ECLI:NL:RBOVE:2014:6052

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 november 2014
Publicatiedatum
14 november 2014
Zaaknummer
08/951240-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijden met dodelijke afloop en weigering medewerking aan ademanalyse

Op 14 november 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 november 2013 in Enschede roekeloos heeft gereden. De verdachte, die niet in het bezit was van een rijbewijs en onder invloed van alcohol verkeerde, veroorzaakte een verkeersongeval waarbij een van zijn passagiers, [slachtoffer], om het leven kwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn gedrag niet alleen de passagier, maar ook andere verkeersdeelnemers in gevaar heeft gebracht. Na het ongeval verliet de verdachte de plaats van het ongeval en weigerde hij medewerking te verlenen aan een ademanalyse. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, wat de rechtbank uiteindelijk ook oplegde, naast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijf jaar. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloos rijden, wat leidde tot de dood van een ander, en dat hij strafbaar was voor de feiten zoals ten laste gelegd. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten en verkeersdelicten, wat de ernst van de zaak onderstreepte.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/951240-13
Datum vonnis: 14 november 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1978 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], aan de [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 oktober 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.P. Dronkers en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij de heer [slachtoffer] om het leven is gekomen, dan wel zich zodanig heeft gedragen dat er gevaar of hinder op de weg is ontstaan;
feit 2:niet heeft voldaan aan de verplichting mee te werken aan een ademanalyse, terwijl hij werd verdacht van autorijden onder invloed van alcohol;
feit 3:de plaats van het ongeval heeft verlaten.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 01 november 2013 te Enschede, gemeente Enschede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Hogelandsingel (komende uit de richting Varviksingel en gaande in de richting van de Gronausestraat), roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hieruit bestaande dat verdachte, terwijl voornoemde Hogelandsingel ter plaatse was verdeeld in 2 rijbanen met elk twee rijstroken, welke rijbanen (elk) aan de rechterzijde waren voorzien van een fietssuggestiestrook en/of welke rijbanen waren gescheiden door een (brede) begroeide middenberm, en/of terwijl hij, verdachte, niet in het bezit was van een voor het besturen van dat motorrijtuig (personenauto) vereist rijbewijs, en/of (derhalve) niet beschikte over de vereiste vaardigheden om genoemd motorvoertuig te besturen, en/of
terwijl hij, verdachte, onder invloed verkeerde van (een aanzienlijke hoeveelheid) alcohol, althans het motorvoertuig bestuurde na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveel alcohol (houdende drank), en/of (daarbij) heeft gereden met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar voor verdachte toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, en/of (daarbij) een aantal voertuigen aan de rechterzijde heeft ingehaald, waarbij hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk op de fietssuggestiestrook heeft gereden (op het moment dat zich daar een fietser met kinderen bevond), en/of (vervolgens) naar links heeft gestuurd, en/of (daarbij) het motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, en/of (vervolgens) in de middenberm is gegleden of gereden in elk geval terecht gekomen, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een in die berm staande boom, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer] (passagier in het door verdachte bestuurde motorrijtuig) werd gedood, zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden, en/of terwijl hij, verdachte, toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht, dan wel na dit feit niet heeft voldaan aan bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede lid Wegenverkeerswet 1994;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 01 november 2013 te Enschede, gemeente Enschede, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Hogelandsingel (komende uit de richting van Varviksingel en gaande in de richtng van de Gronausestraat), terwijl voornoemde Hogelandsingel ter plaatse was verdeeld in 2 rijbanen met elk twee rijstroken, welke rijbanen (elk) aan de rechterzijde waren voorzien van een fietssuggestiestrook en/of welke rijbanen waren gescheiden door een (brede) begroeide middenberm, en/of terwijl hij, verdachte, niet in het bezit was van een voor het besturen van dat motorrijtuig (personenauto) vereist rijbewijs, en/of (derhalve) niet beschikte over de vereiste vaardigheden om genoemd motorvoertuig te besturen, en/of
terwijl hij, verdachte, onder invloed verkeerde van (een aanzienlijke hoeveelheid) alcohol, althans het motorvoertuig bestuurde na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveel alcohol (houdende drank), en/of (daarbij) heeft gereden met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar voor verdachte toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, en/of (daarbij) een aantal voertuigen aan de rechterzijde heeft ingehaald, waarbij hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk op de fietssuggestiestrook heeft gereden (op het moment dat zich daar een fietser met kinderen bevond), en/of (vervolgens) naar links heeft gestuurd, en/of (daarbij) het motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, en/of (vervolgens) in de middenberm is gegleden of gereden in elk geval terecht gekomen, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een in die berm staande boom, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 01 november 2013 te Enschede als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;
3.
