ECLI:NL:RBOVE:2014:735

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 februari 2014
Publicatiedatum
17 februari 2014
Zaaknummer
08/996020-09
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Stam
  • mr. Berg
  • mr. Lemain
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude met belastingaangiftes door belastingadviseur met verminderd toerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als belastingadviseur onjuiste en onvolledige belastingaangiften heeft ingediend voor zowel zichzelf als voor zijn cliënten. De verdachte, geboren in 1971, was ten tijde van de feiten verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk onjuiste aangiften voor de inkomstenbelasting en omzetbelasting heeft gedaan, wat heeft geleid tot een aanzienlijk belastingnadeel van ongeveer € 180.000. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om zich te laten behandelen voor zijn psychische aandoeningen, waaronder een bipolaire stoornis en een autistische stoornis. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte te ontzetten uit het recht om het beroep van fiscaal en financieel adviseur uit te oefenen, afgewezen. De rechtbank heeft ook de civiele vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van enkele tenlastegelegde feiten is vrijgesproken. De zaak is behandeld op basis van getuigenverklaringen en bewijsstukken, waarbij de rechtbank de verklaringen van de verdachte en getuigen heeft gewogen tegen de beschikbare bewijsstukken.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/996020-09
Datum vonnis: 17 februari 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1971 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats 1] , [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 februari 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Bollen en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte, mr. M.M.A.J. Goris, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een onjuiste of onvolledige aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2007 heeft gedaan;
feit 2:de vennootschap onder firma [bedrijf verdachte] onjuiste of onvolledige aangiften voor de omzetbelasting over de maanden januari 2007 t/m september 2007 en over het vierde kwartaal van 2007 heeft gedaan, terwijl verdachte leiding heeft gegeven aan die gedraging;
feit 3:onjuiste of onvolledige aangiften omzetbelasting over het vierde kwartaal 2007 en het eerste t/m vierde kwartaal 2008, ten name van de eenmanszaak [bedrijf verdachte] , heeft gedaan;
feit 4:voor de eenmanszaak [bedrijf verdachte] over 2007 en 2008 geen administratie heeft gevoerd overeenkomstig de bij de Belastingwet gestelde eisen;
feit 5:aangiften omzetbelasting over de maanden maart 2007 t/m september 2007, ten name van [betrokkene 1] , valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst;
feit 6:al dan niet samen met een ander onjuiste of onvolledige aangiften omzetbelasting over het tweede t/m het vierde kwartaal 2008 en het eerste kwartaal 2009, ten name van [betrokkene 2] ( [bedrijf betrokkene 2] ), heeft gedaan;
feit 7:onjuiste of onvolledige aangiften omzetbelasting over de maanden februari 2007 t/m juli 2007 en september 2007 t/m december 2007, ten name van [betrokkene 3] ( [bedrijf betrokkene 3] ), heeft gedaan, dan wel die aangiften omzetbelasting heeft vervalst of valselijk heeft opgemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting, aan de verdachte, dat:
1.
Hij, op of omstreeks 16 december 2008, te Overdinkel en/of Enschede en/of
Apeldoorn en/of Heerlen en/of elders in Nederland, opzettelijk een bij de
belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, te weten een (elektronische) aangifte voor de
inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ten name van [verdachte] over
het jaar 2007, onjuist of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der
belastingen of de belastingdienst, immers heeft verdachte opzettelijk - in
strijd met de waarheid - op/in het/de bij/naar de Inspecteur der belastingen
of de belastingdienst ingeleverde/ingezonden (elektronische)
aangifte/aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over
genoemd jaar een te laag belastbaar bedrag of inkomen opgegeven en/of
vermeld, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
2.
