode van 17 april 2012 tot en met 25 april 2012 in de gemeente Enschede en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) KPN, heeft bewogen tot de afgifte van vier mobiele telefoons (Samsung Galaxy SlI) (aan-023-01), en/of in elk geval (telkens) van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven — opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een order geplaatst als ware deze afkomstig van het bedrijf [bedrijf 1] BV en/of waarbij [naam 1] als contactpersoon werd opgegeven in bezit van een rijbewijs met rijbewijsnummer [rijbewijsnummer], en/of waardoor KPN (telkens) werd bewogen tot bovengenoemde afgifte;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 18 april 2012 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk vier mobiele telefoons (Samsung Galaxy SlI), geheel of ten dele toebehorende aan KPN, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welke telefoon(s) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als besteller en/of niet betalende koper van die telefoon(s), onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëingend.
2.
hij op of omstreeks 23 oktober 2012 te Schiedam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer siera(a)d(en) en/of zonnebril(len), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 23 oktober 2012 te Schiedam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een/of meer siera(a)d(en) en/of zonnebril(len) heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die siera(a)d(en) en/of zonnebril(len) wist(en) dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 23 oktober 2012 te Schiedam, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen en/of goederen en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers is verdachte met zijn auto met hoge snelheid op die [slachtoffer 2] is ingereden;
4.
hij op een of meet verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 4 juni 2013 in de gemeente Enschede en/of elders in Nederland en/of Duitsland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande onder meet uit [verdachte 3] en/of [verdachte 2] en/of [verdachte 4] en/of [verdachte 5] en/of [verdachte 6] en/of [verdachte 7] en/of [verdachte 8] en/of een of meet ander(en), welke Organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- gekwalificeerde diefstal zoals bedoeld in artikel 311 Wetboek van
Strafrecht, en/of
- gewoontewitwassen en/of witwassen zoals bedoeld in (de) artikel(en) 42Oter
en/of 42Obis Wetboek van Strafrecht;
5.
hij op of omstreeks 1 oktober 2012 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 1 oktober 2012 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3], heeft bewogen tot de afgifte van een ban kpas en/of pincode in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven — opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een medewerker van woningbouwvereniging Alliantie en/of (vervolgens) ten overstaan met die [slachtoffer 3] heeft gebeld met het “kantoor” en in dat gesprek meedeelde dat de lekkage nu echt moest worden verholpen en/of aan die [slachtoffer 3] meegedeeld dat hij een rekening zou krijgen voor de reparatiewerkzaamheden en dat daarvoor zij het bankrekeningnummer of gironummer nodig hadden en/of dat woningbouwvereniging Alliantie dan de kosten terug zou storten en/of aan die [slachtoffer 3] een briefje heeft/hebben overhandigd waarop was vermeld wanneer de reparaties zouden plaatsvinden, waardoor die [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovengenoemde afgifte;
6.
hij op of omstreeks 1 oktober 2012 te Oosterbeek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
7.
hij op of omstreeks 27 april 2011 in te Ahaus (Duitsland) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening in/uit een pinautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 500 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of dhet weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
8.
hij op of omstreeks 27 april 2011 in te Ahaus (Duitsland) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening in/uit een pinautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 500 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of dhet weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen acht, gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Daarnaast heeft zij toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] gevorderd, tot respectievelijk een bedrag van € 300,-, € 150,- en € 150,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk te verklaren, alsmede verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen zoals vermeld op de beslaglijst onder de nummers 1 t/m 8.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezen verklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd - overeenkomstig de inhoud van het aan de rechtbank overgelegde schriftelijk requisitoir - verdachte te veroordelen ter zake het onder
1 primair, 2 primair, 3, 4, 5 primair, 6, 7 en 8 tenlastegelegde.
De raadsman van verdachte heeft zich - overeenkomstig de inhoud van de door hem aan de rechtbank overgelegde schriftelijke pleitnota - op het standpunt gesteld dat verdachte integraal van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Feit 1: oplichting dan wel heling van vier Samsung Galaxy SII telefoons
Volgens de officier van justitie kan de onder feit 1 primair ten laste gelegde oplichting, wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting dan wel heling. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van feit 1 primair en subsidiair.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich in de periode van 17 tot en met 18 april 2012 heeft schuldig gemaakt aan de onder feit 1 primair ten laste gelegde oplichting. Het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien. De rechtbank overweegt daartoe verder nog als volgt.
Namens [bedrijf 1] B.V. is op 17 april 2012 bij KPN in Enschede een order geplaatst voor vier nieuwe zakelijke GSM-abonnementen en vier Samsung Galaxy SII mobiele telefoons. Als vestigingsadres van [bedrijf 1] B.V. is opgegeven [adres 2] in [woonplaats], terwijl het bedrijf officieel gevestigd is aan de [adres 3] in [plaats 1]. Als contactpersoon werd opgegeven [naam 1], geboortedatum [geboortedag] 1973, waarbij de persoon zich legitimeerde met een rijbewijs met nummer [rijbewijsnummer]. Bedoelde geboortedatum en rijbewijsnummer zijn identiek aan die van de verdachte. [naam 1] zou bereikbaar zijn op telefoonnummer
[telefoonnummer]. Dit nummer staat op naam van medeverdachte [verdachte 5], de echtgenote van verdachte. Verdachte heeft dit telefoonnummer naar eigen zeggen in gebruik, hetgeen tijdens het onderzoek bevestigd wordt wanneer dit nummer door het onderzoeksteam wordt afgeluisterd. Op 18 april 2012 zijn bedoelde Samsung-telefoons door middel van een “Delivery Plus zending” afgeleverd op het adres [adres 2] in [woonplaats], het toenmalige verblijfadres van verdachte. Een “Delivery Plus zending” houdt in dat de koerier de goederen alleen mag afgeven aan de persoon die genoemd is in de order en als deze persoon zich legitimeert met het legitimatiebewijs zoals dit is opgegeven bij het plaatsen van de order. Van het legitimatiebewijs is door de koerier een foto gemaakt. Hoewel deze foto vrijwel onleesbare gegevens toont, kan het gelet op voornoemde procedure niet anders dan dat dit het rijbewijs is van de in de order vermeldde [verdachte 1], [adres 2], [woonplaats], zijnde de verdachte. Verder komt het uiterlijk van de persoon op de foto van het legitimatiebewijs overeen met de zich in het dossier bevindende foto van verdachte uit de politiedocumentatie. De afgeleverde telefoons zijn diezelfde dag voor een bedrag van € 1.200,- verkocht aan telefoonwinkel GSM-fan in Enschede.
