ECLI:NL:RBOVE:2014:6487

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 december 2014
Publicatiedatum
9 december 2014
Zaaknummer
08/730255-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huisvredebreuk in vereniging met een ander

Op 9 december 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van huisvredebreuk in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rol van de verdachte aanzienlijk kleiner was dan die van zijn mededader, maar dat hij niets heeft gedaan om deze mededader te stoppen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf van 80 uur. De zaak kwam voort uit een incident op 23 april 2014, waarbij de verdachte samen met een ander de woning van een persoon betrad zonder toestemming, terwijl deze niet thuis was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet het oogmerk had om goederen weg te nemen, maar dat hij wel wederrechtelijk de woning is binnengedrongen. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde feit zou worden vrijgesproken, en dat voor het subsidiair tenlastegelegde feit een werkstraf van 80 uur zou worden opgelegd, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week. De rechtbank volgde deze vordering gedeeltelijk en sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit, maar verklaarde het subsidiair tenlastegelegde bewezen. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de rol van de verdachte in het geheel. De benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering, omdat er geen direct verband was tussen het bewezen verklaarde feit en de gevorderde schade. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de artikelen 138, 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730255-14
Datum vonnis: 9 december 2014
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1980 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats] aan de [adres 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 november 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Y. Oosterhof en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw
mr. L. Pieters, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
al dan niet in vereniging met een ander of anderen een diefstal met (bedreiging met) geweld heeft gepleegd,
dan welal dan niet in vereniging met een ander of anderen huisvredebreuk heeft gepleegd;
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 23 april 2014 te [plaats], gemeente Tubbergen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres 2] heeft
weggenomen een notebook (merk Dell) en/of een notebook (merk Acer) en/of een IPad met oplader en/of een hoofdtelefoon (merk Beats by dr. Dre), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) naar voornoemde woning is/zijn gegaan en/of tegen de wil van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] die woning heeft/hebben betreden en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] (met kracht) heeft/hebben weggeduwd en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben bedreigd door een vuist te ballen en/of die vuist op te heffen en/of naar achteren te bewegen en/of daarbij die [slachtoffer 2] mondeling dreigend toe te voegen "je kunt er zo één krijgen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of die [slachtoffer 1] (met kracht) tegen haar gezicht heeft/hebben geslagen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 23 april 2014 te [plaats], gemeente Tubbergen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning, gelegen aan de [adres 2] en in gebruik bij [slachtoffer 3] en/of diens gezin, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s) wederrechtelijk is binnengedrongen en/of, wederrechtelijk aldaar vertoevende zich met zijn/haar mededader(s), althans alleen, niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
3. De vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het primair tenlastegelegde feit wordt vrijgesproken en voor het subsidiair tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur, met aftrek van twee dagen inverzekeringstelling en tot een gevangenisstraf van één week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Wat betreft de civiele vorderingen dient het gevorderde materiële deel telkens te worden afgewezen en dient het gevorderde immateriële deel voor de helft te worden toegewezen, met niet-ontvankelijk verklaring voor het resterende deel.
De raadsvrouw is met de officier van justitie van oordeel dat voor het primair tenlastegelegde feit vrijspraak dient te volgen. Voor het subsidiair tenlastegelegde feit is de raadsvrouw van oordeel dat voor het onderdeel “in vereniging met een ander” vrijspraak dient te volgen. De raadsvrouw verzoekt een werkstraf op te leggen, dan wel – als het subsidiair tenlastegelegde bewezenverklaard wordt – een straf gelijk aan het voorarrest.
De raadsvrouw is van mening dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in hun civiele vorderingen, dan wel dat die vorderingen dienen te worden afgewezen, dan wel dat de toe te kennen bedragen dienen te worden gematigd.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen dat verdachte het oogmerk had om uit de woning goederen weg te nemen, terwijl ook niet is bewezen dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen hem en zijn medeverdachte [medeverdachte], gericht op een diefstal met geweld.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 april 2014 te [plaats], gemeente Tubbergen tezamen en in vereniging met een ander in een woning gelegen aan de [adres 2] en in gebruik bij [slachtoffer 3] en zijn gezin, wederrechtelijk is binnengedrongen.
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing. De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het subsidiair bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte is met zijn mededader op 23 april 2014 naar de woning gegaan van een persoon, die de door hem, verdachte, geleverde goederen niet had betaald. Aldaar aangekomen bleek die persoon niet thuis te zijn, maar waren ‘slechts’ de zoon en dochter van die persoon aanwezig. Tegen de wil van deze jeugdige personen zijn verdachte en zijn mededader de woning binnen gegaan. Uit de verklaring van verdachte begrijpt de rechtbank dat zijn mededader op dat moment een “opgewonden standje” was. De wijze waarop verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de woning hebben verschaft, alsmede het wegnemen van goederen uit die woning en het gebruik van en dreigen met geweld door verdachtes mededader, hebben op de slachtoffers – die niets te maken hebben met de transacties van hun vader en daarvoor niet verantwoordelijk zijn - een grote impact gehad, zo blijkt onder meer uit hun schriftelijke slachtofferverklaringen. Verdachte heeft met zijn actie een forse inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van beide personen.
De rechtbank stelt daarbij enerzijds vast dat de rol van verdachte aanmerkelijk kleiner is geweest dan de rol van zijn mededader. Verdachte heeft geen goederen uit de woning gepakt, geen geweld gebruikt en heeft ook niet met geweld gedreigd. Anderzijds stelt de rechtbank vast dat verdachte niets heeft ondernomen om zijn mededader te stoppen.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een straf als door de officier van justitie geëist behoort te worden opgelegd.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2], wonende te [plaats] aan de [adres 2], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.071,72, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • verloren uren € 81,72
  • vernielde iPad € 479,00
  • ontvreemde hoofdtelefoon € 311,00
  • immateriële schade € 1.200,00
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[slachtoffer 1], wonende te [plaats] aan de [adres 2], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.993,64, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank merkt daarbij op dat in kolom 4b van het ingevulde voegingsformulier als totaal bedrag is vermeld € 1.983,64 maar dat, gelet op de vier gevorderde posten, sprake is van een kennelijke optelfout, aangezien het totaal van die vier posten € 1.993,64 bedraagt.
Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • beschadigde laptop € 425,00
  • medicijnen € 15,16
  • reiskosten € 53,48
  • immateriële schade € 1.500,00
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Nu verdachte voor het primair tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken en geen direct verband bestaat tussen feit 2 en de gevorderde schade dienen de benadeelde partijen in hun vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Zij kunnen hun vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d en 27 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het subsidiair bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen;

- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], beiden wonende te [plaats] aan de [adres 2] in het geheel niet-ontvankelijk zijn in hun vordering, en dat de benadeelde partijen hun vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mr. G.J. Stoové en mr. C.C.S. Koppes, rechters, in tegenwoordigheid van H.K.S. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2014.