[bedrijf verdachte] (vennootschap onder firma), op één of meer
tijdstippen, in of omstreeks de periode van 27 februari 2007 tot en met 26
oktober 2007, te Overdinkel en/of Enschede en/of Apeldoorn en/of Heerlen
en/of elders in Nederland, als ondernemer in de zin van de wet op de
omzetbelasting 1968, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet
voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, te weten (een) (elektronische) aangifte(n) voor de
omzetbelasting ten name van (de vennootschap onder firma) [bedrijf verdachte]
over de maand(en) januari 2007 en/of februari 2007 en/of
maart 2007 en/of april 2007 en/of mei 2007 en/of juni 2007 en/of juli 2007
en/of augustus 2007 en/of september 2007 en/of over het vierde kwartaal 2007,
onjuist of onvolledig heeft gedaan, immers heeft eerdergenoemde vennootschap
onder firma (telkens) opzettelijk - in strijd met de waarheid - op/in het/de
bij/naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst
ingeleverde/ingezonden (elektronische) aangifte(n)/aangiftebiljet(ten)
omzetbelasting, over de/het genoemd(e) maand(en) en/of kwartaal, (telkens)
(een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan omzet opgegeven en/of vermeld, terwijl
die/dat feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd
geheven;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte
(telkens), al dan niet in vereniging met één of meer anderen, opdracht heeft
gegeven, dan wel aan welk(e) bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte
(telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
3.
Hij, op één of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 21 augustus 2008 tot en met 31 januari 2009, te Overdinkel en/of Enschede en/of Apeldoorn
en/of Heerlen en/of elders in Nederland, als ondernemer in de zin van de wet
op de omzetbelasting 1968, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet
voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, te weten (een) (elektronische) aangifte(n) voor de
omzetbelasting ten name van (de eenmanszaak) [bedrijf verdachte]
over het vierde kwartaal 2007 en/of eerste kwartaal 2008
en/of tweede kwartaal 2008 en/of derde kwartaal 2008 en/of vierde kwartaal
2008, onjuist of onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte (telkens)
opzettelijk - in strijd met de waarheid - op/in het/de bij/naar de Inspecteur
der belastingen of de Belastingdienst ingeleverde/ingezonden (elektronische)
aangifte(n)/aangiftebiljet(ten) omzetbelasting, over de/het genoemd(e)
kwarta(a)l(en), (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan omzet en/of (een)
te ho(o)g(e) bedrag(en) aan voorbelasting opgegeven, terwijl die/dat feit(en)
(telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
4.
Hij, in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008, te
Overdinkel en/of Enschede en/of elders in Nederland, als degene die ingevolge
de Belastingwet verplicht was tot het voeren overeenkomstig de daaraan bij of
krachtens de belastingwet gestelde eisen, (telkens) opzettelijk een zodanige
(bedrijfs)administratie (betreffende de eenmanszaak [bedrijf verdachte]
) niet heeft gevoerd, terwijl die/dat feit(en) (telkens)
ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
5.
Hij, op één of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 31 maart 2007
tot en met 30 september 2007 te Overdinkel en/of Enschede en/of Losser en/of
elders in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet
voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, te weten (een) (elektronische) aangifte(n) voor de
omzetbelasting ten name van [betrokkene 1] (handelend onder de naam [bedrijf betrokkene 1] ) over
de maand(en) maart 2007 en/of april 2007 en/of mei 2007 en/of juni 2007 en/of
juli 2007 en/of augustus 2007 en/of september 2007, - (elk) zijnde een
geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk
heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk - in
strijd met de waarheid - op/in die/dat geschrift(en) (telkens) (een) te
ho(o)g(e) bedrag(en) aan voorbelasting opgegeven en/of vermeld, zulks
(telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
6.
Hij, op of omstreeks 3 april 2009, te Overdinkel en/of Enschede en/of
Apeldoorn en/of Heerlen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging
met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of met één of meer natuurlijke
perso(o)n(en), althans alleen, terwijl na te noemen [betrokkene 2]
( [bedrijf betrokkene 2] ) ondernemer in de zin van de wet op de omzetbelasting 1968
was, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n),
als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een)
(elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [betrokkene 2]
( [bedrijf betrokkene 2] ), over het tweede kwartaal 2008 en/of het derde kwartaal
2008 en/of het vierde kwartaal 2008 en/of het eerste kwartaal 2009, onjuist of
onvolledig heeft gedaan of doen doen, immers heeft verdachte en/of één of
meer van zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk - in strijd met de waarheid
- op/in het/de bij/naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst
ingeleverde/ingezonden (elektronische) aangifte(n)/aangiftebiljet(ten)
omzetbelasting, over genoemd(e) kwarta(a)l(en), (telkens) (een) te ho(o)g(e)
bedrag(en) aan voorbelasting opgegeven, terwijl die/dat feit(en) (telkens)
ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
7.
