Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[verzoekster] ,
Het procesverloop
De beoordeling
- [H] , € 2.500,00, ontstaan in 2012, en
- [D] , ontstaan in 2013.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 8 juli 2014 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een alleenstaande vrouw van 85 jaar, hierna te noemen verzoekster, die de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling heeft aangevraagd. Verzoekster, die samen met haar zoon in een huurwoning woont, heeft een schuldenlast van € 16.311,92. De schulden zijn voornamelijk ontstaan doordat zij haar zoon financieel heeft ondersteund, wat heeft geleid tot haar eigen financiële problemen.
Tijdens de zitting op 1 juli 2014 heeft verzoekster verklaard dat zij in 2003 schulden is aangegaan om haar zoon te helpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster de huur van de woning volledig zelf betaalt, terwijl haar zoon, die in de bijstand zit, niet bijdraagt aan de huur of het inlopen van huurachterstanden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verzoekster niet te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan van haar schulden, aangezien zij ondanks haar eigen financiële problemen haar zoon blijft ondersteunen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat verzoekster bewust heeft gekozen om haar schuldenlast te laten oplopen door de financiële verplichtingen van haar zoon te blijven dekken. Dit heeft geleid tot de conclusie dat verzoekster niet voldoet aan de vereisten voor de schuldsaneringsregeling, zoals vastgelegd in artikel 288 lid 1 van de Faillissementswet. De rechtbank heeft het verzoek tot schuldsanering dan ook afgewezen, met de mogelijkheid voor verzoekster om binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep aan te tekenen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.