ECLI:NL:RBOVE:2014:687

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 januari 2014
Publicatiedatum
13 februari 2014
Zaaknummer
C/08/144736 / FA RK 13-1922
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.V.A. Groener
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van partner- en kinderalimentatie na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 22 januari 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de partner- en kinderalimentatie door de man, die in het ongelijk is gesteld. De man, die in 1996 met de vrouw was getrouwd, verzocht de rechtbank om de eerder vastgestelde alimentatiebedragen te wijzigen, omdat hij stelde dat zijn financiële situatie was veranderd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de man niet voldoende bewijs heeft geleverd van een wijziging in zijn omstandigheden die een aanpassing van de alimentatie zou rechtvaardigen. De man had een inkomen van € 700,- netto per maand en was niet in staat om de eerder vastgestelde alimentatie te voldoen. De rechtbank wees het verzoek tot wijziging van de partneralimentatie af, omdat deze al eerder op nihil was gesteld en de man niet in hoger beroep was gegaan tegen die beschikking. Ook het verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie werd afgewezen, omdat de man niet had aangetoond dat zijn financiële situatie zodanig was veranderd dat de huidige bijdrage niet meer aan de wettelijke maatstaven voldeed. De rechtbank concludeerde dat de man onvoldoende duidelijkheid had verschaft over zijn huidige financiële situatie en dat hij zijn onderhoudsverplichtingen niet serieus nam. De vrouw, die de man in de procedure bijstond, verzocht de rechtbank om de man te veroordelen in de proceskosten, wat ook werd toegewezen. De rechtbank heeft de man in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 904,- aan salaris en € 274,- aan verschotten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team familierecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/144736 / FA RK 13-1922 (eg)
Beschikking van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 22 januari 2014, in de zaak van:

[verzoeker],

verder ook de man te noemen,
wonende te [woonplaats], [adres],
verzoeker,
advocaat: mr. R. Kaya,
tegen

[belanghebbende],

verder ook de vrouw te noemen,
wonende te [woonplaats], [adres],
belanghebbende,
advocaat: mr. A.J.A. Assink.

Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen op 25 september 2013;
  • de brief van mr. Kaya van 10 oktober 2013 met bijlagen;
  • het verweerschrift met bijlagen, binnengekomen op 20 november 2013.
De minderjarige [X] is op 16 oktober 2013 door de kinderrechter gehoord. Van dit verhoor is een apart proces-verbaal opgemaakt.
Ter griffie van de rechtbank is binnengekomen:
- op 24 december 2013 een brief van mr. Kaya van 23 december 2013 met bijlagen.
De zaak is behandeld ter zitting van 8 januari 2014. Ter zitting zijn verschenen: partijen, beiden bijgestaan door hun advocaat. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

De feiten

Partijen zijn op 11 juli 1996 met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk zijn geboren de navolgende minderjarige kinderen:
[naam], geboren te[geboorteplaats] op [geboortedatum],
[naam], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
Bij beschikking van 14 juni 2006 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke echtscheidingsbeschikking op 2 augustus 2006 is ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand.
Bij nadere beschikking van de rechtbank van 11 oktober 2006 is de partneralimentatie bepaald op € 598,- bruto per maand, ingaande 1 augustus 2006, zulks op grond van een tussen partijen gesloten overeenkomst. Partijen zijn voorts nader overeengekomen dat per
1 mei 2010 door de man aan de vrouw wegens kinderalimentatie zal worden voldaan een bedrag van € 123,- per kind per maand.
Bij beschikking van de rechtbank van 26 oktober 2011 heeft de rechtbank de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen op € 95,- per kind per maand bepaald, met ingang van de datum van de beschikking. Voorts is de beschikking van de rechtbank Almelo van 11 oktober 2006 gewijzigd en is bepaald dat het bedrag dat de man aan de vrouw ter zake de bijdrage in de kosten van levensonderhoud op nihil wordt gesteld met ingang van de datum van de beschikking.

