ECLI:NL:RBOVE:2014:5863

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 oktober 2014
Publicatiedatum
6 november 2014
Zaaknummer
C/08/148620 ha za 13-754
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.H. van der Veer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiering van doorstart na faillissement en de verplichtingen van de bank

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel zich gebogen over de vraag of de Rabobank verplicht was om een doorstart van een failliete onderneming te financieren. De eisers, [eiser 1] en Wifra Beheer B.V., stelden dat de bank, gezien hun langdurige kredietrelatie, gehouden was om de doorstart te financieren en dat de weigering van de bank hen schade had berokkend. De rechtbank oordeelde dat de Rabobank niet verplicht was om de doorstart te financieren, aangezien dit zou neerkomen op het aangaan van een ongedekt kredietrisico. De rechtbank concludeerde dat de bank geen tekortkoming had begaan en wees de vorderingen van de eisers af.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Rabobank was sinds 1993 de huisbankier van [X] en Wifra Beheer B.V. [X] was actief in de in- en verkoop van tegels en sanitair, en had een managementovereenkomst met Wifra Beheer B.V. Door de crisis in de bouw kwam [X] in financiële problemen en werd op 13 februari 2013 failliet verklaard. Rabobank had haar vordering van € 592.363,55 bij de curator ingediend. De eisers stelden dat de bank hen had moeten helpen met een doorstart, maar de rechtbank oordeelde dat de bank niet verplicht was om dit te doen.

De rechtbank concludeerde dat de eisers geen recht hadden op schadevergoeding, omdat de bank niet in gebreke was gebleven. De vorderingen van [eiser 1] en Wifra Beheer B.V. werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van de Rabobank. Het vonnis werd uitgesproken op 22 oktober 2014 door mr. J.H. van der Veer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/148620 ha za 13-754
datum vonnis: 22 oktober 2014
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
inzake:
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidWifra Beheer B.V.,gevestigd te Albergen,
eisers,
verder te noemen Wifra Beheer,
advocaat mr. H.G.M. van Zutphen te Almelo,
en

Coöperatieve Rabobank Noord Twente U.A.,

gevestigd te Almelo,
gedaagde,
verder te noemen Rabobank,
advocaat mr. D.J. Kramer te Doesburg.

Het procesverloop

De bij tussenvonnis van 12 februari 2014 bevolen comparitie van partijen is op 23 april 2014 gehouden en het daarvan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich bij de stukken.
Nadien hebben [eiser 1] en Wifra Beheer B.V. een conclusie van repliek genomen, Rabobank een conclusie van dupliek en [eiser 1] en Wifra Beheer B.V. nog een akte.
Tenslotte hebben partijen vonnis gevraagd.

De verdere beoordeling van het geschil en de gronden van de beslissing

Feiten (alles kort samengevat en voor zover van belang)1. Rabobank was (sedert 1993) “huisbankier” van [X] en Wifra Beheer B.V. en [eiser 1] zelf.