hij, op of omstreeks 1 november 2013 (op of omstreeks 16.30 uur) te Enschede, gemeente Enschede, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval op/aan de Hogelandsingel, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer]) was gedood, althans letsel en/of schade toegebracht;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair als roekeloos rijden tenlastegelegde en het onder 2 en 3 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De feiten die niet ter discussie staan
De rechtbank constateert dat de onderstaande feiten bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Op 1 november 2013 omstreeks 16.30 uur reed een rode personenauto van het merk Peugeot met het kenteken [kenteken] (komend uit de richting van de Varviksingel en gaande in de richting van de Gronausestraat) op de Hogelandsingel in Enschede. Ter plaatse is de Hogelandsingel verdeeld in twee rijbanen met elk twee rijstroken, welke rijbanen aan de rechterzijde zijn voorzien van een fietssuggestiestrook en welke rijbanen zijn gescheiden door een begroeide middenberm. De bestuurder van de rode personenauto heeft enkele voertuigen rechts ingehaald, heeft te hard gereden, is in de middenberm terechtgekomen en vervolgens met de auto gebotst tegen een in die berm staande boom. In de auto zaten verdachte, de broer van verdachte, [broer verdachte], en het slachtoffer [slachtoffer]. [slachtoffer] is ten gevolge van het ongeval zwaar gewond geraakt en korte tijd na het ongeval (in de auto) overleden.
Voorts staat vast dat verdachte niet over een rijbewijs beschikte en dat verdachte onder invloed van alcohol verkeerde. Verdachte heeft de plaats van het ongeval verlaten en is kort na het ongeval aangehouden in een tuin in de Batjanstraat ter hoogte van perceel [nummer]. Verdachte is bevolen om medewerking te verlenen aan een ademanalyse. Verdachte heeft eenmaal correct geblazen, tweemaal niet goed geblazen en vervolgens verdere medewerking aan een ademanalyse geweigerd.
5.2
Feit 1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde, in de variant van roekeloos rijden, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Daartoe heeft de officier van justitie gesteld dat uit het geheel aan bewijsmiddelen blijkt dat verdachte ten tijde van het ongeval de bestuurder van de auto was. Zo is op de airbag van het stuur DNA van verdachte aangetroffen, hebben getuigen verklaard dat de bestuurder is weggerend, is direct na het ongeval het slachtoffer aangetroffen op de stoel van de bijrijder, kon het rechterportier van de auto niet worden geopend en is aan de bestuurderskant op de voorruit donkerblond haar aangetroffen, dat niet bij het slachtoffer past. Gelet op het tijdstip van het ongeval, de inhaalmanoeuvres, de hoge snelheid en het gegeven dat verdachte zonder rijbewijs en onder invloed van alcohol heeft gereden, is sprake van roekeloos rijden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte erop gewezen dat verdachte blijft volhouden dat hij niet degene is geweest die ten tijde van het ongeval als bestuurder heeft gefungeerd. De raadsman heeft bij diverse bewijsmiddelen, te weten het NFI-rapport ter zake het DNA op de airbag, het NFI-rapport ter zake de haren in de voorruit aan de bestuurderszijde en de getuigenverklaringen, vraagtekens geplaatst. Hij sluit niet uit dat verdachtes broer [broer verdachte] gereden heeft. De raadsman heeft in de eerste plaats vrijspraak bepleit, nu niet overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de bestuurder is geweest.
In de tweede plaats heeft de raadsman subsidiair vraagtekens geplaatst bij de conclusie van de Dienst VerkeersOngevallenAnalyse inhoudende dat de auto tussen 102 en 104 kilometer per uur heeft gereden. Afgezien daarvan heeft de raadsman bepleit dat, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, de gedragingen niet als roekeloos rijden kunnen worden gekwalificeerd.
Overwegingen van de rechtbank
Gelet op het bepaalde in artikel 6 WVW 1994 dient de rechtbank vast te stellen of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander is komen te overlijden.
