Uitspraak
Rechtbank Overijssel
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
terwijl hij, verdachte, onder invloed verkeerde van (een aanzienlijke hoeveelheid) alcohol, althans het motorvoertuig bestuurde na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveel alcohol (houdende drank), en/of (daarbij) heeft gereden met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar voor verdachte toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, en/of (daarbij) een aantal voertuigen aan de rechterzijde heeft ingehaald, waarbij hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk op de fietssuggestiestrook heeft gereden (op het moment dat zich daar een fietser met kinderen bevond), en/of (vervolgens) naar links heeft gestuurd, en/of (daarbij) het motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, en/of (vervolgens) in de middenberm is gegleden of gereden in elk geval terecht gekomen, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een in die berm staande boom, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer] (passagier in het door verdachte bestuurde motorrijtuig) werd gedood, zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden, en/of terwijl hij, verdachte, toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht, dan wel na dit feit niet heeft voldaan aan bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede lid Wegenverkeerswet 1994;
terwijl hij, verdachte, onder invloed verkeerde van (een aanzienlijke hoeveelheid) alcohol, althans het motorvoertuig bestuurde na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveel alcohol (houdende drank), en/of (daarbij) heeft gereden met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar voor verdachte toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, en/of (daarbij) een aantal voertuigen aan de rechterzijde heeft ingehaald, waarbij hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk op de fietssuggestiestrook heeft gereden (op het moment dat zich daar een fietser met kinderen bevond), en/of (vervolgens) naar links heeft gestuurd, en/of (daarbij) het motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, en/of (vervolgens) in de middenberm is gegleden of gereden in elk geval terecht gekomen, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een in die berm staande boom, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
hij, op of omstreeks 1 november 2013 (op of omstreeks 16.30 uur) te Enschede, gemeente Enschede, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval op/aan de Hogelandsingel, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer]) was gedood, althans letsel en/of schade toegebracht;
3.De vordering van de officier van justitie
4.De voorvragen
5.De beoordeling van het bewijs
In de tweede plaats heeft de raadsman subsidiair vraagtekens geplaatst bij de conclusie van de Dienst VerkeersOngevallenAnalyse inhoudende dat de auto tussen 102 en 104 kilometer per uur heeft gereden. Afgezien daarvan heeft de raadsman bepleit dat, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, de gedragingen niet als roekeloos rijden kunnen worden gekwalificeerd.
hij op 1 november 2013 (omstreeks 16.30 uur) te Enschede, gemeente Enschede, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval aan de Hogelandsingel, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander, te weten [slachtoffer], letsel was toegebracht.
6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
feit 1),
feit 2)en 7 en 176 WVW 1994 (
feit 3).Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
overtreding van artikel 163 lid 2 Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994;
overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
7.De strafbaarheid van de verdachte
8.De op te leggen straf of maatregel
9.De toegepaste wettelijke voorschriften
10.De beslissing
- verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
straf
- veroordeelt verdachte tot een
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
DNA-identiteitszegel: AAFH4600NL#01