Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- [minderjarige 1], geboren te [plaats 2] op [geboortedatum 1] 2006, en
Voornoemde kinderen zijn geboren uit de relatie van verzoekster en de heer [vader], verder te noemen “de vader”.
Rechtbank Overijssel
Op 13 februari 2014 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoekster tegen kinderrechter mr. C. Verdoold. De verzoekster had het wrakingsverzoek ingediend in het kader van een lopende procedure over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van haar minderjarige kinderen. De kinderrechter had eerder op 6 februari 2014 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend, wat leidde tot de mondelinge behandeling op 12 februari 2014. Tijdens deze zitting heeft de verzoekster haar wrakingsverzoek ingediend, stellende dat er sprake was van vooringenomenheid van de kinderrechter, omdat deze eerder een beslissing had genomen in een vergelijkbare zaak.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de mogelijkheid biedt om een rechter te wraken op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoekster niet voldoende feiten of omstandigheden had aangedragen die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakten. De enkele omstandigheid dat de kinderrechter eerder een beslissing had genomen in een vergelijkbare zaak, was op zichzelf niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid.
De wrakingskamer benadrukte dat de kinderrechter, ondanks haar eerdere betrokkenheid bij de zaak, in staat was om objectief te oordelen en dat er geen aanwijzingen waren dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was. De beslissing van de wrakingskamer werd openbaar uitgesproken, waarbij het verzoek tot wraking werd afgewezen.