De rechtbank leidt uit voornoemde bewijsmiddelen af, in onderling verband en samenhang bezien, dat het verdachte is geweest die, in de periode van 17 april 2012 tot en met 18 april 2012, met het oogmerk zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid, KPN heeft bewogen tot afgifte van vier mobiele Samsung Galaxy SII telefoons.
Feit 2: diefstal (Schiedam)
Volgens de officier van justitie kan de onder 2 ten laste gelegde diefstal in vereniging, wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, al dan niet in vereniging. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 2 ten laste gelegde diefstal in vereniging .
De rechtbank neemt hierbij als uitgangspunt de aangifte van mevrouw [slachtoffer 1], geboren op [geboortedag] 1928, waaruit blijkt dat er op 23 oktober 2012 omstreeks 19.45 uur bij haar woning is aangebeld. Als zij de deur opent ziet zij een man, die zichzelf introduceert als “recherche”, achter de man staat op de trap nog een vrouw. De man overhandigt haar papieren en vraagt haar of ze even mee wil komen omdat er schade aan haar auto zou zijn. Aangeefster loopt met de man mee. Eenmaal buiten ziet ze dat haar auto inderdaad schade heeft. Ook ziet ze de vrouw, die ze eerder op de trap heeft gezien, weer langs lopen. Kort daarop rondt de “man van de recherche” het gesprek af. Zodra aangeefster weer in haar woning is, bemerkt ze dat de gouden sieraden, die ze die dag om had, niet meer in het schaaltje in de keuken liggen. Ook zijn dure zonnebrillen en kleding verdwenen. Nadat aangeefster de politie heeft gebeld en verbalisanten bij haar in de woning zijn gearriveerd wordt via de intercom aangebeld. Als een verbalisant naar beneden gaat ziet hij een man die qua signalement lijkt op de man die aangeefster eerder heeft beschreven. De man gaat er, bij het zien van de politie, vandoor en rijdt weg in een donkere auto, naar later blijkt een Volvo.
Na een achtervolging door een motoragent, waarbij ook geschoten wordt, raakt de Volvo zodanig beschadigd dat verder rijden onmogelijk is en wordt verdachte nabij een tankstation aangehouden. In de auto worden goederen aangetroffen die door aangeefster worden herkend als haar eigendom.
Ook wordt een kladblok in de auto aangetroffen waarop een doordruk te zien is van een tekst bestaande uit onder meer het kenteken van de auto van het slachtoffer. Even later worden ook twee vrouwelijke verdachten aangehouden die zich, na uit de gecrashte Volvo gevlucht te zijn, in de auto van een klant van het tankstation hebben verstopt. Naar later blijkt zijn dit medeverdachten [betrokkene 1] en [verdachte 8].
De lezing van aangeefster wordt in hoofdlijnen ondersteund de verklaring van getuige [getuige 1], een overbuurman van aangeefster. De getuige heeft die dag vier personen uit een auto zien stappen. Het zou gaan om een man, een vrouw en twee kinderen. De man schreef iets op een stuk papier. Een kwartier later ziet de getuige de man terugkomen met een vrouw die hij herkent als zijn overbuurvrouw. De man wijst naar de achterkant van haar auto en zegt “dat de hele kant gespoten moet worden”. De getuige ziet een van de kinderen naar de man lopen en iets tegen hem zeggen. De man wijst naar de zwarte auto. Daarop pakt het kind een zwarte handschoen uit de auto en maakt het handvat van de bijrijdersdeur van de auto van aangeefster schoon. Vervolgens komen de vrouw en het andere kind aanlopen. De vrouw heeft een tas in haar hand. De man en het kind stappen in de auto en rijden weg. Ze stoppen even kort om de vrouw en het andere kind te laten instappen.
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat de getuigenverklaring ondeugdelijk is nu hij spreekt over een man, vrouw en ‘twee kinderen’, overweegt de rechtbank dat uit het dossier
blijkt dat [betrokkene 1] en [verdachte 8] kleine en tengere vrouwen zijn die gemakkelijk veel jonger kunnen worden ingeschat, zodat het gegeven dat zij door de getuige als ‘kinderen’ worden omschreven niet aan een bewezenverklaring in de weg staat.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande, en meer in het bijzonder gelet op het korte tijdsbestek tussen de diefstal en de aanhouding van de verdachten, na een wilde achtervolging waarbij de vluchtauto niet uit het zicht van de politie is geweest, de verklaringen van de getuigen en de in de Volvo aangetroffen voorwerpen - te weten het kladblok met een doordruk van het aan aangeefster door de dader overhandigde briefje, de zwarte wollen handschoen, waarmee mogelijk vingerafdrukken van verdachte zijn weggepoetst, en de van aangeefster gestolen goederen - dat verdachte zich samen met [betrokkene 1] en [verdachte 8], schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal.