2. [X] hield zich bezig met de in- en verkoop van tegels en sanitair, alsmede het zetten en leggen van tegels. Wifra Beheer B.V. was enig aandeelhouder en bestuurder van [X]
[eiser 1] voerde feitelijk de dagelijkse leiding over [X]
3. Tussen [X] en Wifra Beheer B.V. bestond een managementovereenkomst. Daarnaast huurde [X] het bedrijfspand te Albergen van Wifra Beheer B.V.
De inkomsten van Wifra Beheer B.V. bestonden feitelijk alleen uit de management fee en de huurpenningen die [X] haar betaalden.
4. Tussen [eiser 1] privé, Wifra Beheer B.V. en [X] enerzijds en Rabobank anderzijds bestond een (uitgebreide) financierings- en zekerhedenrelatie als in de conclusie van antwoord door Rabobank onder de punten (9.) t/m (31.) onbestreden weergegeven.
5. De voornaamste zekerheid voor Rabobank ter zake van aan Wifra Beheer B.V. en/of [X] verleende kredieten waren hypothecaire rechten op het aan [X] verhuurde bedrijfspand van Wifra Beheer B.V.
6. Als gevolg van een sterk teruggelopen orderportefeuille door onder andere de crisis in de bouw, is [X] op 13 februari 2013 op eigen aangifte in staat van faillissement verklaard.
Bij brief van 15 februari 2013 heeft Rabobank haar vordering op
groot € 592.363,55 ter verificatie bij de curator ingediend.
7. Dit (faillissement) kwam niet onverwacht. Op 13 december 2012 is al door
[eiser 1] met Rabobank over de zorgelijke situatie van [X]
gesproken, waarbij een drietal scenario’s de revue zijn gepasseerd:
- het aanvragen van het faillissement van [X], waarbij de
Rabobank zou overgaan tot het uitwinnen van haar zekerheden;
- het aanvragen van het faillissement van [X], waarbij een
doorstart van de onderneming zou worden gerealiseerd door Wifra Beheer B.V. middels
een nieuw op te richten besloten vennootschap dan wel in de vorm van een eenmanszaak
van [eiser 1];
- het door [X] bereiken van een buitengerechtelijk akkoord met
haar crediteuren, waardoor een faillissement kon worden afgewend.
8. Rabobank heeft aangegeven allereerst het bereiken van een crediteurenakkoord voor te staan, [eiser 1] en/of Wifra Beheer B.V. wensten echter na het voorgenomen faillissement een doorstart van (de onderneming van) [X] te realiseren, zulks gebaseerd op een prognose, die als productie 4 bij dagvaarding is overgelegd.
Rabobank was en is na het op 13 februari 2013 uitgesproken faillissement van
tot een financiering van een doorstart niet bereid geweest.
9. Dienvolgens heeft Wifra Beheer B.V. haar tot dan toe aan [X]
verhuurde bedrijfspand te Albergen blijkens notariële akte van
14 maart 2013 (productie 6 dagvaarding) aan derde-financier [Y] althans diens vennootschap ’t Vieker Beheer B.V. onder voorwaarden (productie 12 repliek) verkocht voor een bedrag van € 600.000,--.
Gezien haar zekerheidsrechten op dat pand is Rabobank tegelijkertijd uit die opbrengst voor haar gehele openstaande vordering ad € 592.363,55 voldaan.
De vordering van [eiser 1] en Wifra Beheer B.V.
10. [eiser 1] en Wifra Beheer B.V. stellen zich op het standpunt dat Rabobank, gezien de langdurige kredietrelatie, gehouden was om ook die doorstart te financieren en door zulks te weigeren het daardoor aan hen opkomende nadeel als schade te vergoeden.
Blijkens productie 8 bij dagvaarding becijfert Wifra Beheer B.V. dit nadeel voor haar op
€ 206.000,-- en bestaat vanwege een met ’t Vieker B.V. (kennelijk) overeengekomen terugkoopoptie uit de extra verschuldigde overdrachtsbelasting, meerprijs van de terugkoopsom en door Wifra Beheer B.V. tot het terugkoopmoment te betalen huur.
11. [eiser 1] en Wifra Beheer B.V. -kennelijk- gezamenlijk (“eiser”) vorderen van Rabobank het bedrag van € 206.000,-- met wettelijke rente vanaf 4 april 2013 en proceskostenveroordeling.
Het verweer van Rabobank
12. Rabobank stelt voorop dat zij in december 2012, toen de slechte situatie van
[X] gebleken was, terecht heeft gesteld dat [eiser 1] en Wifra Beheer B.V. allereerst een crediteurenakkoord dienden te onderzoeken en zich zeker niet had te verbinden tot het financieren van een alstoen reeds door [eiser 1] en
Wifra Beheer B.V. geplande en gewenste doorstartconstructie.
Door het op 13 februari 2013 uitgesproken faillissement werden de vorderingen van Rabobank opeisbaar en zijn deze als zodanig bij de curator ingediend.
Alstoen was Rabobank (reeds) gerechtigd haar (hypothecaire) zekerheidsrechten vanwege de openstaande vordering op [X] uit te oefenen.
Dat laatste heeft Rabobank overigens niet (direct) gedaan, in die zin dat zij niet terstond opdracht heeft gegeven tot executoriale veiling van het bedrijfspand van Wifra Beheer B.V.
13. Wel is Rabobank na het faillissement van [X] niet bereid geweest tot financiering van een nieuw op te richten vennootschap, zulks met het oog op de negatieve bedrijfsresultaten van de voorgaande jaren en aan de hand van de overgelegde prognose bedrijfsvoering, waarbij de oude financieringsrelatie met [X]
en Wifra Beheer B.V. op (min of meer) gelijke wijze zou worden voortgezet. Van een kasstroom, die noodzakelijk was (en is) voor het (doen) dragen van de financieringslasten verband houdende met een dergelijke financiering was, en is onvoldoende gebleken (productie 4 dagvaarding).
Van een opzegging of ontbinding van de bestaande financieringsrelatie is overigens geen sprake geweest.
14. [eiser 1] zelf kwam kort na het op 13 februari 2013 uitgesproken faillissement van [X] met het alternatief het bedrijfspand van
Wifra Beheer B.V. ondershands te verkopen aan ’t Vieker B.V., waaraan Rabobank onder voorwaarden heeft medegewerkt aan deze vervolgens reeds op 14 maart 2013 gerealiseerde transactie.
15. Rabobank stelt dat haar derhalve niets te verwijten is, met name er geen verplichting voor Rabobank bestond om een doorstartconstructie te financieren en dienvolgens evenmin van haar het verschil met een “duurdere” oplossing als te vergoeden schade kan worden gevorderd.
Wat die schade betreft, stelt Rabobank bovendien dat [eiser 1] ter zake geen partij is of kan zijn en de vordering te zijnen aanzien in ieder geval dient te worden afgewezen.
Voor het overige betwist Rabobank de aard en omvang van de gestelde schade onder meer vanwege de onduidelijk gebleven inhoud en omvang van de gestelde terugkoopoptie en huurbetaling ten opzichte van de anders voor Wifra Beheer B.V. opkomende eigenaarslasten geen schade is.