Bestuurder
Vaststaat dat verdachte, het slachtoffer en [broer verdachte] zich in de auto bevonden ten tijde van het ongeval.
Uit het rapport van de NFI blijkt dat op de airbag van de bestuurder celmateriaal is aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte. Algemeen bekend is dat een airbag enkel uit een stuur springt op het moment van een botsing. Bovendien hebben de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] beiden verklaard dat zij kort nadat de auto stilstond, hebben gezien dat de bestuurder van de auto wegvluchtte, terwijl vaststaat dat verdachte is weggevlucht. Getuige [getuige 1] heeft bovendien een signalement van de bestuurder verstrekt dat sterke gelijkenissen vertoont met de uiterlijke kenmerken van verdachte.
De verklaring van verdachte dat het slachtoffer de auto bestuurde op het moment van het ongeval acht de rechtbank onwaarschijnlijk, onaannemelijk en ongeloofwaardig. Het slachtoffer is, volgens diverse getuigen, direct na het ongeval als het ware dubbelgevouwen op de bijrijdersstoel aangetroffen. Kort daarna is hij overleden. Het is volstrekt onwaarschijnlijk dat het slachtoffer in staat is geweest om zich, onder meer gelet op zijn medische toestand, binnen enkele seconden na het ongeval van de bestuurdersstoel naar de (dubbelgevouwen) bijrijdersstoel te verplaatsen. Bovendien komen de aangetroffen haren in de voorruit aan de zijde van de bestuurder niet overeen met de haren van het slachtoffer. Ook het alternatieve scenario dat ter zitting door de raadsman is aangevoerd, te weten dat [broer verdachte] de auto bestuurde, wordt onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zowel [broer verdachte] als verdachte hebben herhaaldelijk verklaard dat [broer verdachte] ten tijde van het ongeval op de achterbank zat. Bovendien hebben diverse getuigen verklaard dat op de achterbank een jongen met een wit vest of witte trui zat, terwijl [broer verdachte] een dergelijk kledingstuk droeg.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewijsmiddelen op een wettige en overtuigende wijze dat verdachte ten tijde van het ongeval de bestuurder van de auto is geweest.
Overlijden
Uit het rapport ‘Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood’ blijkt dat [slachtoffer] is overleden aan verwondingen die goed passen bij de gevolgen van het auto-ongeluk.
Roekeloosheid
Voorts dient te worden beoordeeld of het ongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Roekeloosheid is de zwaarste vorm van schuld. Of in het onderhavige geval sprake is van roekeloosheid in de zin van artikel 175 tweede lid WVW 1994 dient te worden beoordeeld aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval.
Verdachte was niet in het bezit van een rijbewijs. Bovendien verkeerde verdachte onder invloed van alcohol. In welke mate verdachte onder invloed verkeerde kan op basis van de bewijsmiddelen niet definitief worden vastgesteld. Voor een geslaagde ademanalyse dienen immers twee blaastesten succesvol te worden afgenomen. Verdachte heeft slechts eenmaal met succes een blaastest afgelegd, welke test een meetresultaat van 525 ug/l heeft opgeleverd. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit dit meetresultaat en uit de constatering van de verbalisant dat verdachte uitwendig naar het gebruik van alcoholische drank rook, met dubbele tong sprak en rooddoorlopen ogen had, wel worden vastgesteld dat verdachte meer dan de toegestane hoeveelheid alcohol in zijn adem en bloed had. De rechtbank acht de conclusie van de Dienst VerkeersOngevallenAnalyse inhoudende dat de auto tussen 102 en 104 kilometer per uur heeft gereden, behoorlijk onderbouwd en ziet in hetgeen de raadsman daaromtrent naar voren heeft gebracht geen aanleiding om deze rapportage buiten beschouwing te laten. De rechtbank stelt vast dat verdachte op een vrijdagmiddag omstreeks 16.30 uur op een zeer drukke straat, verschillende - langzaam rijdende - verkeerdeelnemers aan de rechterzijde, deels over de fietssuggestiestrook, heeft ingehaald waar dat niet is toegestaan en daarbij 102 tot 104 kilometer per uur heeft gereden waar 50 kilometer per uur is toegestaan.