Hij, op één of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari
2007 tot en met 31 januari 2008, te Overdinkel en/of Enschede en/of Apeldoorn
en/of Heerlen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of
meer rechtsperso(o)n(en) en/of met één of meer natuurlijke perso(o)n(en),
althans alleen, terwijl na te noemen [betrokkene 3] ( [bedrijf betrokkene 3] ) ondernemer in de
zin van de wet op de omzetbelasting 1968 was, (telkens) opzettelijk (een) bij
de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, te weten (een) (elektronische) aangifte(n) voor de
omzetbelasting ten name van [betrokkene 3] ( [bedrijf betrokkene 3] ), over de maand(en)
februari 2007 en/of maart 2007 en/of april 2007 en/of mei 2007 en/of juni
2007 en/of juli 2007 en/of september 2007 en/of oktober 2007 en/of november
2007 en/of december 2007, onjuist of onvolledig heeft gedaan of doen doen,
immers heeft verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) (telkens)
opzettelijk - in strijd met de waarheid - op/in het/de bij/naar de Inspecteur
der belastingen of de Belastingdienst ingeleverde/ingezonden (elektronische)
aangifte(n)/aangiftebiljet(ten) omzetbelasting, over genoemd(e) maand(en),
(telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan omzet en/of te ho(o)g(e)
bedrag(en) aan voorbelasting opgegeven, terwijl die/dat feit(en) (telkens)
ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 7 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
Hij, op één of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari
2007 tot en met 31 januari 2008, te Overdinkel en/of Enschede en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of
met één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (elektronische)
aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [betrokkene 3] ( [bedrijf betrokkene 3] ), over
de maand(en) februari 2007 en/of maart 2007 en/of april 2007 en/of mei 2007
en/of juni 2007 en/of juli 2007 en/of september 2007 en/of oktober 2007 en/of
november 2007 en/of december 2007, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of
vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of één of meer van zijn
mededader(s) (telkens) valselijk - in strijd met de waarheid - op/in die/dat
geschrift(en) (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan omzet en/of (een)
te ho(o)g(e) bedrag(en) aan voorbelasting opgegeven en/of vermeld, zulks
(telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder de feiten 1 tot en met 6 en onder feit 7 primair tenlastegelegde bewezen wordt verklaard en dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd onder reclasseringstoezicht komt te staan. Als bijkomende straf heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt ontzet uit het recht om het beroep van fiscaal en financieel adviseur uit te oefenen, waarbij de tijd van die ontzetting de op te leggen gevangenisstraf voor een duur van 5 jaar te boven gaat. Mocht de rechtbank niet tot oplegging van die bijkomende straf overgaan dan verzoekt de officier van justitie als bijzondere voorwaarde op te leggen dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te onthouden van het doen van belastingaangiften voor derden.
De door de benadeelde partij ingediende civiele vordering dient volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.De voorvragen

Ontvankelijkheid van het OM
De raadsvrouw heeft bepleit dat het OM niet ontvankelijk verklaard moet worden, omdat sprake is van onherstelbare vormverzuimen waarbij inbreuk is gemaakt op de beginselen van een goede procesorde en in het bijzonder het recht op een eerlijk proces. De raadsvrouw heeft dit standpunt als volgt onderbouwd.
In de eerste plaats heeft het OM zich schuldig gemaakt aan détournement de pouvoir, omdat sprake is van een onrechtmatige overgang van controlebevoegdheid naar opsporingsbevoegdheid. Controle-ambtenaren van de Belastingdienst hebben in het kader van een boekenonderzoek bij verdachte administratie opgevraagd en aan verdachte vragen gesteld op een moment dat ten aanzien van verdachte reeds een redelijk vermoeden van schuld aan de tenlastegelegde feiten 1 tot en met 7 bestond.
In de tweede plaats is sprake van een onrechtmatig opsporingsonderzoek vanwege besmetting uit andere onrechtmatige opsporingsonderzoeken, te weten het onderzoek ‘Peugeot’ en het vervolgonderzoek ‘Ellia’. Vanwege onherstelbare fouten in die onderzoeken zijn deze stopgezet, maar informatie uit die beide onderzoeken is desondanks gebruikt in het onderhavige onderzoek.
