Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het procesverloop
- de dagvaarding met producties;
- de mondelinge behandeling op 18 december 2014;
- de pleitnota van [eiser];
- de pleitnota van [gedaagde].
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 22 december 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde. Eiser, eigenaar van een pand in Almelo, vorderde ontruiming van het pand dat gedaagde in gebruik had. Eiser stelde dat hij het pand had gekocht met de intentie het te verhuren, en dat hij spoedeisend belang had bij de ontruiming om op korte termijn inkomsten te genereren. Gedaagde daarentegen voerde verweer en stelde dat hij recht had op het gebruik van het pand.
De voorzieningenrechter beoordeelde of er voldoende spoedeisend belang was bij de vordering van eiser. Hij oordeelde dat eiser onvoldoende had aangetoond dat hij afhankelijk was van de inkomsten uit het pand voor zijn pensioenvoorziening. Bovendien had eiser niet aangetoond dat hij het pand op korte termijn aan derden kon verhuren, aangezien het pand geen eigen ingang of nutsvoorzieningen had en onderdeel uitmaakte van een groter geheel. De voorzieningenrechter concludeerde dat het afwachten van een bodemprocedure niet onredelijk was en dat eiser zijn vordering onvoldoende had onderbouwd.
Daarom wees de voorzieningenrechter de vordering tot ontruiming af en veroordeelde eiser in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende onderbouwing van spoedeisend belang in kort geding procedures, vooral in zaken die betrekking hebben op huur en ontruiming.