Al met al heeft verdachte, terwijl hij geen rijbewijs had en in aanzienlijke mate onder invloed van alcohol verkeerde, diverse gevaarlijke en verboden inhaalmanoeuvres uitgevoerd, de maximumsnelheid met meer dan 50 kilometer per uur overschreden, de controle over de auto verloren en een ongeval veroorzaakt, en dat alles op een moment van de dag en op een plaats dat veel andere verkeersdeelnemers en overige omstanders in gevaar zijn gebracht door dit handelen. Tengevolge van deze gedragingen is de auto tegen een boom gebotst en is het slachtoffer dusdanig zwaar gewond geraakt dat hij ter plaatse aan die verwondingen is overleden.
Gelet op al deze factoren tezamen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich op die dag en op dat tijdstip buitengewoon onvoorzichtig heeft gedragen in het verkeer, waarbij hij andere mensen, zowel in de door hem bestuurde auto, als daarbuiten, in levensgevaar heeft gebracht. Gelet op het grote aantal gevaarzettende handelingen en gedragingen, kan het niet anders dan dat verdachte zich bewust moet zijn geweest van het (levens)gevaar dat hij veroorzaakte door zijn handelen. Dat heeft hem er desondanks niet van weerhouden te handelen, zoals bewezenverklaard. Tegen die achtergrond kan en dient dit verkeersgedrag naar het oordeel van de rechtbank als “roekeloos” te worden bestempeld.
De rechtbank concludeert dat verdachte roekeloos heeft gereden en daarmee schuld heeft aan het ongeval als bedoeld in artikel 6 WVW 1994, terwijl een ander daarbij wordt gedood.
5.3
Feit 2
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zulks gelet op de inhoud van het proces-verbaal van de verbalisant, tevens bedienaar van het ademanalyse-apparaat, d.d.1 november 2013.
5.4
Feit 3
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaring van verdachte en het proces-verbaal van aanhouding.
5.5
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 1 november 2013 te Enschede, gemeente Enschede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Hogelandsingel (komende uit de richting Varviksingel en gaande in de richting van de Gronausestraat), roekeloos heeft gereden, hieruit bestaande dat verdachte, terwijl voornoemde Hogelandsingel ter plaatse was verdeeld in 2 rijbanen met elk twee rijstroken, welke rijbanen elk aan de rechterzijde waren voorzien van een fietssuggestiestrook en welke rijbanen waren gescheiden door een brede begroeide middenberm, en terwijl hij, verdachte, niet in het bezit was van een voor het besturen van dat motorrijtuig (personenauto) vereist rijbewijs, en derhalve niet beschikte over de vereiste vaardigheden om genoemd motorvoertuig te besturen, en terwijl hij, verdachte, onder invloed verkeerde van alcohol, en daarbij heeft gereden met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur, en daarbij een aantal voertuigen aan de rechterzijde heeft ingehaald, waarbij hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk op de fietssuggestiestrook heeft gereden, en vervolgens naar links heeft gestuurd, en daarbij het motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, en vervolgens in de middenberm terecht is gekomen, en vervolgens is gebotst tegen een in die berm staande boom, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer] (passagier in het door verdachte bestuurde motorrijtuig) werd gedood, zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden, en terwijl hij, verdachte, toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
2.
hij op 1 november 2013 te Enschede, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;
3.
hij op 1 november 2013 (omstreeks 16.30 uur) te Enschede, gemeente Enschede, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval aan de Hogelandsingel, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander, te weten [slachtoffer], letsel was toegebracht.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 6 en 175 WVW 1994 (
feit 1),
163 en 176 WVW 1994 (
feit 2)en 7 en 176 WVW 1994 (
feit 3).Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
feit 2
het misdrijf:
overtreding van artikel 163 lid 2 Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3
het misdrijf:
overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd zoals onder 3 is weergegeven.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte bepleit dat op basis van de LOVS-afspraken een straf van 24 maanden gevangenisstraf met een ontzegging van de rijbevoegdheid van vier jaren zou dienen te worden opgelegd, maar dat die straf dient te worden gematigd omdat niet vaststaat dat verdachte een alcoholpromillage van meer dan 570 ug/l in zijn bloed had.