De rechtbank heeft daarbij ook in haar overwegingen betrokken dat verdachte en zijn medeverdachten er kennelijk voor gekozen hebben om voor de hierboven beschreven feiten en omstandigheden die, op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd naar het oordeel van de rechtbank redengevend moeten worden geacht voor het bewijs van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring te geven.
Feit 3: bedreiging van motoragent [slachtoffer 2]
Volgens de officier van justitie kan de onder 3 ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van motoragent [slachtoffer 2]. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van feit 3.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De in het dossier aanwezige verklaringen van onder meer de verdachte, medeverdachten, de bij het incident betrokken motoragent en de andere verbalisant lopen dermate uiteen dat er teveel onduidelijk is met betrekking tot de positie van de motor en de Volvo ten opzichte van elkaar en de snelheid waarmee de Volvo van verdachte reed. De rechtbank kan daarom niet vaststellen of bij verbalisant [slachtoffer 2] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij door het handelen van verdachte zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen dan wel het leven zou kunnen verliezen en zal verdachte daarom vrijspreken van de onder 3 ten laste gelegde bedreiging.
Feit 4: deelneming aan een criminele organisatie
Juridisch kader
Van een organisatie is sprake bij een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte en tenminste één andere persoon. Om te kunnen vaststellen of verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) dient de rechtbank derhalve te bezien of sprake is geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband, waarin de deelnemers in een zekere duurzame onderlinge samenwerking participeerden.
Vast moet komen te staan dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft,
waaronder ook het naaste doel van de organisatie wordt gerekend, dat wil zeggen dat de feitelijke werkzaamheden van de organisatie op het plegen van misdrijven gericht dienen te zijn. Het oogmerk is niet gekoppeld aan een bepaalde gedraging, maar moet aanwezig zijn bij de organisatie waaraan wordt deelgenomen. Het gaat daarbij niet om het oogmerk bij de afzonderlijke leden van de organisatie, maar om het oogmerk van het samenwerkingsverband als geheel.
Daarnaast moet de verdachte een aandeel hebben in het samenwerkingsverband dan wel moet de verdachte de gedragingen ondersteunen, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Tot slot moet bewezen kunnen worden dat de verdachte opzet had op het deelnemen aan de organisatie. Voldoende daarvoor is dat de verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk had. Wetenschap of een andere vorm van opzet ten aanzien van één of meer concrete misdrijven is niet noodzakelijk.
Niet is vereist dat vast komt te staan dat een persoon, om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, moet hebben samengewerkt, althans bekend moet zijn geweest, met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds hetzelfde is. Uit de jurisprudentie betreffende de Hofstad-groep (HR 2 februari 2010, LJN BK 5193) volgt dat ook in geval niet is gebleken van het bestaan van gemeenschappelijke regels, een bepaalde hiërarchie en een daaruit voortvloeiende druk om zich aan de regels te houden, sprake kan zijn van een organisatie in de zin van artikel 140 Sr.
Bij de beoordeling van de vraag of er in de onderhavige zaak sprake is geweest van een criminele organisatie en of verdachte daaraan heeft deelgenomen, overweegt de rechtbank als volgt.
Aanleiding
In 2011 is door verschillende politieregio’s onderzoek gedaan naar een mogelijke criminele organisatie die, in wisselende samenstellingen, verantwoordelijk zou zijn voor inbraken en insluipingen bij ouderen door middel van een babbeltruc. Deze inbraken en insluipingen vonden plaats in Nederland, Duitsland en België. Naar dit samenwerkingsverband is een grootschalig opsporingsonderzoek ingesteld, genaamd Ginaf. Tijdens het Ginaf-onderzoek zijn telefoongesprekken, gevoerd via de telefoons van meerdere personen, afgeluisterd en opgenomen. Verder zijn de mastgegevens van de telefoons van de verdachten in kaart gebracht. Ook zijn camera-observaties uitgevoerd en zijn camerabeelden uitgekeken van camera’s gericht op geldautomaten. Ook zijn getuigen, waaronder katvangers, goudinkopers en medewerkers van Cash Converters, gehoord.
Handelwijze organisatie
De rechtbank acht op basis van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen een groep personen met een zekere organisatiegraad, waarbij de organisatie en daarmee verdachte en anderen zowel (gekwalificeerde) diefstallen als gewoontewitwassen tot oogmerk hadden. Er was steeds sprake van dezelfde werkwijze, namelijk het aanspreken en afleiden van de slachtoffers, terwijl een ander of anderen de woning doorzocht(en). Was er niemand thuis dan werd er ingebroken. De buit bestond voornamelijk uit contant geld, bankpasjes en sieraden. De slachtoffers werden, als de pincode al niet bij de diefstal zelf was bekend geworden, nadien gebeld om de pincodes van de bankpassen te achterhalen, waarbij de beller zich voordeed als bank- of politiemedewerker. Met de gestolen bankpassen werd vervolgens, al dan niet met behulp van katvangers, geld opgenomen in Nederland en Duitsland, waarbij het opvallend was dat regelmatig dezelfde geldautomaten werden gebruikt. Er waren auto’s beschikbaar om bij de slachtoffers thuis te komen. Deze voertuigen stonden in veel gevallen op naam van andere mensen (katvangers), zodat de voertuigen niet te linken zijn aan de insluipers. Ook werd in de genoemde periode door diverse leden die tot deze groep behoorden grote hoeveelheden uit misdrijf afkomstige (gouden) sieraden en munten verkocht aan onder meer de firma [bedrijf 2] en beleend bij Cash Converters in Enschede.
