4.4.Betwist wordt dat sprake zou zijn van onrechtmatig handelen. Van onverschuldigde betaling kan slechts sprake zijn als de arbeidsovereenkomst (deels) is vernietigd. Als de primaire grondslag van de curator niet opgaat, kan er dus ook geen sprake zijn van onverschuldigde betaling.
Beoordeling door de rechtbank
Aflossingscomponent in het salaris
5.De rechtbank is van oordeel dat de curator voldoende heeft aangetoond dat in het salaris van [gedaagde] van € 8.000,00 per maand, een aflossingscomponent van € 4.000,00 is verdisconteerd. Eén en ander blijkt uit de e-mail correspondentie zoals geciteerd onder r.o. 1.3 tot en met 1.6. Er is geen sprake van een aanbod van [X] (namens Stichting Zus) dat door [gedaagde] niet is aanvaard. Het is juist [gedaagde] die (meerder keren) vraagt om duidelijkheid over de aflossingscomponent in zijn salaris. Tussen partijen was kennelijk afgesproken dat er een aflossingscomponent zou zijn, maar nog niet hoe hoog die zou zijn. Doordat [X] dat in zijn e-mail van 22 mei 2013 heeft voorgerekend, is dat tussen partijen vast komen te staan. Dat [X], naar aanleiding van de dagvaarding van de curator, zijn verklaring van 5 november 2013 heeft aangepast, maakt dat niet anders. Terecht heeft de curator meer gewicht toegekend aan de eerste verklaring van [X], waarin hij met zoveel woorden heeft erkend dat in het salaris van [gedaagde] een aflossingscomponent van € 4.000,00 was verdisconteerd.
6.De curator heeft, met de overgelegde e-mails en de verklaring van [X] van 5 november 2013, aangetoond dat wat in de arbeidsovereenkomst staat ten aanzien van het salaris, niet juist is. Het salaris voor de werkzaamheden die [gedaagde] zou gaan uitvoeren voor Stichting Zus bedroeg geen € 8.000,00 maar € 4.000,00.
7.Dat zulks niet met zoveel woorden in de arbeidsovereenkomst is vastgelegd, maakt niet dat de curator de arbeidsovereenkomst niet partieel kon vernietigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het in de arbeidsovereenkomst opgenomen salaris van € 8.000,00 per maand, niet een juiste weergave is van hetgeen tussen partijen is overeengekomen. Tussen partijen is immers een salaris van € 4.000,00 per maand overeengekomen. Er staat niets in de weg aan het partieel vernietigen van de arbeidsovereenkomst voor zover daarin staat dat het salaris meer dan € 4.000,00 bedraagt.
8.Het betalen van een deel aflossing door de Stichting Zus aan [gedaagde], is onverplicht gebeurd. Er was immers geen enkele betalingsverplichting van de Stichting Zus aan [gedaagde]. Er is door [gedaagde] € 50.000,00 geleend aan [X] in privé. Dat blijkt uit de tekst van de “geldontvangst” (r.o. 1.1) en is bovendien door [gedaagde] erkend.
Wat [X] vervolgens met dat geld heeft gedaan, is voor [gedaagde] niet relevant. Als hij het geld heeft gegeven of geleend aan OfZo en OfZo heeft het weer gegeven of geleend aan de Stichting Zus, ontstaat daarmee geen betalingsverplichting van de Stichting Zus aan [gedaagde], maar hooguit aan OfZo.
De rechtbank merkt overigens op dat in deze procedure niet vast staat dat [X] deze € 50.000,00 heeft overgedragen aan OfZo en dat OfZo het weer in de Stichting Zus heeft ingebracht. De rechtbank verwijst naar r.o. 9.
9.Doordat Stichting Zus de lening die [X] had afgesloten met [gedaagde], (deels) heeft afgelost, zijn de andere schuldeisers benadeeld. De € 38.880,00 die Stichting Zus aan [gedaagde] heeft betaald, is uit het vermogen van Stichting Zus verdwenen, en zou anders voor de schuldeisers beschikbaar zijn.
[gedaagde] stelt dat het geld, via OfZo, ten goede is gekomen aan Stichting Zus. Bij terugbetalen van de lening door Stichting Zus vindt er dus geen benadeling van schuldeisers plaats omdat het voor de schuldeisers niet uitmaakt of Stichting Zus aan [gedaagde] of aan OfZo terugbetaalt.
