ECLI:NL:RBOVE:2014:6740

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 december 2014
Publicatiedatum
18 december 2014
Zaaknummer
C/08/163289 / KG ZA 14-360
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging zorgovereenkomsten en ontruiming van pand met wederzijds goedvinden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, heeft eiser, die een zorginstelling exploiteert onder de naam Strong4u, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die zorgovereenkomsten met hem hadden gesloten. Eiser heeft de zorgovereenkomsten met beide gedaagden opgezegd, omdat zij zich niet aan de afspraken hielden en hij hen heeft bedreigd. Gedaagden hebben geen gehoor gegeven aan de sommatie van eiser om het pand te verlaten. Eiser vorderde in kort geding dat gedaagden het pand binnen 48 uur na betekening van het vonnis zouden ontruimen, op straffe van een dwangsom.

Tijdens de zitting gaven gedaagden aan niet verder te willen met eiser als zorgverlener en op zoek te zijn naar een ander onderkomen, maar dat zij hiervoor tijd nodig hadden. De voorzieningenrechter constateerde dat beide partijen geen heil meer zagen in de voortzetting van de overeenkomsten en dat deze kennelijk met wederzijds goedvinden waren ontbonden. Eiser stelde dat hij belang had bij een spoedige ontruiming, omdat hij zijn onderneming financieel moest beëindigen en het pand zo snel mogelijk aan de verhuurder moest opleveren. Gedaagden stelden daar tegenover dat zij enige tijd nodig hadden om andere woonruimte te vinden.

De voorzieningenrechter heeft een redelijke termijn vastgesteld voor de ontruiming van het pand, waarbij gedaagden uiterlijk op 15 december 2014 het pand moesten hebben ontruimd. De gevorderde dwangsom werd toegewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd. Het vonnis werd uitgesproken door mr. W.K.F. Hangelbroek op 10 november 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/163289 / KG ZA 14-360
Vonnis in kort geding van 10 november 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. E.D. Breuning ten Cate te Almelo,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. R. Engwegen te Echt.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vordering

2.1.
[eiser] heeft het volgende gesteld. Hij exploiteert onder de naam Strong4u een zorginstelling, gevestigd aan de [adres] te [plaats].
2.2.
Hij heeft met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op respectievelijk 14 april 2014 en
19 mei 2014 zorgovereenkomsten gesloten met een looptijd van een jaar.
2.3.
Bij brief van 12 september 2014 heeft [eiser] de zorgovereenkomst met [gedaagde 1] met inachtneming van een termijn van een maand opgezegd en [gedaagde 1] meegedeeld dat zij per 12 oktober 2014 geen recht meer heeft op hulp van Strong4u.
2.4.
Bij brief van 7 oktober 2014 heeft [eiser] [gedaagde 2] meegedeeld de zorgovereenkomst per direct te willen beëindigen. Daarbij is [gedaagde 2] tevens meegedeeld dat hij per direct geen aanspraak meer kan maken op de zorg en de woonruimte.
2.5.
[gedaagde 2] en [gedaagde 1] hebben geen gehoor gegeven aan de sommatie van [eiser] om het pand te verlaten.
2.6.
[eiser] vordert samengevat - [gedaagde 2] en [gedaagde 1] te bevelen het pand aan de [adres] te [plaats] te ontruimen en te verlaten binnen 48 uur na betekening van het vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] in de kosten van het geding.
2.7.
Aan zijn vordering legt [eiser] ten grondslag dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hem hebben bedreigd en zich niet hebben gehouden aan gemaakte afspraken. [eiser] was daarom genoodzaakt de overeenkomsten met [gedaagde 2] en [gedaagde 1] tussentijds te beëindigen en hen te sommeren het pand aan de [adres] te [plaats] te verlaten. Aan deze sommatie is geen gehoor gegeven.

3.De beoordeling

3.1.
Ter zitting hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 1] te kennen gegeven niet meer verder te willen met [eiser] als zorgverlener en op zoek te zijn naar een ander onderkomen, maar dat zij hiervoor tijd nodig hebben. [eiser] handhaaft zijn vordering, zoals verwoord in de dagvaarding.
3.2.
De voorzieningenrechter constateert op grond van de stellingen van partijen en het ter zitting verhandelde dat beide partijen geen heil meer zien in voorzetting van de overeenkomsten en dat partijen deze dus kennelijk met wederzijds goedvinden hebben ontbonden, zodat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] het pand aan de [adres] dienen te verlaten.
3.3.
[eiser] heeft in dit kader aangevoerd dat hij belang heeft bij spoedige ontruiming, omdat hij zich (financieel) genoodzaakt ziet om zijn onderneming te beëindigen, dat hij de huur van het pand aan de [adres] daarom heeft opgezegd en dat hij dit zo snel mogelijk aan de verhuurder moet opleveren. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] stellen daar tegenover dat zij enige tijd nodig hebben om andere woonruimte te vinden.
3.4.
De voorzieningenrechter zal naar redelijkheid en billijkheid een termijn vaststellen. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] dienen uiterlijk op 15 december 2014 het pand dienen te hebben ontruimd. [eiser] heeft niet overtuigend onderbouwd dat voortgezet verblijf tot (uiterlijk) die datum voor hem gevaarlijk of anderszins onverantwoord zou zijn.
3.5.
De gevorderde dwangsom is niet betwist en kan worden toegewezen.
3.6.
Omdat de vordering niet integraal wordt toegewezen zal de voorzieningenrechter de proceskosten compenseren.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Veroordeelt [gedaagde 2] en [gedaagde 1] om uiterlijk 15 december 2014 het pand aan de [adres] te Almelo te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken tenzij deze zaken van [eiser] zijn, en de sleutels af te geven aan [eiser],
II. Veroordeelt [gedaagde 2] en [gedaagde 1] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 500,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de onder I. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,-- is bereikt,
III. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
IV. Compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen zo, dat iedere partij de eigen kosten draagt,
V. Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2014 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.type: