ECLI:NL:RBOVE:2014:6367

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 december 2014
Publicatiedatum
3 december 2014
Zaaknummer
AWB 14/1839
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen gewijzigde exploitatievergunning van een coffeeshop in Steenwijkerland

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een door de burgemeester van Steenwijkerland verleende gewijzigde exploitatievergunning voor een coffeeshop. De rechtbank Overijssel heeft op 3 december 2014 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder zaaknummer AWB 14/1839. De eisers, een VOF en enkele familieleden, hebben bezwaar gemaakt tegen de wijziging van de exploitatievergunning die oorspronkelijk op 12 november 2012 was verleend. De wijziging betreft een aanpassing van de openingstijden van de coffeeshop, gelegen aan [adres 1] te [plaats]. De burgemeester had eerder op 17 december 2013 een gewijzigde vergunning verleend, die op 16 juni 2014 in bezwaar werd gehandhaafd. De eisers stellen dat de overlast door de coffeeshop is toegenomen sinds de vergunningverlening, met klachten over hangjongeren, parkeerproblemen, geuroverlast en geluidsoverlast. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gewijzigde vergunning niet onterecht is verleend en dat de overlast niet zo ernstig is dat de woon- en leefsituatie in de omgeving onaanvaardbaar wordt beïnvloed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de coffeeshop inmiddels is verhuisd naar een ander pand, [adres 2], waar geen achterdeur aanwezig is, wat de overlast zou moeten verminderen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/1839

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[bloemisterij] VOF, familie [eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3], te [plaats], eisers
(gemachtigde: mr. F. Postma),
en
de burgemeester van Steenwijkerland, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[belanghebbende], te [plaats], (gemachtigde: mr. C.F.M. Jungerman).