De officier van justitie is van mening dat het verweer verworpen moet worden. Er is geen sprake van een sfeerovergang die de rechtmatigheid van het verkregen bewijs voor de tenlastegelegde delicten heeft aangetast. Daarnaast is er geen besmette informatie uit de opsporingsonderzoeken Peugeot en Ellia als sturingsinformatie in het onderhavige onderzoek gebruikt. De rechten van verdachte zijn niet grovelijk veronachtzaamd, aldus de officier van justitie.
De rechtbank stelt met betrekking tot het gevoerde verweer het volgende voorop.
De niet-ontvankelijkverklaring van het OM als in art. 359a Sv voorzien rechtsgevolg, komt slechts in uitzonderlijk gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met opsporing of vervolging belaste ambtenaren een ernstige inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan [1] .
Met betrekking tot de mogelijke besmetting vanuit vorige opsporingsonderzoeken is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt dat informatie uit de onderzoeken Peugeot en Ellia, die het resultaat is van niet geverbaliseerde opsporingshandelingen of waarvan de herkomst niet inzichtelijk gemaakt kan worden, gebruikt is in het onderhavige onderzoek en hierin een sturende rol heeft gespeeld. Van de in dit verband genoemde aangifte van [betrokkene 2] , gedaan bij de Regiopolitie Twente op 6 juli 2009, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat deze op een onrechtmatige wijze tot stand is gekomen en vervolgens in het onderhavige dossier terecht is gekomen. Het verweer kan op dit punt dan ook niet slagen.
Met betrekking tot de overgang van controlebevoegdheid naar opsporingsbevoegdheid overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat er op het moment van de start van het boekenonderzoek door de controle-ambtenaren van de Belastingdienst, in juli 2009, reeds sprake was van redelijk vermoeden van schuld aan in ieder geval de feiten 1 tot en met 6 op de tenlastelegging.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het bestaan van een redelijk vermoeden dat iemand zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit niet in de weg staat aan het uitoefenen van controlebevoegdheden door controleambtenaren, mits daarbij tegenover verdachte de aan deze als zodanig toekomende waarborgen in acht worden genomen [2] .
Daarnaast heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat het nemo tenetur beginsel, inhoudende dat iemand niet hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling, zich niet uitstrekt tot materiaal dat onafhankelijk van de wil van de verdachte bestaat. De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte op verzoek van de controle-ambtenaren afgegeven administratie onafhankelijk van de wil van de verdachte bestaat en dat verdachte derhalve op grond van artikel 47 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR) verplicht was om deze administratie af te geven.
Het nemo tenetur beginsel is wel van toepassing op van de verdachte verkregen wilsafhankelijk materiaal [3] . Verdachte heeft – zonder dat hij op zijn zwijgrecht was gewezen – ten overstaan van de controle-ambtenaren een verklaring afgelegd. Deze verklaring is dus wel onrechtmatig verkregen.
Naar het oordeel van de rechtbank levert dit echter geen ernstige inbreuk op beginselen van een behoorlijke procesorde op, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan. Het verweer wordt verworpen.
De verdediging heeft subsidiair verzocht om aanhouding van de zaak voor het horen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] . De rechtbank wijst dit verzoek af. Naar het oordeel van de rechtbank is het verzoek van de verdediging onvoldoende onderbouwd en tevens is de rechtbank niet gebleken van noodzaak om de getuigen te horen.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder de feiten 1 tot en met 6 en onder feit 7 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De verdediging heeft met betrekking tot het onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde aangevoerd dat de vennootschap onder firma (verder: VOF) [bedrijf verdachte] met ingang van 1 januari 2007 is opgeheven en dat met ingang van deze datum de eenmanszaak [bedrijf verdachte] is gevestigd. Dat er op naam van de VOF een nihilaangifte is gedaan is volgens de verdediging dan ook niet onjuist. Verdachte dient dan ook integraal te worden vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat onder feit 2 ten laste is gelegd dat over het vierde kwartaal van 2007 onjuiste aangifte omzetbelasting is gedaan. De aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal is ingediend op 9 december 2008. Deze datum ligt buiten de onder feit 2 tenlastegelegde periode, zodat verdachte partieel vrijgesproken moet worden van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Met betrekking tot het onder feit 5 ten laste gelegde heeft de verdediging aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. De verdediging stelt dat verdachte met [betrokkene 1] was overeengekomen om de aangiften te doen en om de teruggaven op de rekening van verdachte te laten uitbetalen ter vereffening van een schuld. Volgens de verdediging is de verdenking die tegen verdachte bestaat gebaseerd op de, op zichzelf staande, verklaring van [betrokkene 1] .
