ECLI:NL:RBOVE:2014:6636

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 november 2014
Publicatiedatum
12 december 2014
Zaaknummer
C/08/163734 / KG ZA 14-370
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de vordering in faillissementstoestand

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 21 november 2014, is de eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, betrokken in een kort geding tegen meerdere gedaagden. De eiseres vordert dat de gedaagden hoofdelijk worden verplicht om binnen 24 uur na betekening van het vonnis de eigendommen van de eiseres, waaronder voorraden en inventaris, af te geven. De eiseres stelt dat de gedaagden zonder enige grond de eigendommen onder zich houden, wat leidt tot aanzienlijke schade voor de eiseres.

De gedaagden hebben verweer gevoerd en stellen dat de vordering van de eiseres een boedelvordering betreft, die alleen door of tegen de curator kan worden ingesteld. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de faillissementstoestand van de eiseres voortduurt totdat de beslissing tot faillietverklaring is vernietigd en in kracht van gewijsde is gegaan. Dit is in lijn met artikel 4 lid 5 van de Faillissementswet, dat bepaalt dat een vonnis tot faillietverklaring bij voorraad uitvoerbaar is.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de eiseres niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat deze niet door de curator is ingesteld. De eiseres is veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van de gedaagden zijn begroot op € 816,00 aan salaris van de advocaat. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/163734 / KG ZA 14-370
datum vonnis: 21 november 2014 (sr)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats 1],
eiseres,
verder te noemen [eiseres],
procesadvocaat: mr. J.P.M. Borsboom te Rotterdam,
behandelend advocaat: mr. drs. C.A.M. van Wesel te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1],
gevestigd te [vestigingsplaats 2],
verder te noemen [gedaagde 1],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2],
gevestigd te [vestigingsplaats 3],
verder te noemen [gedaagde 2],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 3],
gevestigd te [vestigingsplaats 3],
4.[gedaagde 4],
wonende te [vestigingsplaats 2],
verder te noemen [gedaagde 4],
5.[gedaagde 5],
wonende te [vestigingsplaats 3],
verder te noemen [gedaagde 5],
gedaagden,
advocaat: mr. H. Dijks te Enschede.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 6 producties,
  • de brief van mr. Dijks d.d. 14 november 2014 met 2 producties,
  • producties 7, 8 en 9 aan de zijde van eiseres,
  • een brief van mr. R.H.H. van Wijk q.q. d.d. 14 november 2014,
  • producties 3 en 4 aan de zijde van gedaagden,
  • de mondelinge behandeling op 17 november 2014,
  • de pleitnota van eiseres,
  • twee pleitnota’s van gedaagden.
1.2
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1
[eiseres] exploiteert een binderij.
2.2
[eiseres] heeft de activiteiten doorgestart van het op 7 mei 2014 in staat van faillissement verklaarde [eiseres].
2.3
Bij vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 20 augustus 2014 is [eiseres] in staat van faillissement verklaard. Hierbij is mr. A.E. Zweers tot rechter-commissaris benoemd en mr. R.H.H. van Wijk te [vestigingsplaats 1] tot curator aangesteld.
2.4
Bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 oktober 2014 is dit vonnis vernietigd.
2.5
De aanvragers van het faillissement, te weten mevrouw van [H] en [J] (gedaagde sub 4), zijn van het arrest tijdig in cassatie gekomen bij de Hoge Raad. De cassatiebehandeling vindt plaatst op 28 november 2014.

3.De standpunten van partijen

3.1
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden hoofdelijk te gebieden om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis tot afgifte van de eigendommen van [eiseres], onder meer bestaande uit voorraden, inventaris en computerserver, over te gaan, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Daarnaast vordert [eiseres] gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2
[eiseres] stelt daartoe -kort gezegd- dat gedaagde(n) zonder dat daar enige grond voor bestaat de eigendommen van [eiseres] onder zich houdt/houden. Het is onduidelijk wie van gedaagden de eigendommen van [eiseres] onder zich houdt. Zij zijn echter gehouden om zo spoedig mogelijk tot afgifte van de eigendommen aan [eiseres] over te gaan. Doordat gedaagden dit niet doen, lijdt [eiseres] aanzienlijke schade.
3.3
Gedaagden voeren verweer. Op dit verweer wordt hierna -voor zover van belang- nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De voorzieningenrechter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of [eiseres] kan worden ontvangen in haar vorderingen jegens gedaagden.
4.2
Artikel 4 lid 5 Fw bepaalt dat het vonnis tot faillietverklaring bij voorraad, op de minuut uitvoerbaar is, niettegenstaande enige daartegen gerichte voorziening.
Uitvoerbaar bij voorraad op de minuut houdt verband met de omstandigheid dat een faillissement, waardoor de schuldenaar het beheer en de beschikking over zijn vermogen verliest, meteen na de uitspraak werking behoort te hebben. De faillissementstoestand treedt met het uitspreken van het faillissement in en blijft ook bestaan na het instellen van een rechtsmiddel. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat die rechtstoestand voortduurt totdat die beslissing is vernietigd en in kracht van gewijsde is gegaan. De voorzieningenrechter verwijst hierbij naar een arrest van de Hoge Raad van 22 oktober 1940, NJ 1941, 431. Ook in de literatuur wordt dit standpunt verdedigd (onder meer Polak Pannevis, Insolventierecht 2011, par. 3.15.1).
4.3
Gedaagden hebben onweersproken gesteld dat de vordering van [eiseres] een boedelvordering betreft. Ingevolge artikel 25 lid 1 Fw worden dergelijke vorderingen zowel door als tegen de curator ingesteld. Artikel 25 lid 2 Fw maakt het weliswaar mogelijk dat de gefailleerde ten aanzien van de rechten tot de boedel behorende als eiseres optreedt, maar de aangesprokene kan dan de niet-ontvankelijkheid van eis inroepen (HR 1 mei 1914, NJ 1914, p. 709). Gedaagden hebben zich bij wege van exceptie beroepen op de niet-ontvankelijkheid van [eiseres]. [eiseres] is derhalve niet-ontvankelijk in haar vordering.
4.4
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden veroordeeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
I. Verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering;
II. Veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van gedaagden begroot op € 816,00 aan salaris van de advocaat;
III. Verklaart onderdeel II van het dictum uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 november 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.