Overwegingen van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Als uitgangspunt voor strafbare feiten als de onderhavige dient te worden gekeken naar hetgeen in soortgelijke zaken wordt opgelegd
Verdachte heeft roekeloos gereden en heeft daardoor een verkeersongeval veroorzaakt, aan de gevolgen van welk verkeersongeval [slachtoffer] is overleden. Door verdachtes handelen is aan de nabestaanden van de heer [slachtoffer] onherstelbaar leed toegebracht. Bovendien heeft verdachte door zich dusdanig te gedragen in het verkeer omstanders en andere verkeersdeelnemers in (levens)gevaar gebracht. Daarnaast heeft verdachte geweigerd om medewerking te verlenen aan een ademanalyse en heeft hij de plaats van het ongeval verlaten. Dit zijn allemaal zeer ernstige feiten en de rechtbank is van oordeel dat reeds om die reden een aanmerkelijke onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is geboden. Daarbij komt dat verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag. In tegendeel. Hij weigerde medewerking aan de ademanalyse en vertrok van de plaats van het ongeval, zonder zich om de andere inzittenden te bekommeren. Ook ter zitting heeft verdachte verstek laten gaan, volgens zijn raadsman vanwege bedreigingen, maar daarvan is de rechtbank, behalve door die mededeling, niets gebleken.
Bij de vaststelling van de hoogte van de straf houdt de rechtbank er, in het nadeel van verdachte, rekening mee dat het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte 28 pagina’s behelst en dat uit dat uittreksel blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten, waaronder twee keer een poging doodslag, en delicten op het gebied van de wegenverkeerswetgeving.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Voor matiging, zoals door de raadsman bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding.
Gelet op de ernst van het feit en het gegeven dat verdachte geen rijbewijs heeft en derhalve niet over de vereiste vaardigheden beschikt die noodzakelijk zijn om gemotoriseerd aan het verkeer deel te nemen maar desondanks toch keer op keer aan het verkeer deelneemt, acht de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de maximale duur van vijf jaren eveneens passend en geboden.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikel 27 Wetboek van Strafrecht en 179 WVW 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2: overtreding van artikel 163 lid 2 Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3: overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;

straf

  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van H. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2014.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 20131125282. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 november 2013, pagina’s 83 en 84, voor zover zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van de verbalisant [verbalisant 1]:Op vrijdag 1 november 2013, omstreeks 16.40 uur reed ik op de Heutinkstraat te Enschede. Via de mobilofoon werd door het meldcentrum doorgegeven dat er op de Hogelandsingel een verkeersongeval had plaatsgevonden, waarbij een auto tegen een boom zou zijn gereden. Ongeveer 1 minuut later meldde ik mij ter plaatse.
2.
Proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 2 november 2013, pagina’s 37 tot en met 39, voor zover zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van verdachte:In de auto zaten [slachtoffer] (griffier: [slachtoffer]), mijn broertje [broer verdachte] en ik.
3.
Proces-verbaal aanrijding misdrijf, d.d. 30 april 2014, voor zover zakelijk weergegeven, inhoudende:
Bij controle van het rijbewijsregister bleek de bestuurder van de personenauto met het kenteken [kenteken], [verdachte], niet bevoegd te zijn een motorrijtuig te besturen. Bij deze controle bleek mij het volgende: aan de bestuurder was nooit een rijbewijs afgegeven voor de categorie motorrijtuigen waartoe het door de bestuurder bestuurde voertuig behoorde.
4.
Proces-verbaal verhoor getuige, 4 november 2013, pagina’s 126 en 127, voor zover zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van [getuige 3]:
De rode auto reed vervolgens direct vóór mij naar rechts en reed daarna nog verder naar rechts en haalde vervolgens aan de rechterkant de vóór mij rijdende zwarte auto in. De rode auto reed daarbij over het rechts gelegen fietspad. Daarna zag ik dat de auto weer naar links wilde, maar dat kon niet. Daarna zag ik dat de rode auto weer naar rechts stuurde en aan de rechterkant de voor hem rijdende auto’s rechts ging inhalen.
Toen ik zo roekeloos werd ingehaald door de rode Peugeot was het midden in de avondspits en erg druk. Er was veel verkeer op de weg.
5.
Proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 5 november 2013, pagina’s 128 tot en met 130, voor zover zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van [getuige 4]:
Ik ben toen direct naar de auto gelopen en ik zag dat er niemand achter het stuur van de auto zat. Ik zag dat de stoel van de bijrijder helemaal naar voren was geklapt. Het slachtoffer lag er dubbel tussen.