Onderlinge contacten en sluiertaal
In de ten laste gelegde periode is gebleken van veelvuldige telefonische contacten tussen de verdachten onderling. De rechtbank constateert dat deze telefonische contacten onder andere betrekking hadden op afspraken omtrent de diefstallen en het gewoontewitwassen. Deze interpretatie is gerechtvaardigd nu vaststaat dat in genoemde telefonische contacten tussen verdachten onderling in versluierde taal werd gesproken. Zo werd er onder meer op
1 oktober 2012 om 11:43:41 uur door [verdachte 7] tegen [verdachte 8] over “kun je van mama datgene meenemen waar je ermee kan praten” gesproken en werd op 2 oktober 2012 om 20:04:36 uur door [verdachte 8] gesproken over “weet je nog dat een
nn-vrouw heeft verteld, dat er een hamburger in de la lag, we zijn dat gaan kopen en vonden geen andere hamburgers”, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank - in samenhang met de aangiftes, telecomgegevens, camerabeelden en observaties - duidt op het ophalen van portofoons voorafgaand aan een tweetal insluipingen en op het niet aantreffen van de beoogde buit. De verdachten hebben geen, dan wel geen geloofwaardige alternatieve verklaring gegeven voor dit taalgebruik.
Aannemelijk is dat verdachten in de telefonische contacten willens en wetens verhullende taal hebben gebezigd en daarover kennelijk ook onderling afspraken hebben gemaakt. Zo blijkt bijvoorbeeld uit afgeluisterde telefoongesprekken, weergegeven in zaaksdossier 021, op de pagina’s 5819 e.v. dat [verdachte 1] op de vraag waar hij is zegt: “Ik mag niet zeggen waar ik ben”. Een medeverdachte, die het gesprek overneemt zegt op de herhaalde vraag: “waar ben je”: “Hier buiten, maar ik kan nu niet praten”. Op pagina 5820 zegt [verdachte 1] op de vraag waarom hij de telefoon niet opnam: “omdat ik buiten ben”, en “omdat ik bij de mensen was”. Kennelijk is dat bij leden of gelieerden aan de criminele groepering een voldoende verklaring voor het niet opnemen van de telefoon.
Verder constateert de rechtbank dat in een enkel telefonische contact, kennelijk in strijd met de gemaakte afspraken en/of geldende mores, over het verhullend taalgebruik bij telefoongesprekken, ook direct gevraagd wordt of een ander mee gaat stelen. Op 18 september 2012 om 19.47 uur werd door [verdachte 1] gesproken met een NN-vrouw en gevraagd (letterlijk vertaald) : "Ga we stelen"? NN- vrouw antwoordt: "Morgen om 10 of 11".
Voor een volledig overzicht van de telefonische contacten die duiden op het bestaan van een criminele organisatie en aanwijzingen bevatten voor het criminele oogmerk van de organisatie volstaat de rechtbank op deze plaats met verwijzing naar de paragrafen 4.9.1. tot en met 4.9.11 van zaaksdossier 37.
Werkauto’s en katvangers
Bij de inbraken en insluipingen is gebruik gemaakt van verschillende voertuigen, zogenoemde ‘werkauto’s’ die in ruil voor geld of cocaïne op naam van katvangers werden gezet. Dit waren vaak personen die in een afhankelijkheidsrelatie stonden tot de dadergroep, zoals veelplegers, drugsverslaafden en alcoholisten. De katvangers werden ook vaak gebruikt om geld te pinnen met de gestolen bankpassen. Een aantal van deze ‘katvangers’ waaronder [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5], heeft bij de politie voor de verdachten belastende verklaringen afgelegd. Verder heeft een medewerkster van het postkantoor verklaard dat een aantal verdachten op het postkantoor komt om tegen betaling kentekens op naam van katvangers te zetten. Ook hadden de verdachten zelf vaak kortdurend meer kentekens op naam staan, waarvan de eigendom niet uit (toereikende) legale inkomstenbronnen kan worden verklaard.
Gebruik van portofoons en valse identiteiten
Er werd bij het plegen van de inbraken en insluipingen een opvallend gebruik gemaakt van portofoons, vaak van het merk Alecto. Deze portofoons zijn bij aanhoudingen en controles veelvuldig aangetroffen in de auto van de verdachten. Het is een feit van algemene bekendheid dat, in tegenstelling tot mobiele telefoons, portofoons niet kunnen worden getapt of getraceerd. Ook maakten leden van de dadergroep regelmatig gebruik van rekwisieten (mutsen, sjaals, brillen etcetera) en werd er met valse identiteiten gewerkt.
Inleveren sieraden:
Uit de verstrekte registratielijsten van firma [bedrijf 2] in [plaats 1] blijkt dat in de periode van 1 januari 2011 tot 16 mei 2013 voor een bedrag van ongeveer € 328.000,-- aan (gouden) sieraden is ingeleverd door de leden van de Ginaf-groep dan wel hun familieleden of katvangers. Uit de administratie van Cash Converters in Enschede blijkt dat Cash Converters in de periode van 16 januari 2012 tot 30 juli 2013 na belening van met name sieraden voor een bedrag van € 55.722,01 aan de Ginaf groep heeft betaald. De medewerkers van firma [bedrijf 2] en Cash Converters bevestigen dat de verdachten op grote schaal sieraden inleverden.