Met betrekking tot het onder feit 6 ten laste gelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdacht moet worden vrijgesproken omdat de door [betrokkene 2] afgelegde verklaring op essentiële onderdelen geen steun vindt in het dossier.
Met betrekking tot het onder feit 7 ten laste gelegde heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte van [betrokkene 4] creditnota’s heeft ontvangen met het verzoek deze in de aangiften te verwerken en dat dit reden is dat de definitieve aangiften afwijken van de conceptaangiften. Volgens de verdediging mocht verdachte uitgaan van de juistheid van de door [betrokkene 4] aangeleverde gegevens en heeft verdachte derhalve geen opzet gehad op het onjuist of onvolledig doen van de aangiften, zodat vrijspraak dient te volgen.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank merkt in de eerste plaats op dat de verklaring die verdachte – zonder dat hij op zijn zwijgrecht was gewezen – heeft afgelegd ten overstaan van de controle-ambtenaren van de Belastingdienst niet voor het bewijs gebruikt zal worden.
Met betrekking tot feit 1:
Verdachte heeft in zijn eerste verhoor bekend dat hij aangifte voor de inkomstenbelasting over 2007 moest doen, maar dat hij op dat moment geen onderliggende administratie had waarop hij de aangifte kon baseren en dat de aangifte onjuist is geweest. In een later verhoor heeft verdachte gesteld dat de aangiften niet door hem maar door [getuige 6] , werkzaam bij [bedrijf getuige 7] , zijn gedaan. Deze latere verklaring van verdachte wordt naar het oordeel van de rechtbank echter weerlegd door:
- de verklaringen van de getuigen [getuige 7] en [getuige 6] , die hebben verklaard niet verantwoordelijk te zijn de aangifte inkomstenbelasting over 2007 van verdachte, en
- de (schriftelijke) verklaringen van de toenmalige werknemers van verdachte, [getuige 8] , [getuige 9] en [getuige 10] , die verklaren dat verdachte zelf zijn aangiften voor de inkomstenbelasting invulde.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hetgeen aan hem onder feit 1 ten laste is gelegd heeft begaan.
Met betrekking tot de feiten 2 en 3:
De rechtbank merkt in de eerste plaats op dat zij – gezien de tekst van het onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde, bezien in samenhang met het dossier – begrijpt dat het onder feit 2 ten laste gelegde betrekking heeft op de VOF [bedrijf verdachte] en het onder feit 3 ten laste gelegde betrekking heeft op de eenmanszaak [bedrijf verdachte] .
feit 2:
Verdachte heeft in de periode van 1 januari 2004 tot en met 1 januari 2007 samen met zijn toenmalige partner de VOF [bedrijf verdachte] gedreven. Uit het dossier blijkt dat deze VOF per 1 januari 2007 is uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) en dat per dezelfde datum als eenmanszaak bij de KvK is ingeschreven de eenmanszaak [bedrijf verdachte] . De rechtbank stelt vast dat de VOF in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 ook feitelijk niet meer bestond en dat verdachte derhalve terecht over de maanden januari 2007 tot en met september 2007 en over het vierde kwartaal 2007 op naam van de VOF een nihilaangiften voor de omzetbelasting heeft gedaan. Verdachte wordt derhalve vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde.