6.
Proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 november 2013, pagina’s 151 en 152, voor zover zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van [getuige 1]:
Kort nadat de auto stilstond zag ik een man uit de linker voorportier stappen en direct richting de Heutinkstraat lopen. Naar mijn weten moet dit de bestuurder zijn geweest, aangezien hij kort nadat de auto stilstond van de bestuurdersplaats stapte. Volgens mij was de tijd, tussen het stilstaan van de auto en het uitstappen, namelijk veel te kort om over het middenconsole te klimmen.
Ik kan de bestuurder als volgt beschrijven: Half lang, tot op schouder, donkerblond haar, met lichte slag/licht krullend. Hij droeg een zwarte jas/donker vest met een wit T-shirt. Normaal/slank postuur. Ik denk ongeveer 1.85 meter.
7.
Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 november 2013, pagina’s 155 en 156, voor zover zakelijk weergegeven, inhoudende het relaas van de verbalisant [verbalisant 2], weergevende de verklaring van mevrouw [getuige 2]:
De getuige verklaarde over de aanrijding op 1 november 2013 op de Hogelandsingel in Enschede het volgende. Zij zat voorin in de door haar broer bestuurde auto, terwijl het vijfjarig zoontje van haar broer op de achterbank zat. Zij stonden stil voor de verkeerslichten. Opeens ziet ze links een auto met zeer hoge snelheid voorbijrijden. Ze schat de snelheid van deze auto op ongeveer 100 kilometer per uur. Ze zag dat de man die de auto bestuurde uit de auto stapte en wegvluchtte.
8.
Proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 4 november 2013, pagina’s 162 tot en met 164, voor zover zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van [getuige 5]:Het was vrijdagmiddag omstreeks 16.30 uur al vrij druk op de weg, waardoor we in een file van voertuigen reden. Ik schat dat mijn snelheid ongeveer 40 kilometer per uur bedroeg. Op deze weg mag je normaal gesproken 60 kilometer per uur rijden, maar door de drukte lukte dat niet. Ik zag in mijn achteruitkijkspiegel een bordeauxrode Peugeot 307 stationcar uit de rij auto’s gaan. Hij reed verder over de fietsstrook en haalde mij aan de rechterkant in.
Ik zag dat de Peugeot een aantal voertuigen rechts inhaalde. Ik schat dat het ongeveer 7 voertuigen waren.
9.
Proces-verbaal van de Dienst VerkeersOngevallenAnalyse, BVH-nummer2013112502, VOA-nummer 2013-7582, voor zover zakelijk weergegeven, inhoudende:
De bestuurder van de Peugeot reed samen met twee passagiers over de Hogelandsingel te Enschede, komende uit de richting Varviksingel en gaande in de richting van de Gronausestraat. Door een onbekende oorzaak remde de Peugeotbestuurder op een gegeven moment krachtig en kwam de Peugeot met de rechtervoorzijde in botsing met een boom in de middenberm. Door deze botsing raakte de naast de bestuurder zittende passagier zwaar gewond en overleed hij ter plaatse.
De rijbaan is ter plaatse verdeeld in 2 keer 2 rijstroken en een brede begroeide middenberm. Aan de rechterzijde van rijstroken is een fietssuggestiestrook.
Voor motorvoertuigen bedroeg de maximumsnelheid ter plaatse 50 km/h.
Uit de remproeven is gebleken dat de Peugeot voor en op de botsplaats geremd heeft, terwijl de ABS niet heeft gefunctioneerd. Het resultaat van deze remproef is een goede indicatie van wat de remvertraging zou zijn geweest op de plaats van het ongeval. […] Uit de berekening blijkt dat de bestuurder van de Peugeot gereden heeft met een snelheid gelegen tussen 102 en 104 km/h.
10.
Rapport haaronderzoek, onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een dodelijk verkeersongeval in Enschede op 1 november 2013, gedateerd 24 december 2013, pagina’s 231 tot en met 238, voor zover zakelijk weergegeven, inhoudende:
Er zijn morfologisch duidelijke verschillen waargenomen tussen de kleur, intensiteit, pigmentverdeling en lengte van de hoofdhaar en hoofdhaardelen AAGR9402NL (afkomstig van de voorruit aan de bestuurderskant) en de hoofdharen van het referentiemonster van het slachtoffer.