Leden van het georganiseerd verband en rolverdeling
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een georganiseerd verband tussen
de verdachten. Binnen deze organisatie vervulde iedere deelnemer gedurende langere tijd en structureel zijn eigen rol.
Duurzaamheid
Het georganiseerd verband was duurzaam van aard nu deze dadergroep zich - in ieder geval - gedurende de ten laste gelegde periode op de hierboven omschreven wijze bij herhaling heeft schuldig gemaakt aan gekwalificeerde diefstallen en gewoontewitwassen.
Rol van verdachte
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, in onderlinge samenhang en in verband bezien met de overige bewijsmiddelen zoals vermeld in dit vonnis, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte in de periode van 1 januari 2011 tot en met 4 juni 2013 heeft deelgenomen aan de hiervoor omschreven criminele organisatie.
Verdachte heeft een aandeel gehad en gedragingen ondersteund die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het criminele oogmerk van de criminele organisatie. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat verdachte binnen de criminele organisatie een initiërende en sturende rol heeft vervuld. Met deze handelingen heeft verdachte een substantiële bijdrage geleverd aan gedragingen die rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140 Sr bedoelde oogmerk tot het plegen van misdrijven.
Feiten 5 en 6: diefstallen in Almere en Oosterbeek
Gelet op de samenhang zal de rechtbank deze feiten gezamenlijk bespreken.
Volgens de officier van justitie kunnen de onder 5 en 6 ten laste gelegde diefstallen in vereniging, wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstallen dan wel aan oplichting, al dan niet in vereniging. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van feit
5 primair en subsidiair en van feit 6.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich samen met anderen zowel in Almere als in Oosterbeek schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een pinpas.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Almere
Aangever [slachtoffer 3], geboren op [geboortedag] 1920, heeft verklaard dat er op 1 oktober 2012 omstreeks 13.00 uur bij zijn woning in [plaats 2] is aangebeld. Als aangever de deur opent ziet hij een man, die vertelt dat hij van woningbouwvereniging Alliantie is. De man vraagt of de buren wel eens overlast veroorzaken. Aangever antwoordt ontkennend, maar vertelt dat hij wel al enige tijd last heeft van lekkage in de schuur. Daarop loopt hij samen met de man via de woonkamer naar de schuur. De man pakt zijn mobiele telefoon en belt naar het lijkt “met kantoor”. Hij zegt aangever dat de lekkage die week nog gerepareerd zal worden. Opeens komt er een vrouw binnen die “oh ben je hier” tegen de man zegt. Als de vrouw aangever in verband met het terugstorten van de reparatiekosten vraagt om zijn bank- of gironummer, overhandigt aangever haar zijn bankpas. De volgende dag bemerkt aangever dat hij zijn bankpas kwijt is. Navraag bij de ING-bank wijst uit dat bij pinautomaten in Nederland en Duitsland in totaal € 3.000,- van zijn rekening is afgeschreven.
Getuige [getuige 2] bevestigt de lezing van aangever op onderdelen en heeft tussen 13.30 en 14.00 uur twee meisjes uit de woning van aangever zien komen. Hij zag dat de meisjes in de portiek van zijn voordeur gingen staan en na ongeveer 1 minuut weer naar de woning van aangever renden en naar binnen gingen. Na een paar minuten kwam één van de meisjes samen met een man uit de woning en stapten beiden in een Mazda. De getuige beschrijft de man als een man met een normaal postuur van 1.90 meter lang, met zwart lang haar en 30-40 jaar oud. De man droeg volgens de getuige een lange zwarte leren jas tot over de knie.
De meisjes waren volgens de getuige ongeveer 18 jaar oud, 1.70 meter lang en hadden een smal postuur. Ze droegen allebei een witte broek en een zwarte jas.
Oosterbeek
Aangever [slachtoffer 4], geboren op [geboortedag] 1926, heeft verklaard dat op 1 oktober 2012, omstreeks 21.30 uur de verlichting rondom zijn woning in [plaats 3] aan ging en hij een man in zijn tuin zag lopen. De man vertelde dat zijn auto zonder benzine stond en vroeg aangever of hij even van zijn telefoon gebruik mocht maken. Daarop liep aangever met de man via de garage zijn woning in. De man bleef vervolgens in de werkkamer van de aangever achter om te bellen. Kort daarna werd er aangebeld door een vrouw die zich voorstelde als de dochter van de man. Ze vertelde dat ze Italiaans sprak en een handigheidje wist om cijfercombinaties te houden. Daarop vroeg ze aangever naar zijn pincode. Toen aangever haar de code liet zien, schreef zij deze op en schreef ze boven de getallen allerlei tekens. Nadat de man opnieuw de woonkamer in kwam lopen en zei ‘het is gelukt’, verliet het stel haastig de woning. Later op de avond kreeg aangever het vermoeden dat er iets niet pluis was en bleek zijn bankpas te zijn verdwenen. Als aangever contact opneemt met de ING-bank blijkt er een bedrag van € 1.750,- van zijn rekening te zijn afgeschreven.
