In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Overijssel, heeft eiser een kort geding aangespannen tegen gedaagde met als doel de afgifte van twee honden, genaamd Samantha en Senna, te vorderen. Eiser stelt dat hij de eigenaar is van de honden, die tijdens de relatie met gedaagde zijn aangeschaft. De relatie tussen partijen is beëindigd op 15 juli 2014, waarna de honden bij gedaagde zijn gebleven. Eiser vordert dat gedaagde de honden binnen twee dagen na het vonnis aan hem afstaat, op straffe van een dwangsom.
Gedaagde betwist de eigendom van de honden en stelt dat zij de kosten voor de aanschaf heeft gedragen. Zij voert aan dat eiser in een schuldsanering zat en dat de honden gezamenlijk eigendom zijn. De voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is geleverd om de eigendom van de honden vast te stellen. De voorzieningenrechter concludeert dat nader feitenonderzoek en bewijslevering noodzakelijk zijn, maar dat een kort geding hiervoor niet geschikt is.
Daarom wordt de vordering van eiser afgewezen. De voorzieningenrechter beslist dat de huidige situatie, waarbij de honden bij gedaagde verblijven, moet worden gehandhaafd totdat er in de bodemprocedure een definitieve uitspraak is gedaan. Tevens worden de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.