Het celmateriaal in de bemonstering AAFH4600NL#01 kan afkomstig zijn van [verdachte]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Omschrijving onderzoeksmateriaal: Bemonstering van airbag bestuurder
DNA-identiteitszegel: AAFH4600NL#01
11.
Rapport Pathologie, onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood, gedateerd 9 december 2013, pagina’s 208 tot en met 230, inhoudende:
Bij postmortaal beeldonderzoek en bij sectie werden ernstige letsels waargenomen. Als gevolg van bij leven opgelopen uitwendig inwerkend heftig botsend geweld op de romp waren er veel ribben beiderzijds gebroken. Ook het borstbeen en het linkersleutelbeen waren gebroken. Er was veel bloed in de naast gelegen weke delen. Er waren als gevolg van deze geweldsinwerkingen aan de borstkas en mogelijk ook door krachtige deceleratie scheuren in de lichaamsslagader en in de hartwortel. Daarbij was er verbloeding in de linkerborstholte ontstaan en was er harttamponade (veel bloed in het hartzakje) opgetreden. Het overlijden is het gevolg van het massale bloedverlies en van functieverlies van het hart. Door bij leven opgetreden heftig botsend geweld tegen het hoofd waren er beiderzijds schedelbasisfracturen in de achterste schedelgroeve en waren er bloederige zachte hersenvliezen. Deze letsels hebben aanleiding gegeven tot functieverlies van de hersenen en hebben zodoende aan het intreden van de dood bijgedragen. De bij sectie gevonden letsels zijn alle bij leven opgelopen en kunnen goed passen bij letsels opgelopen als gevolg van het auto-ongeluk.
12.
Proces-verbaal bedienaar ademanalyse-apparaat, d.d. 1 november 2013, voor zover zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op vrijdag 1 november 2013, te 17.50 uur heb ik, verbalisant, de verdachte bevolen zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8 lid 3 onder a van de Wegenverkeerswet 1994. Tevens heb ik hem medegedeeld dat hij verplicht was tijdens dit onderzoek gevolg te geven aan alle door mij, ten dienste van dit onderzoek gegeven aanwijzingen.
De verdachte heeft de door mij gegeven aanwijzingen opzettelijk niet opgevolgd.
Op vrijdag 1 november 2013 omstreeks 17.50 uur, nam ik, verbalisant [verbalisant 3] hoofdagent van politie Twente, afdeling Enschede Noord, een ademonderzoek af van de verdachte [verdachte].
Dit ademonderzoek vond plaats nadat de verdachte [verdachte] was aangehouden op verdenking van zijnde de bestuurder van een personenauto welke een aanrijding met dodelijke afloop had veroorzaakt.
De verdachte riekte uitwendig naar het gebruik van alcoholische drank. De verdachte sprak ook met een dubbele tong en had rooddoorlopen ogen.
De verdachte [verdachte] hield vervolgens bij de eerste blaastest halverwege op met blazen. De verdachte [verdachte] blies de tweede (2de) keer goed. Bij de derde (3de) keer gaf de Drager 7110 aan dat de verdachte niet goed had geblazen. Hierop heb ik de verdachte [verdachte] gezegd dat als hij niet meer goed zou blazen, dat dit een weigering zou worden. De verdachte blies vervolgens nog een keer maar hield hier weer mee op. De verdachte wilde vervolgens niet meer blazen.
13.
Proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 23 april 2014, PL05CE-2013112502-63, voor zover inhoudende:
Op 1 november 2013, omstreeks 16.30 uur, ben ik betrokken geweest bij een verkeersongeval op de Hogelandsingel te Enschede. Ik zat in een rode Peugeot. Opeens lag ik in het gras naast de auto. Ik ben opgestaan en ik ben weggerend.
14.
Proces-verbaal van aanhouding d.d. 1 november 2013, pagina’s 21 tot en met 23, voor zover zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van de verbalisant [verbalisant 4]:
Ik hoorde een hard geluid uit de tuin komen van perceel [nummer] aan de Batjanstraat te Enschede. Ik klom op de schutting en zat er boven op. Ik zag de man welke werd omschreven als zijnde de bestuurder van de auto welke de aanrijding had gehad. Ik herkende de man ambtshalve als zijnde [verdachte].