De verklaring van aangever wordt in grote lijnen ondersteund door een buurman, die heeft verklaard dat hij die dag omstreeks 21.35 uur een auto hoorde stoppen en een man heeft zien lopen in de tuin van aangever. Omstreeks 22:10 is hij naar de betreffende auto gelopen en heeft hij het kenteken, [kenteken 1], genoteerd. Even later zag deze buurman een man en daarachter twee personen richting de groene auto lopen. Omdat ze klein van stuk waren dacht de buurman dat de twee personen kinderen waren. Uit camerabeelden van de Faberstraat in Enschede van die ochtend blijkt dat een persoon die voldoet aan het signalement van verdachte in een auto met dat kenteken wegreed.
Om 16:52 uur wordt met de gestolen bankpas uit Almere geld opgenomen in Amsterdam en om 19:10 uur in Maarssen. Later die avond wordt met de in Oosterbeek gestolen pas om 22.26 uur geld opgenomen bij de ING-bank en om 22.28 uur bij de Rabobank in het nabijgelegen Doorwerth. Vervolgens is met de gestolen bankpas uit Almere om respectievelijk 23:05 bij de Sparkasse en om 23:17 uur bij de Volksbank in Kranenburg/Kleve gepind. Met de gestolen bankpas uit Oosterbeek is om respectievelijk 23:07 uur geld opgenomen bij de Sparkasse en om 23:18 uur bij de Volksbank in Kranenburg/Kleve. Aansluitend is op 2 oktober 2012 om 00:08 uur bij de ING-bank aan de Van Schevichavenstraat in Nijmegen en om 00:12 uur bij de Rabobank aan het Keizer Karelplein in Nijmegen opnieuw met de in Almere gestolen pas geld opgenomen.
Uit peilbakengegevens blijkt dat de gsm-telefoon met nummer [telefoonnummer], die op naam van verdachte’s levenspartner [verdachte 5] staat, maar die dag in gebruik is bij verdachte, op 1 oktober 2012 vanuit Enschede naar Almere is gereden en op de door aangevers genoemde tijdstippen nabij de plaatsen delict in Almere en Oosterbeek is geweest als ook nabij de geldautomaten in Amsterdam, Maarssen en Doorwerth op de momenten dat er met de gestolen bankpassen geld is opgenomen.
De betrokkenheid van verdachte, [verdachte 7] en [verdachte 8] bij de diefstallen van een bankpas in Almere en Oosterbeek, blijkt naar het oordeel van de rechtbank, in onderling verband en samenhang bezien, uit de aangiftes en getuigenverklaringen, cameraobservatie, peilbakengegevens en informatie over pintransacties in Nederland en Duitsland, als ook uit de inhoud van de tapgesprekken.
Zo is op camerabeelden van de Faberstraat in Enschede te zien dat verdachte daar op
1 oktober 2012 om 10:50 uur in een Opel Vectra komt aanrijden. Verdachte wordt door het observatieteam omschreven als een man met zwart haar en een fors postuur. Hij draagt op dat moment een zwarte lange jas, een donkere broek en donkere schoenen. Verdachte steekt de Faberstraat over en loopt richting de Steenweg. Om 10.55 uur zien verbalisanten een auto van het merk Mazda met kenteken [kenteken 1] de Steenweg uitrijden en de Faberstraat inslaan. De vorm van het gezicht en de mondhoek van de bestuurder van de Mazda vertonen grote overeenkomsten met die van verdachte. Een foto-vergelijking toont dat overtuigend aan op pagina 5948 van zaaksdossier 021.
De betrokkenheid van verdachte en de medeverdachten [verdachte 7] en [verdachte 8] bij de diefstallen leidt de rechtbank voorts af uit de inhoud van de tapgesprekken. Zo belt [verdachte 7] (roepnaam: [verdachte 7]) op 1 oktober 2012 om 11.43 uur met [verdachte 8] (roepnaam: [verdachte 8]) en vraagt haar "kun je van mamma datgene meenemen waar je mee kan praten." Niet lang daarna, om 11.50 uur, belt [verdachte 1] naar het telefoontoestel van [verdachte 4], de moeder van [verdachte 8] en zegt tegen [verdachte 8], die kennelijk de telefoon opneemt, dat zij naar buiten moet komen. Vervolgens rijdt de auto van verdachte naar Almere zo blijkt uit mastgegevens. Om 12.48 belt [verdachte 7] met haar oma [betrokkene 6] en om respectievelijk 18.05, 19:53, 20:04 en 21:29 uur belt [betrokkene 7] ([betrokkene 7]) met zijn levenspartner en medeverdachte [verdachte 8].
Nu uit voornoemde gesprekken niet blijkt dat er sinds het vertrek uit Enschede iemand is bijgekomen of is weggegaan en zowel in Almere als in Oosterbeek samen met een man ‘twee meisjes/jonge vrouwen’ zijn gezien, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [verdachte 7] en [verdachte 8] schuldig heeft gemaakt aan de hierboven besproken diefstallen van bankpassen in Almere en in Oosterbeek. Uit de inhoud van de tapgesprekken, waarin zowel verdachte als zijn medeverdachten in sluiertaal spreken, blijkt voorts dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking ten aanzien van het plegen van de strafbare feiten.
De rechtbank heeft daarbij ook in haar overwegingen betrokken dat verdachte en zijn medeverdachten er kennelijk voor gekozen hebben om voor de hierboven beschreven feiten en omstandigheden, die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd, naar het oordeel van de rechtbank redengevend moeten worden geacht voor het bewijs van het aan verdachte tenlastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring te geven.
Feiten 7 en 8: diefstal door middel van een valse sleutel
Gelet op de samenhang zal de rechtbank deze feiten gezamenlijk bespreken.
Volgens de officier van justitie kunnen de onder 7 en 8 ten laste gelegde diefstallen in vereniging door middel van een valse sleutel, wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstallen, al dan niet in vereniging. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van de feiten 7 en 8.