De beoordeling

17. De financierings- en zekerhedenrelatie tussen Wifra Beheer B.V., [X]
en [eiser 1] privé enerzijds en Rabobank anderzijds, staan vast.
18. Evenzo staat vast dat medio december 2012 de ondergang van [X]
als dochtermaatschappij van Wifra Beheer B.V. nakende was en overleg dienaangaande met Rabobank is gevoerd.
Wifra Beheer B.V. en [eiser 1], als feitelijk leidinggevende, hebben niet gekozen voor een crediteurenakkoord, maar afgekoerst op het faillissement van [X]
en een doorstart nadien middels een nieuw op te richten vennootschap.
19. Het faillissement van [X] is vervolgens op eigen aangifte op 13 februari 2013 uitgesproken.
Rabobank heeft op 15 februari 2013 haar vorderingen op [X] ten bedrage van totaal € 592.363,55 c.a. bij de curator ingediend.
Positie Rabobank – Toepasselijkheid Algemene Voorwaarden.
20. De eerste vraag die partijen verdeeld houdt, is of de Algemene Bankvoorwaarden en de Algemene voorwaarden voor zakelijke geldleningen, althans voor Hypotheken, althans voor Verpanding van de Rabobankorganisatie ten deze van toepassing zijn.
De rechtbank is van oordeel dat zulks het geval is.
Uit de opstelling in de conclusie van antwoord (punten 9 t/m 31) blijkt een veelheid van financiële en zekerheidsovereenkomsten tussen Wifra Beheer B.V., [X]
en Rabobank, in alle gevallen waarvan Wifra Beheer B.V., [X]
en/of [eiser 1] hebben getekend voor de ontvangst van de betrokken voorwaarden.
De enkele, niet onderbouwde stelling dat zulks desondanks niet het geval zou zijn geweest, is onvoldoende om daaromtrent anders te oordelen, laat staan om een beroep op vernietiging van die voorwaarden te honoreren.
21. Daarenboven stelt Rabobank, naar het oordeel van de rechtbank terecht, dat
Wifra Beheer B.V. een beroep op vernietigbaarheid niet toekomt ingevolge het bepaalde in artikel 6:235 BW, nu Wifra Beheer B.V. ten tijde van het sluiten van die overeenkomsten haar jaarrekening openbaar had gemaakt (artikel 2:360 BW).
22. Derhalve kon en mocht Rabobank na het uitspreken van het faillissement van [X] haar gehele vordering van € 592.363,55 als opeisbaar bij de curator indienen.
De rechtbank sluit overigens bepaald niet uit, dat ook zonder die Algemene Voorwaarden de vorderingen van Rabobank op grond van de met Wifra Beheer B.V. en [X]
overeengekomen zekerheidsrechten opeisbaar waren geworden en als zodanig in het faillissement van [X] konden worden ingediend.
Faillissement
23. Vast staat dat Rabobank noch voor het op 13 februari 2013 uitgesproken faillissement van [X] noch daarna bereid was tot financiering van een doorstart, zomede Wifra Beheer B.V. reeds op 14 maart 2013 het bedrijfspand te Albergen aan ’t Vieker B.V. als derde-financier, heeft verkocht voor € 600.000,-- om het vervolgens weer terug te huren.
Doorstart
24. Het verwijt van [eiser 1] en/of Wifra Beheer B.V. aan Rabobank, dat Rabobank die doorstart niet wilde financieren, kan de rechtbank niet volgen.
Immers, op het moment dat Rabobank haar vordering op [X] van € 592.363,55 als opeisbaar kon en moest indienen in het faillissement, en aanstonds duidelijk was dat voldoening daaruit niet te verwachten was, diende de bank middels uitoefening van haar zekerheidsrechten voldoening van haar vordering veilig te stellen.