feit 3:
Verdachte heeft in zijn eerste verhoor bekend dat met de aangiften omzetbelasting hetzelfde speelde als met de aangifte inkomstenbelasting over 2007. Hij heeft zomaar kostennota’s bij elkaar geraapt en in de aangiften omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2007 en het eerste tot en met het vierde kwartaal van 2008 vermeld, met als gevolg dat er schattingen/ fictieve bedragen in die aangiften omzetbelasting zijn opgenomen. Later heeft verdachte aangegeven dat [bedrijf getuige 7] tussen juni 2008 en december 2008 de administratie over het jaar 2007 voor zijn onderneming heeft gedaan en ook de aangiften omzetbelasting 2007/2008 heeft verzorgd. [getuige 6] heeft volgens verdachte de aangifte omzetbelasting over het eerste tot en met het vierde kwartaal van 2008 verzorgd en zijn ex-echtgenote [getuige 11] heeft de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2007 opgemaakt en verstuurd. De getuigen [getuige 7] , [getuige 6] en [getuige 11] hebben echter verklaard dat zij niet betrokken zijn geweest bij het indienen van deze aangiften omzetbelasting. Daarnaast hebben de toenmalige werknemers van verdachte, [getuige 8] , [getuige 9] en [getuige 10] , schriftelijk verklaard dat verdachte zelf zijn aangiften voor de omzetbelasting invulde. De latere ontkenning van verdachte wordt naar het oordeel van de rechtbank weerlegd door deze verklaringen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hetgeen aan hem onder feit 3 ten laste is gelegd heeft begaan.
Met betrekking tot feit 4:
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de verklaring van verdachte dat hij de administratie over de jaren 2007 en 2008 niet op orde had en dat de administratie een grote chaos was, wettig en overtuigend bewezen is hetgeen aan verdachte onder feit 4 ten laste is gelegd.
Met betrekking tot feit 5:
Op 4 juni 2003 is [betrokkene 1] ingeschreven bij de KvK als eigenaar van de eenmanszaak “ [bedrijf betrokkene 1] ”. In 2009 is de administratie van deze onderneming gecontroleerd door de Belastingdienst. Uit deze controle is naar voren gekomen dat [betrokkene 1] in 2004 haar bedrijfsactiviteiten feitelijk heeft gestaakt en dat er in het jaar 2007 geen investeringen zijn gedaan op grond waarvan recht zou bestaan op aftrek van voorbelasting. Verdachte heeft over de maanden maart 2007 tot en met september 2007 op naam van [betrokkene 1] elektronisch aangiften omzetbelasting ingediend die hebben geleid tot een teruggave van omzetbelasting van een bedrag van € 11.264,00. Op de aangifte is te lezen:
Uw rekeningnummer voor teruggaaf [rekeningnummer]. Verdachte heeft verklaard dat hij deze aangiften omzetbelasting heeft ingediend en dat het rekeningnummer [rekeningnummer] zijn bankrekeningnummer is. [betrokkene 1] heeft verklaard dat zij verdachte nooit opdracht heeft gegeven tot het doen van negatieve aangiften. Verdachte heeft met betrekking de vermelding van zijn bankrekeningnummer op de aangiften verklaard dat hij, omdat hij werkzaamheden voor [betrokkene 1] had verricht, nog geld van [betrokkene 1] te goed had en dat met [betrokkene 1] is afgesproken dat dit verrekend zou worden met de belastingteruggaven. Deze afspraak zou op schrift staan en verdachte heeft toegezegd deze schriftelijk verklaring te zullen overhandigen. De rechtbank stelt vast dat er tot op heden geen schriftelijke verklaring door verdachte is overgelegd. De rechtbank is niet gebleken van een schuld van [betrokkene 1] aan verdachte die rechtvaardigt dat er een bedrag van ongeveer
€ 11.000,00 op de bankrekening van verdachte zou moeten worden bijgeschreven.
Gelet op bovenstaande, in onderling samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het valselijk opmaken van de aangiften omzetbelasting over de maanden maart 2007 tot en met september 2007 op naam van [betrokkene 1] .
Met betrekking tot feit 6:
Verdachte wordt verweten dat hij op naam van [betrokkene 2] ( [bedrijf betrokkene 2] ) onjuiste of onvolledige aangiften voor de omzetbelasting over het tweede tot en met het vierde kwartaal van 2008 en het eerste kwartaal van 2009 heeft gedaan. De verdenking tegen verdachte is gebaseerd op de verklaring die is afgelegd door [betrokkene 2] . Verdachte ontkent dat hij betrokken is geweest bij het doen van de aangiften omzetbelasting. De verklaring van [betrokkene 2] dat verdachte verantwoordelijk is voor het indienen van de aangiften wordt naar het oordeel van rechtbank onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. Met name het door [betrokkene 2] opgenomen gesprek tussen [betrokkene 2] en verdachte is onvoldoende eenduidig om als ondersteunend bewijsmiddel te kunnen dienen.