De rechtbank is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer, strekkende tot vrijspraak van de onder 7 en 8 ten laste gelegde diefstallen in vereniging door middel van een valse sleutel, wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien.
Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Sprundel
Op 27 april 2011 is om 23:22 uur met een in Sprundel gestolen bankpas behorende bij rekeningnummer [bankrekeningnummer 1] en de daarbij behorende pincode, bij een geldautomaat van de Sparkasse Westmünster Alstätte in Ahaus, een bedrag van € 500,- opgenomen. Eerder die dag is de echtgenote van aangever door een onbekende vrouw bezocht. De vrouw vertelde op zoek te zijn naar een caravanstalling en heeft daarop samen met de bewoonster de schuren bekeken. Op maandag 2 mei 2011 is door aangever geconstateerd dat in de woning in [plaats 4] onder andere een bankpas met bijbehorende pincode is weggenomen. Van de diefstal is door aangever [slachtoffer 5] aangifte gedaan.
Sevenum
Op 27 april 2011 is om 23:33 uur met een in Sevenum gestolen bankpas behorende bij rekeningnummer [bankrekeningnummer 2] en de daarbij behorende pincode, bij een geldautomaat aan de Haaksbergerstraat 8 in Ahaus een bedrag van € 500,- opgenomen. Eerder die maand is bij aangever [slachtoffer 6], die samen met zijn zuster in een boerderij in [plaats 5] woont, ingebroken. Onder andere werd een bankpas ontvreemd en uit het nachtkastje werd een briefje weggenomen met daarop de pincode. Van de diefstal is door aangever [slachtoffer 6] aangifte gedaan.
De officier van justitie heeft de camerabeelden van genoemde geldopnames gevorderd. Deze beelden zijn daarop getoond in het programma Opsporing Verzocht. Er zijn in totaal 54 tips binnengekomen. In 11 tips wordt verdachte als ‘dader 4’ genoemd.
Vijf van de tips betreffen herkenningen door verbalisanten. Zij hebben verdachte herkend onder meer omdat zij met hem in politieverhoor zijn geweest. De rechtbank stelt vast dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verbalisanten, die hebben verklaard verdachte te herkennen op de fotoprints. De verbalisanten hebben verdachte niet alleen herkend, maar ook vermeld uit welken hoofde zij verdachte (her)kennen. Ook de rechtbank is op grond van de eigen waarneming van de zich in het dossier bevindende “stills” van de camerabeelden van oordeel dat deze verbalisanten hun conclusie op basis van deze beelden hebben kunnen trekken. Voorts is zij ook op basis van de eigen waarneming van deze “stills” van de camerabeelden, in samenhang bezien met de zich in het dossier bevindende foto van verdachte uit de politiedocumentatie, van oordeel dat verdachte de persoon is, die twee keer samen met een ander geld heeft opgenomen met een gestolen bankpas. Ook [verdachte 4] herkent verdachte op een foto van de pintransactie met de te Sevenum gestolen bankpas. Behalve verdachte is, op de beelden dicht in verdachtes nabijheid, nog een ander persoon te zien. Deze persoon probeerde kort daarvoor met beide gestolen pinpassen eveneens geld op te nemen. Op grond hiervan, gezien in samenhang met de feiten en omstandigheden met betrekking tot de deelname aan een criminele organisatie, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen.
Gelet op het bovenstaande is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte zich op 27 april 2011, samen en in vereniging met een ander, tweemaal, schuldig heeft gemaakt aan diefstal van € 500,- door middel van een valse sleutel.
5.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 3 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 4, 5 primair, 6, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair.
hij in de periode van 17 april 2012 tot en met 18 april 2012 in de gemeente Enschede, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid, KPN heeft bewogen tot de afgifte van vier mobiele telefoons (Samsung Galaxy SII), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid een order geplaatst als ware deze afkomstig van het bedrijf [bedrijf 1] BV en waarbij [naam 1] als contactpersoon werd opgegeven in bezit van een rijbewijs met rijbewijsnummer [rijbewijsnummer], waardoor KPN werd bewogen tot bovengenoemde afgifte;
2 primair.
hij op 23 oktober 2012 te Schiedam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen sieraden en zonnebrillen, toebehorende aan [slachtoffer 1];
4.
hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 4 juni 2013 in Nederland en Duitsland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit [verdachte 3] en
[verdachte 2] en [verdachte 4] en [verdachte 5] en [verdachte 6] en [verdachte 7] en [verdachte 8] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- gekwalificeerde diefstallen zoals bedoeld in artikel 311 Wetboek van
Strafrecht, en
- gewoontewitwassen zoals bedoeld in 420ter Wetboek van Strafrecht;
5 primair.
hij op 1 oktober 2012 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas, toebehorende aan [slachtoffer 3];
6.
hij op 1 oktober 2012 te Oosterbeek, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas, toebehorende aan [slachtoffer 4];
7.
hij op 27 april 2011 in Ahaus (Duitsland), tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pinautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 500 euro, toebehorende aan [slachtoffer 5], waarbij verdachte het weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
8.
