In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 december 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Alkmaar Hypotheken B.V. en een niet verschenen gedaagde. De eiseres, Alkmaar Hypotheken B.V., vroeg om een machtiging om namens de gedaagde een registergoed aan de Stichting Deltawonen aan te bieden en te verkopen. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen, omdat de door eiseres aangevoerde argumenten niet voldoende waren om de gevorderde machtiging te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de aanbiedingsplicht van de gedaagde niet ook geldt jegens de hypotheekhouder, zoals eiseres stelde. De bepalingen in de akte vestiging erfpacht en de hypotheekakte gaven geen grondslag voor de doorbreking van de wettelijke regeling van artikel 3:268 BW, hetgeen eiseres feitelijk beoogde. De voorzieningenrechter benadrukte dat de belangen van de gedaagde onvoldoende gewaarborgd zouden zijn als de gevorderde machtiging werd verleend, omdat dit het proces van rechterlijke controle zou omzeilen. Daarnaast werd de vordering tot ontruiming van het registergoed afgewezen, omdat het registergoed nog niet verkocht was en de levering derhalve niet op korte termijn hoefde plaats te vinden. Eiseres werd als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van gedaagde op nihil werden begroot.