Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het procesverloop
- het tussenvonnis van de rechtbank van 12 maart 2014,
- het proces-verbaal van de gehouden comparitie van partijen van 27 mei 2014.
2.De verdere beoordeling van het geschil
NJ 1956/157, Boogaard/Vesta) sluit het bestaan van een contractuele verhouding tussen partijen een vordering uit onrechtmatig daad niet uit, indien de gedraging, afgezien van de schending van contractuele verplichtingen, onrechtmatig is. Dit is het geval indien de geschonden norm niet uitsluitend een door het contract geschapen norm is, maar tevens een algemene zorgvuldigheidsnorm.
Dit aantal heeft [eiseres] onderbouwd met cijfers uit haar eigen administratie. Uit
deze cijfers blijkt inderdaad dat er 30 nieuwe verwijzingen zijn aangemaakt voor
de [zaak] en 7 nieuwe verwijzingen voor de praktijk voor
Chinese geneeskunde. De rechtbank heeft aan de hand van de BSN-nummers kunnen constateren dat onder de 30 nieuwe verwijzingen voor de [zaak] één verwijzing (nrs. 9441 en 9442) dubbel is opgenomen. De rechtbank komt tot de conclusie dat [eiseres] in dezelfde periode in 2011 36 nieuwe klanten heeft gekregen, terwijl in 2012 haar praktijk niet telefonisch bereikbaar was voor nieuwe klanten.