Het verzoek

De man verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van de rechtbank Almelo te wijzigen in die zin dat de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen met ingang van januari 2011, althans januari 2012, dan wel januari 2013 op nihil wordt gesteld en dat de bijdrage van de man in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van december 2010 op nihil wordt gesteld, althans op een bedrag dat de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
De man stelt dat sprake is van een wijziging van omstandigheden. De man heeft thans een inkomen van € 700,- netto per maand als meewerkende echtgenoot in de onderneming van zijn echtgenote. De man is niet in staat de vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te voldoen.
Met betrekking tot de partneralimentatie stelt de man dat hij over de maanden december 2010 tot en met oktober 2011 geen partneralimentatie heeft betaald en dat de rechtbank bij de beschikking van 26 oktober 2011 destijds er van uit is gegaan dat de man tot de datum van de beschikking partneralimentatie heeft voldaan. De man zit in grote problemen omdat hij onmachtig is om de achterstallige partneralimentatie te voldoen.

Het verweer

De vrouw verzoekt de rechtbank de man in zijn verzoek tot nihilstelling van de kinderalimentatie met ingang van januari 2011, althans januari 2012, dan wel januari 2013 niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel dit verzoek af te wijzen. Daarnaast verzoekt de vrouw de man in zijn verzoek om de door de man aan de vrouw verschuldigde partneralimentatie met ingang van december 2010 op nihil te stellen niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel dit verzoek af te wijzen en de man te veroordelen in de kosten van deze procedure.
De vrouw stelt dat de man niet in hoger beroep is gekomen tegen de beschikking van
26 oktober 2011 zodat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan en de man derhalve niet nogmaals opnieuw aan de rechtbank kan verzoeken zijn partneralimentatieverplichting op nihil te stellen. Er zijn geen nieuwe feiten en/of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan dit nu anders zou moeten zijn.
Verder stelt de vrouw dat het faillissement van de besloten vennootschap van de man reeds is beoordeeld in de eerdere procedure die heeft geleid tot de beschikking van 26 oktober 2011. Derhalve is dit geen nieuwe wijzigingsgrond. De man heeft op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt of de WW-uitkering die hij genoot is beëindigd vanwege het verstrijken van de tijd waarbinnen hij hier recht op had of dat deze op andere wijze is geëindigd.