hij op 27 april 2011 in Ahaus (Duitsland,) tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pinautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 500 euro, toebehorende aan [slachtoffer 6], waarbij verdachte het weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 140, 311 en 326 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: oplichting;
de feiten 2 primair, 5 primair en 6
telkens het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen;
de feiten 7 en 8:
telkens het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door valse sleutels;
feit 4
het misdrijf: het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting. Daarnaast heeft hij gedurende de periode van 1 januari 2011 tot en met 4 juni 2013 een initiërende en coördinerende rol gespeeld in een criminele organisatie, die tot oogmerk had het plegen van (gekwalificeerde) diefstallen en (gewoonte)witwassen. In dat kader heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan (gekwalificeerde) diefstallen, waarbij door middel van zogenaamde babbeltrucs, insluipingen en inbraken, bij (hoog) bejaarde mensen sieraden, contant geld en bankpassen werden buit gemaakt. Nadat op doortrapte wijze de bijbehorende pincode was ontfutseld, werd met de gestolen bankpassen geld opgenomen. De gestolen sieraden werden op grote schaal ingeleverd bij goudinkopers. Zo is er voor een bedrag van ongeveer € 328.000,- aan sieraden en munten ingeleverd bij de firma [bedrijf 2]. Er was sprake van een omvangrijke criminele organisatie die zich gedurende langere tijd, op zeer systematische en professionele wijze, bezig hield met (gekwalificeerde) diefstallen en (gewoonte)witwassen.
Door aldus te handelen, hebben verdachte en zijn medeverdachten het vertrouwen van de slachtoffers in de medemens ernstig geschaad. De rechtbank rekent de verdachte deze lafhartige werkwijze aan, te meer omdat de slachtoffers in veel gevallen zelfstandig wonende (hoog)bejaarde mensen waren. Zij maakten derhalve deel uit van een naar zijn aard kwetsbare groep, die om die reden extra bescherming van het strafrecht verdient. Dit soort feiten brengt, naast financiële schade en het gemis van sieraden met soms een grote emotionele waarde, ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg.
Verdachte had gedurende een periode van jaren een belangrijke positie in deze organisatie, hij vervulde een coördinerende en initiërende rol. Door zijn optreden heeft verdachte er blijk van gegeven bereid te zijn een substantiële bijdrage te leveren aan de instandhouding van de organisatie. Hij heeft daarbij uit winstbejag gehandeld. Met de criminele activiteiten zijn grote geldbedragen verdiend door verdachte en zijn mededaders.
Door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht worden weliswaar oriëntatiepunten gehanteerd voor diefstallen, maar nu verdachte in het kader van een georganiseerd verband heeft gehandeld spelen deze oriëntatiepunten geen rol bij de beoordeling van de onderhavige feiten. De rechtbank zal de strafoplegging in soortgelijke zaken bij haar overwegingen betrekken.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie waaruit blijkt dat verdachte reeds meerdere malen in verband met vermogensdelicten met justitie in aanraking is geweest. Deze veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden zich op grote schaal en binnen een criminele organisatie, opnieuw schuldig te maken aan vermogensdelicten. Een en ander rechtvaardigt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur.
De rechtbank is, alle voormelde omstandigheden in aanmerking nemende en met name gelet op zijn rol in de criminele organisatie, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar passend en geboden is. Daarnaast dienen de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd te worden verklaard. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
8.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank zal de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals genoemd onder de nummers 1 t/m 8 op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst verbeurd verklaren, nu deze aan verdachte toebehoren of hij deze geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en deze geheel of grotendeels door middel van de bewezenverklaarde strafbare feiten zijn verkregen. De rechtbank heeft bij deze beslissing rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter zitting is gebleken.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 2], heeft zich mw.mr. K. Hazebroek (of de heer J.H.J. Smit), domicilie kiezende Politie Eenheid Rotterdam, team GTPA, postbus 70023, 3000 LD Rotterdam, voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als gemachtigde van de benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 500,- aan immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in zijn vordering, nu verdachte van het tenlastegelegde onder 3 wordt vrijgesproken.
9.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
De heer [slachtoffer 5], wonende te [plaats 4], [adres 4], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert, zo begrijpt de rechtbank, veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.150,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende post:
- kasgeld dat niet is uitgekeerd door de verzekering.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de vordering niet-ontvankelijk verklaren nu de gevorderde schade (veroorzaakt bij de diefstal uit de woning) niet rechtstreeks het gevolg is van het bewezenverklaarde feit (het pinnen met de gestolen pinpas en pincode).
9.4
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De heer [slachtoffer 3], wonende te [plaats 2], [adres 5], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 150,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende post:
- via een gestolen bankpas opgenomen geld dat niet is uitgekeerd door de verzekering;
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 150,-, te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 5 primair is toegebracht.
9.6
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
De heer [slachtoffer 4], wonende te [plaats 3], [adres 6], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 150,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende post:
- via een gestolen bankpas opgenomen geld dat niet is vergoed door de ING-bank.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 150,-, te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.7
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade
die door feit 6 is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 33, 33a en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het 1 primair, 2 primair, 4, 5 primair, 6, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:
het misdrijf: oplichting;
de feiten 2 primair, 5 primair en 6:
telkens het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen;
de feiten 7 en 8:
telkens het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door valse sleutels;
feit 4:
het misdrijf: het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren;
bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2], niet-ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
  • verklaart verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten;
  • een geldbedrag van € 640,-
  • 1 personenauto Opel Astra – G caravan 2000, [kenteken 2], kleur blauw
  • 2 portofoons, merk Montorola
  • 2 portofoons, merk Alecto
  • 1 schroevendraaier
  • 1 damestas, kleur zwart
  • 1 gouden (oor)sieraad
  • 1 personenauto, [kenteken 3], Volvo 850 VVK
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. dr. E. Venekatte en
mr. E.J.M. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Krooshof, griffier en is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2014.