Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[eiser]
[eiseres],
1.Het procesverloop
- de dagvaarding van [eiser 1 c.s.] van 26 juni 2013,
- de conclusie van antwoord van B&K van 18 september 2013,
- de conclusie van repliek van [eiser 1 c.s.] van 22 januari 2014,
- de conclusie van dupliek van B&K van 2 april 2014,
- de akte uitlaten producties van [eiser 1 c.s.] van 30 april 2014,
- de pleitnota van B&K ten behoeve van het op 23 juni 2014 gehouden pleidooi,
- de pleitnota van [eiser 1 c.s.] ten behoeve van het op 23 juni 2014 gehouden pleidooi.
2.De feiten
3.Het geschil
Subsidiair stelt [eiser 1 c.s.] zich op het standpunt dat zij er van uit zijn gegaan dat de beide woonruimtes van elkaar zouden zijn afgescheiden en dat die situatie legaal zou zijn. B&K had moeten en kunnen weten dat [eiser 1 c.s.] geen woning met inwoning wilde kopen, zoals ook is op te maken uit de aanvullende bepalingen in de overeenkomst waarbij is bedongen dat sprake zou zijn van twee gescheiden woningen.
begroot de geleden schade op € 145.000,00. Dit is het bedrag dat uitstijgt boven de waarde van de woning, te vermeerderen met een merendeel van het bedrag dat gepaard is gegaan met de door [eiser 1 c.s.] verrichte verbouwing. [eiser 1 c.s.] baseert zijn standpunt op een taxatierapport van Kromhof Pullen van 25 april 2013.
4.De beoordeling
5 december 2011 en 25 april 2012 met B&K heeft gecorrespondeerd over deze kwestie, telkens met handhaving van de aansprakelijkstelling. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de schriftelijke aanmaningen worden aangemerkt als stuitingshandelingen in de zin van artikel 3:317 lid 1 BW. De vordering van [eiser 1 c.s.] tot vergoeding van de schade wegens tekortkoming is dan ook niet verjaard.