Verdachte wordt vrijgesproken van het aan hem onder feit 6 ten laste gelegde.
Met betrekking tot feit 7 primair:
Ten laste is gelegd dat verdachte ten name van [betrokkene 3] ( [bedrijf betrokkene 3] ) onjuiste aangiften omzetbelasting over de maanden februari 2007 tot en met juli 2007 en september 2007 tot en met december 2007 heeft gedaan. Het onjuist doen van aangiften omzetbelasting betreft een kwaliteitsdelict, hetgeen betekent dat alleen degene die de kwaliteit heeft om de aangiften te doen het strafbare feit kan plegen. De rechtbank is uit het dossier gebleken dat [bedrijf betrokkene 3] een eenmanszaak is, die sedert 1 januari 2004 wordt gedreven door [betrokkene 3] , zodat op haar de verplichting rustte om de aangiften omzetbelasting te doen. Weliswaar is het mogelijk dat verdachte als medepleger moet worden aangemerkt, maar naar het oordeel van de rechtbank is in het dossier geen bewijs aanwezig is dat verdachte de verweten gedragingen tezamen en in vereniging met [betrokkene 3] heeft gepleegd. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 7 primair ten laste is gelegd.
Met betrekking tot feit 7 subsidiair:
Verdachte heeft ten name [betrokkene 3] ( [bedrijf betrokkene 3] ) aangiften voor de omzetbelasting over de maanden februari 2007 tot en met juli 2007 en september 2007 tot en met december 2007 gedaan. Deze aangiften waren niet conform de door haar broer [betrokkene 5] aan verdachte ter hand gestelde conceptaangiften. Als verklaring voor het aanpassen van de aangiften heeft verdachte als reden gegeven dat [betrokkene 4] , de vader van [betrokkene 3] en [betrokkene 5] , tegen hem had verteld dat er sprake was van oninbare debiteuren of hogere kosten en dat [betrokkene 4] met creditnota’s bij hem was gekomen waaruit bleek dat de omzet lager was geweest dan in de conceptaangiften was vermeld. Er bevinden zich in het dossier
– anders dan de verklaring van verdachte – geen aanknopingspunten om aan te nemen dat er daadwerkelijk sprake is geweest van oninbare debiteuren, hogere kosten en creditnota’s. Zowel [betrokkene 5] als [betrokkene 3] hebben verklaard dat de conceptaangiften die aan verdachte zijn aangeleverd juist waren. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de op naam van [betrokkene 3] ingediende aangiften omzetbelasting onjuist zijn geweest.
Ten aanzien van het door de verdediging gevoerde verweer dat verdachte nimmer de opzet heeft gehad op het doen van de onjuiste aangiften omzetbelasting overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte is fiscaal geschoold en is jarenlang als belastingadviseur werkzaam geweest. Met zijn kennis en ervaring had verdachte na moeten gaan of het door [betrokkene 4] met betrekking tot de oninbare debiteuren, de hogere kosten en de creditnota’s gestelde juist was, met name omdat de grootte van de bedragen van de beweerdelijke oninbare vorderingen en kosten vergeleken met de eerdere conceptaangiften van de gemaakte omzet een heel andere indruk wekt over de rentabiliteit van de bedrijfsactiviteiten. Het is op zijn minst bevreemdend te noemen als maand na maand blijkt dat de verzonden rekeningen van een onderneming bijna alle als oninbaar moeten worden aangemerkt en dat gemaakte omzet door oninbaarheid of hogere kosten elke maand opnieuw tot bijna nihil wordt gereduceerd. Door na te laten hierover serieuze vragen te stellen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans aanvaard dat door hem ingediende aangiften niet juist waren.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het onder feit 7 subsidiair ten laste gelegde.