De voornaamste zekerheid van Rabobank was het bedrijfspand te Albergen, dat volgens Wifra Beheer B.V. en [eiser 1] zelfs overwaarde had (waarvan overigens in de transactie met ’t Vieker B.V. niet is gebleken), waarvan dan executoriale veiling mogelijk was geweest, maar in casu vanwege de ondershandse verkoop aan ’t Vieker B.V. en voldoening van Rabobank uit de opbrengst ervan, niet nodig bleek.
Niet in de laatste plaats uit de jaarstukken van Wifra Beheer B.V. blijkt dat dat bedrijfspand in feite het enige althans belangrijkste actief van Wifra Beheer B.V. vormde en na verkoop daarvan Wifra Beheer B.V. (nagenoeg) geen zekerheden meer te bieden had.
Daarmede zou het financieren van de doorstart in feite het aangaan van een ongedekt kredietrisico inhouden, waartoe de rechtbank Rabobank op geen enkele manier verplicht acht, ook niet als uitvloeisel van een langer bestaand hebbende kredietrelatie.
25. Ook overigens is de rechtbank met Rabobank van mening dat een doorstart na faillissement door dezelfde ondernemer zonder ingrijpende wijzigingen en goed onderbouwde prognoses bepaald niet zo’n vanzelfsprekende zaak behoeft te zijn als door Wifra Beheer B.V. in deze procedure gesteld: “meer van hetzelfde” is dan vaak eerder uitstel van een volgende executie!
26. Waar naar het oordeel van de rechtbank er geen verplichting voor Rabobank was tot financiering van de doorstart, is er evenmin aanleiding het “duurder” zijn van de transactie met ’t Vieker B.V. ten laste van Rabobank te brengen.
Schade
27. Ten aanzien van die door Wifra Beheer B.V. gestelde schade overweegt de rechtbank nog het volgende:
a. De verkoopprijs van € 600.000,-- is door Wifra Beheer B.V. en ’t Vieker B.V. zelf
bepaald en eerder gerelateerd aan de hoogte van de vordering van Rabobank dan de
(gestelde over-) waarde van het pand.
b. De voorwaarden van de terugkoopoptie, dus tevens de financiële gevolgen daarvan
(termijn, hogere uitoefenprijs e.d.) zijn -behoudens een onderhandse verklaring-
volstrekt schimmig gebleven.
c. Onduidelijk is waarom die derde-financier niet de positie van Rabobank heeft
overgenomen, maar deze “heen-en-weer”-constructie is gekozen.
d. Schade door hogere uitoefenprijs behoeft niet geleden te worden, voor zover te zijner
tijd de marktwaarde van het pand gelijk of lager ligt.
e. Te betalen huur is (netto) geen schade, maar dient afgezet te worden tegen de eigenaarslasten van het pand.
[eiser 1] als partij
28. Uit geen enkele stelling in deze procedure van [eiser 1] vloeit voort dat hij zelf als privépersoon in het kader van het voorstaande schade heeft geleden, mitsdien zal de vordering, voor zover door hem tegen Rabobank ingesteld, reeds op die grond afgewezen worden.
Verdere conclusie
29. De rechtbank komt tot de slotsom dat de door Wifra Beheer B.V. aan Rabobank gerichte verwijten geen doel treffen, derhalve niet van enige tekortkoming ten opzichte van
Wifra Beheer B.V. kan worden gesproken en haar vorderingen mitsdien zullen worden afgewezen. Wifra Beheer B.V. en [eiser 1] zullen als in het ongelijk gesteld in de proceskosten van Rabobank worden veroordeeld.

De beslissing

De rechtbank:
I. Wijst af de vorderingen van [eiser 1] en Wifra Beheer B.V. tegen Rabobank.
II. Veroordeelt [eiser 1] en Wifra Beheer B.V. -des dat de één betalende de ander
zal zijn bevrijd- in de kosten van de procedure aan de zijde van Rabobank gevallen en
tot op deze uitspraak begroot op € 3.715,-- aan griffierechten en € 6.000,-- aan salaris
voor de advocaat.
III. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. van der Veer en op woensdag 22 oktober 2014 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.