Procesverloop

Bij besluit van 17 december 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder de op 12 november 2012 aan coffeeshop [coffeeshop] (hierna: de coffeeshop) verleende exploitatievergunning - voor het exploiteren van een horecabedrijf (coffeeshop) voor de inrichting gelegen aan de [adres 1] te [plaats] - gewijzigd.
Bij besluit van 16 juni 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Bij fax van 21 juli 2014 hebben eisers tegen het bestreden besluit pro forma beroep ingesteld. De gronden zijn op 20 augustus 2014 ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2014. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door c.q. zijn verschenen in de persoon van [naam 1], [eiser 3], [eiser 2] (bijgestaan door [naam 2]), bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 3] en [naam 4], werkzaam bij de gemeente Steenwijkerland. Derde-partij is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 2:28, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Steenwijkerland 2009 (hierna: Apv) is het verboden op nader door de burgemeester aangewezen plaatsen of voor nader door de burgemeester aangewezen categorieën horecabedrijven zonder vergunning van de burgemeester een horecabedrijf te exploiteren.
Bij besluit van 22 mei 2012 heeft de burgemeester de coffeeshop aangewezen als categorie horecabedrijf waarvoor een exploitatievergunning als bedoeld in artikel 2:28, eerste lid, van de Apv verplicht is. blijkens dit aanwijzingsbesluit wordt onder coffeeshop verstaan: een alcoholvrije horecagelegenheid waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt.
Artikel 2:28, derde lid, van de Apv bepaalt dat, in afwijking van artikel 1:8, de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk kan weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
Artikel 2:28, vierde lid, van de Apv bepaalt dat bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond, de burgemeester rekening houdt met het karakter van de straat en de wijk waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot
zal komen te staan door de exploitatie.
Bij besluit van 12 november 2012 heeft verweerder aan de coffeeshop een vergunning verleend voor het exploiteren van een horecabedrijf (coffeeshop) voor de inrichting gelegen aan de [adres 1] te [plaats]. Aan deze vergunning zijn voorwaarden verbonden.
Voorwaarde 3 luidt als volgt:
In afwijking van de algemene sluitingstijden voor horecabedrijven, als bedoeld in artikel 2:29 lid 1 Apv, dient de inrichting, op grond van artikel 2:29 lid 4 Apv, van 00.00 uur tot 16.00 uur voor het publiek gesloten te zijn met uitzondering van de zaterdag en zondag. Voor de zaterdag en zondag geldt dat de inrichting voor het publiek gesloten moet zijn van 0.00 uur tot 12.00 uur.
Deze exploitatievergunning is verleend voor een periode van 2 jaar, ingaande op
12 november 2012.
Het hiertegen gerichte bezwaarschrift van eisers is bij besluit van 13 juni 2013 ongegrond verklaard.
Bij het primaire besluit van 17 december 2013 heeft verweerder een gewijzigde exploitatievergunning verleend. De wijziging betreft de redactie van voorwaarde 3.
De gewijzigde voorwaarde 3 luidt als volgt:
In afwijking van de algemene sluitingstijden voor horecabedrijven, als bedoeld in artikel 2:29 lid 1 Apv, mag de inrichting, op grond van artikel 2:29 lid 4 Apv, voor het publiek geopend zijn op maandag tot en met donderdag van 16.00 uur tot 23.00 uur, op vrijdag van 16.00 uur tot 24.00 uur, op zaterdag van 12.00 uur tot 24.00 uur en op zondag van 12.00 uur tot 23.00 uur.
De gewijzigde exploitatievergunning is geldig tot en met 12 november 2014.
Verweerder heeft daarbij overwogen dat hij in zijn besluit van 13 juni 2013 heeft geoordeeld dat de door of vanwege de coffeeshop ondervonden overlast niet zo ernstig is dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de coffeeshop op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. De op 12 december 2012 verleende exploitatievergunning is daarom in bezwaar gehandhaafd. Dat oordeel is niet in rechte bestreden dus in rechte onaantastbaar.
De thans voorliggende wijziging van de exploitatievergunning betreft enkel voorwaarde 3. Dit betreft een beperking van de openingstijden ten opzichte van de eerdere exploitatie-vergunning. Er is onderzocht of er tussen 13 juni 2013 en 16 juni 2014 sprake is van ontoelaatbare nieuwe gebeurtenissen voor wat betreft de verslechtering van het woon- en leefklimaat. Daarvan is geen sprake, aldus verweerder. De door eisers aangehaalde overtredingen van de voorwaarden, verbonden aan de gedoogverklaring, betreffen voorwaarden met betrekking tot de voor- en achterdeur. Dit zijn voorwaarden ter bevordering van de sociale controle en het opwerpen van een drempel. Deze voorwaarden hebben niet primair tot doel om overlast te beperken c.q. te voorkomen en daarom zijn deze voorwaarden ook niet verbonden aan de exploitatievergunning. Verweerder concludeert dat het overtreden van deze voorwaarden, verbonden aan de gedoogverklaring, niet hebben geresulteerd in een onaanvaardbare toename van overlast dan wel een verslechtering van
het woon- en leefklimaat alsmede dat de voorwaarden, verbonden aan de ‘oude’ exploitatievergunning, niet zijn overtreden.
Verweerder heeft daarom de gewijzigde exploitatievergunning in bezwaar gehandhaafd.
2. De rechtbank dient ambtshalve te beoordelen of eisers (nog) belang hebben bij de behandeling van hun beroep omdat de bestreden gewijzigde exploitatievergunning maar
tot en met 12 november 2014 gold. Bij de beantwoording van deze vraag dient de rechtbank te betrekken dat ter zitting is gebleken dat coffeeshop [coffeeshop] niet langer is gehuisvest in het pand [adres 1] maar dat de coffeeshop thans is gevestigd in het naastgelegen pand, [adres 2]. In dit pand is geen achterdeur. Voorts is de tussendeur tussen de panden [adres 1] en [adres 2] dichtgemetseld. Voor de nieuwe locatie heeft verweerder een exploitatievergunning verleend voor een periode van twee jaren. Voorts heeft verweerder voor de nieuwe locatie een gedoogverklaring verleend voor een periode van twee jaren.
De rechtbank oordeelt dat, nu verweerder een opvolgende exploitatievergunning heeft verleend, eisers nog steeds belang hebben bij de beoordeling van hun beroep. Dit belang strekt zich ook uit tot voorwaarde 3, ook al zijn de openingstijden (ten voordele van eisers)
in de (gewijzigde) voorwaarde 3 beperkt. Eisers hebben immers betoogd dat zij veel overlast ervaren van de coffeeshop, ook als de openingstijden worden beperkt.
3. Eisers stellen dat de overlast sinds het verlenen van de exploitatievergunning op
12 november 2012 is verergerd. Deze overlast betreft hangjongeren, parkeerproblemen, geuroverlast en geluidsoverlast. Verder stellen eisers dat de exploitant telkenmale de voorwaarden, verbonden aan de gedoogverklaring, overtreedt. Vanwege dit handelen had verweerder er voor moeten kiezen om helemaal geen exploitatievergunning te verlenen in plaats van het verlenen van een gewijzigde exploitatievergunning.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het gestelde niet-verlenen van de exploitatievergunning betreft feitelijk het intrekken van de op 12 november 2012 verleende exploitatievergunning. Dit betreft een handhavingsbesluit, welke thans niet aan de orde is. Tot op heden heeft verweerder geen aanleiding gezien om in het kader van handhaving tot intrekking van de exploitatievergunning over te gaan.
Wat betreft de gewijzigde voorwaarde 3 overweegt de rechtbank het volgende. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank niet gebleken dat de gestelde overlast een dermate omvang heeft dat verweerder voorwaarde 3 van de exploitatievergunning niet had mogen wijzigen. De rechtbank laat hierbij meewegen dat het pand [adres 1]
is gelegen in stedelijk gebied c.q. het centrum van [plaats] en dat op dit pand een horecabestemming rust. Voorts laat de rechtbank meewegen dat voorwaarde 3 een beperking van de openingstijden ten opzichte van de op 12 november 2012 verleende exploitatievergunning betreft. Deze beperking is in het voordeel van eisers omdat hierdoor de ondervonden overlast van bezoekers van de coffeeshop in tijd wordt beperkt.
Ter afsluiting overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de gestelde overtredingen van
de gedoogverklaring en een (groot) deel van de gestelde overlast betrekking heeft op het gebruik van de achterdeur en de tussendeur tussen het pand op het perceel [adres 1] en het naastgelegen eetcafé. Ter zitting is voorts gebleken dat de coffeeshop thans is gevestigd in het naastgelegen pand, dat geen achterdeur heeft, en dat de tussendeur is dichtgemetseld. De overlast vanwege het gebruik van de achterdeur en de tussendeur zal thans dan ook niet meer kunnen plaatsvinden.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E.M. Lever griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.