De beoordeling

Partneralimentatie
Bij beschikking van deze rechtbank van 26 oktober 2011 is de eerdere beschikking van 11 oktober 2006 gewijzigd en is de partneralimentatie gesteld op nihil, dit met ingang van de datum van de beschikking. Tegen deze beschikking is niet geappelleerd en is dus in kracht van gewijsde. Anders dan de man doet stellen, heeft de rechtbank niet de bevoegdheid wederom een uitspraak te doen over de onderhoudsverplichting van de man jegens de vrouw. Het argument dat de rechtbank er indertijd van is uitgegaan dat de man de partneralimentatie had voldaan, maakt geen verschil. Overigens heeft de rechtbank in de beschikking van 26 oktober 2011 niet een dergelijke overweging aan de ingangsdatum van de nihil stelling ten grondslag gelegd. Op grond van deze overweging dient de man op dit punt niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Kinderalimentatie
Bij voormelde beschikking van 26 oktober 2011 heeft de rechtbank eveneens een beslissing genomen over de kinderalimentatie en deze gesteld op € 95,-- per kind per maand. De man stelt dat zich ten aanzien van deze beschikking de omstandigheden hebben gewijzigd, zodat de bijdrage ten behoeve van de kinderen niet meer voldoet aan de wettelijke maatstaven.
De man voert als gewijzigde omstandigheden aan zijn faillissement, de WW-uitkering en het feit dat hij thans een inkomen heeft van € 700,-- per maand als meewerkend echtgenoot. De vrouw voert aan dat bij de draagkracht van de man in de beschikking van 26 oktober 2011 al rekening is gehouden met het faillissement en de WW-uitkering van de man, zodat hij ook in deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De stelling van de vrouw is in zoverre juist dat in voormelde beschikking is uitgegaan van de WW-uitkering die de man genoot na het faillissement van de besloten vennootschap waarvan hij directeur-grootaandeelhouder was. Wel is de situatie sindsdien veranderd in die zin dat de man thans geen uitkering meer geniet, maar een inkomen van € 700,-- heeft als meewerkend echtgenoot. In zoverre dient de man naar het oordeel van de rechtbank wel ontvankelijk te worden verklaard, maar dient zijn verzoek niettemin te worden afgewezen. De rechtbank legt daartoe de volgende overwegingen ten grondslag.
Door de vrouw is gesteld dat de man niet duidelijk heeft gemaakt waarom de WW-uitkering is gewijzigd. Zij veronderstelt zelfs dat de man de uitkering vrijwillig heeft beëindigd nadat de vrouw onder het UWV beslag heeft gelegd. De man heeft de stelling van de vrouw niet expliciet betwist en verder nagelaten stukken over te leggen waaruit blijkt hoe het verloop van de WW-uitkering was. De noodzaak van een lager inkomen in plaats van de uitkering is daarmee in ieder geval niet aangetoond. Het argument van de man dat solliciteren vanuit een werksituatie beter gaat dan vanuit een uitkeringssituatie, zegt niet zoveel. De man heeft niet aangetoond dat hij überhaupt solliciteert, integendeel, het ziet er naar uit dat de man zijn toekomst in de nieuw opgezette onderneming ziet.
Verder heeft de man onvoldoende duidelijkheid verschaft over zijn huidige financiële situatie, terwijl hij naar het oordeel van de rechtbank daartoe als alimentatieplichtige verplicht is.
De man stelt dat hij werkzaam is in een onderneming die op naam van zijn echtgenote staat. De onderneming draagt echter zijn naam en beweegt zich op de markt waar voorheen ook de gefailleerde vennootschap van de man zich bewoog. De vrouw stelt onbetwist dat de echtgenote van de man geen verstand heeft van hetgeen in de onderneming wordt verhandeld. De man is drieëntwintig jaar in die branche werkzaam. Evenmin heeft de man duidelijkheid kunnen verschaffen over de wijze waarop zijn salaris, loon of uitkering van € 700,-- aan hem wordt overgemaakt.
De man lijkt zich niet te realiseren dat hij een zwaarwegende onderhoudsverplichting heeft jegens zijn kinderen en dat hij, als hij niet meer in staat is aan die verplichting te voldoen, duidelijk moet maken waarom hij dat niet meer kan. Het heeft er echter alle schijn van dat de man rookgordijnen optrekt om te verhullen hoe zijn financiële situatie is. Zijn stelling, tijdens de behandeling van de zaak op de zitting dat de vrouw een hoger inkomen moet zien te verdienen om bij te dragen in de kosten van de kinderen, getuigt naar het oordeel van de rechtbank niet van veel realiteitszin. De man betaalt een bijdrage van € 95,-- per maand, althans hij dient deze te betalen. Het moge duidelijk zijn dat de werkelijke kosten van de kinderen aanzienlijk hoger zijn.
Proceskosten
De vrouw heeft gemotiveerd verzocht de man te veroordelen in de proceskosten. Zij wijst onweersproken naar een zinloze kort gedingprocedure die de man recentelijk heeft gevoerd. De man procedeert met een toevoeging en de vrouw moet de proceskosten volledig betalen. De man heeft tegen dit verzoek geen verweer gevoerd. De man is in deze procedure volledig in het ongelijk gesteld. Gezien de omstandigheden zoals die hierboven aan de orde zijn gekomen is de rechtbank van oordeel dat een kostenveroordeling op zijn plaats is.

De beslissing

De rechtbank:
I. verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wijziging van de partneralimentatie;
II. wijst af het verzoek van de man tot wijziging van de kinderalimentatie;
III. veroordeelt de man in de proceskosten tot op heden aan de zijde van de vrouw begroot op € 904,-- aan salaris en € 274,-- aan verschotten.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.V.A. Groener in tegenwoordigheid van
mr. A.C.M. Heerdink als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2014.
Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.