De rechtbank overweegt dat de stelling dat het geld uiteindelijk terecht is gekomen bij Stichting Zus, in het geheel niet is onderbouwd, zoals ook de curator in alinea 6 van de conclusie van repliek constateert en waaruit de rechtbank afleidt dat hij zulks, bij gebrek aan wetenschap, betwist. Uit niets blijkt dat de lening ten goede is gekomen aan Stichting Zus, terwijl dat bij een professioneel bedrijf toch tenminste in de boekhouding zou moeten zijn opgenomen. [gedaagde] verwijst slechts naar verklaringen van [X] en van hemzelf, maar zij hebben er beiden belang bij te verklaren zoals zij hebben gedaan. [gedaagde], omdat hij dan niet de reeds ontvangen € 38.880,00 hoeft terug te betalen en [X] omdat dan niet hij, maar het failliete Stichting Zus de lening moet dragen.
Bewijs van deze stelling heeft [gedaagde] niet aangeboden en ook ambtshalve ziet de rechtbank geen reden voor een bewijsopdracht. De stelling is daarvoor onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank overweegt bovendien dat, als wel aangenomen zou moeten worden dat de geleende € 50.000,00 via [X] en OfZo, bij Stichting Zus terecht is gekomen, deze schuld van Stichting Zus al is tenietgegaan door verreking. De curator beschikt immers over een onherroepelijk vonnis waarin staat dat Stichting Zus een vordering heeft van € 163.087,79 op OfZo, en hij heeft onbetwist kunnen stellen dat in dat geval de lening is verrekend met de vordering die Stichting Zus nog op OfZo heeft. Ook dan heeft Stichting Zus onverplicht aan [gedaagde] afgelost en zijn de schuldeisers daardoor benadeeld.
10.Van tweemaal incasseren is geen sprake. Als de geleende € 50.000,00 al bij Stichting Zus terecht is gekomen, is dat verrekend met de vordering die zij heeft op OfZo. De lening is dan, via verrekening, tenietgegaan. Het geld dat Stichting Zus dan aan [gedaagde] heeft betaald wegens aflossing van dezelfde lening, is door de curator terecht teruggevorderd.
Wetenschap van benadeling
11.Op grond van artikel 42, lid 2, Fw, is bij een rechtshandeling om niet, niet vereist dat de degene met wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichte, wetenschap had van benadeling van de schuldeisers.
In dit geval is sprake van een rechtshandeling om niet. Van een tegenprestatie is de rechtbank niet gebleken. [gedaagde] heeft immers geen geld uitgeleend aan Stichting Zus, terwijl deze wel aan [gedaagde] afloste.
Uit artikel 42, lid 3, Fw volgt dat, als [gedaagde] niet wist en ook niet behoorde te weten dat door de rechtshandeling de schuldeisers werden benadeeld, de vernietiging jegens hem geen werking heeft, voor zover hij aantoont dat hij ten tijde van de faillietverklaring niet ten gevolge van de rechtshandeling gebaat was. Naar het oordeel van de rechtbank was [gedaagde] ten tijde van de faillietverklaring wel gebaat. Hij heeft immers € 38.880,00 van Stichting Zus ontvangen.
Of [gedaagde] wel of geen wetenschap van benadeling had, is dus niet van belang. De curator kon de rechtshandeling vernietigen en deze vernietiging werkt ook jegens [gedaagde].
Op grond van artikel 45 Fw wordt vermoed dat de wetenschap van benadeling aanwezig was bij Stichting Zus. Er is immers sprake van een rechtshandeling om niet, die is verricht binnen één jaar voor de faillietverklaring. Dit vermoeden is door [gedaagde] niet weerlegt, zodat de rechtbank uitgaat van wetenschap ook aan de zijde van de schuldenaar.
12.Aan al de voorwaarden voor het kunnen vernietigen van een deel van de arbeidsovereenkomst is voldaan. De daartegen door [gedaagde] opgeworpen verweren treffen geen doel. De door de curator gevorderde verklaring voor recht onder het eerste gedachtestreepje kan worden toegewezen, evenals de gevorderde veroordeling tot betaling van € 38.880,00.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de kosten van dit geding. De kosten aan de zijde van de curator worden als volgt begroot:
- salaris van de advocaat: 3 procespunten maal € 579,00 (tarief III) = € 1.737,00;
- verschotten:
- griffierecht € 868,00
- kosten dagvaarding € 92,82
- kosten beslaglegging (zoals deze volgen uit productie 15 en 16 van eiser) € 743,34
Totaal verschotten: € 1.704,16.
Beslist wordt dan ook als volgt.