5.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 2, feit 6 en feit 7 primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder feit 1, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 7 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij
,op
of omstreeks16 december 2008,
te Overdinkel en/of Enschede en/of Apeldoorn en/of Heerlen en/of eldersin Nederland, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (elektronische) aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ten name van [verdachte] over het jaar 2007, onjuist
of onvolledigheeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen of de belastingdienst, immers heeft verdachte opzettelijk – in strijd met de waarheid – op/in
het/de bij/naar de Inspecteur der belastingen of de belastingdienst ingeleverde/ingezonden
(elektronische
)aangifte
/aangiftebiljetinkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over genoemd jaar een te laag belastbaar bedrag of inkomen opgegeven
en/of vermeld, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
3.
hij
, op één of meer tijdstippen,in
of omstreeksde periode van 21 augustus 2008 tot en met 31 januari 2009,
te Overdinkel en/of Enschede en/of Apeldoorn
en/of Heerlen en/of eldersin Nederland, als ondernemer in de zin van de wet
op de omzetbelasting 1968,
(telkens
)opzettelijk
(een)bij de Belastingwet
voorziene aangifte
(n
), als bedoeld in de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, te weten
(een) (elektronische
)aangifte
(n
)voor de
omzetbelasting ten name van (de eenmanszaak) [bedrijf verdachte]
over het vierde kwartaal 2007 en
/ofeerste kwartaal 2008
en
/oftweede kwartaal 2008 en
/ofderde kwartaal 2008 en
/ofvierde kwartaal
2008, onjuist
of onvolledigheeft gedaan, immers heeft verdachte
(telkens
)
opzettelijk - in strijd met de waarheid - op/in
het/de bij/naar de Inspecteur
der belastingen of de Belastingdienst ingeleverde/ingezonden
(elektronische
)
aangifte
(n
)/aangiftebiljet(ten)omzetbelasting, over de
/hetgenoemd
(e
)
kwarta
(a)l
(en
),
(telkens
) (een)te la
(a)g
(e
)bedrag
(en)aan omzet en/of
(een
)
te ho
(o)g
(e)bedrag
(en)aan voorbelasting opgegeven, terwijl die
/datfeit
(en
)
(telkens
)ertoe strekte
(n
)dat te weinig belasting werd geheven;
4.
hij, in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008,
te
Overdinkel en/of Enschede en/of eldersin Nederland, als degene die ingevolge
de Belastingwet verplicht was tot het voeren overeenkomstig de daaraan bij of
krachtens de belastingwet gestelde eisen,
(telkens)opzettelijk een zodanige
(bedrijfs
)administratie (betreffende de eenmanszaak [bedrijf verdachte]
) niet heeft gevoerd, terwijl
die/dat feit
(en) (telkens)
ertoe strekte
(n)dat te weinig belasting werd geheven;
5.
hij
, op één of meer tijdstippen,in
of omstreeksde periode van 31 maart 2007
tot en met 30 september 2007
te Overdinkel en/of Enschede en/of Losser en/of
eldersin Nederland,
(telkens
)opzettelijk
(een)bij de Belastingwet
voorziene aangifte
(n
), als bedoeld in de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, te weten
(een) (elektronische
)aangifte
(n
)voor de
omzetbelasting ten name van [betrokkene 1] (handelend onder de naam [bedrijf betrokkene 1] ) over
de maand
(en
)maart 2007 en
/ofapril 2007 en
/ofmei 2007 en
/ofjuni 2007 en
/of
juli 2007 en
/ofaugustus 2007 en
/ofseptember 2007, -
(elk
)zijnde een
geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk
heeft opgemaakt
of vervalst, immers heeft verdachte
(telkens
)valselijk - in
strijd met de waarheid - op/in die
/datgeschrift
(en
) (telkens
) (een)te
ho
(o)g
(e
)bedrag
(en
)aan voorbelasting opgegeven
en/of vermeld, zulks
(telkens
)met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
7. subsidiair
hij
, op één of meer tijdstippen,in
of omstreeksde periode van 1 januari
2007 tot en met 31 januari 2008,
te Overdinkel en/of Enschede en/of eldersin
Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of
met één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens
)
opzettelijk
(een)bij de Belastingwet voorziene aangifte
(n
), als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
(een) (elektronische
)
aangifte
(n
)voor de omzetbelasting ten name van [betrokkene 3] ( [bedrijf betrokkene 3] ), over
de maand
(en
)februari 2007 en
/ofmaart 2007 en
/ofapril 2007 en
/ofmei 2007
en
/ofjuni 2007 en
/ofjuli 2007 en
/ofseptember 2007 en
/ofoktober 2007 en
/of
november 2007 en
/ofdecember 2007, -
(elk
)zijnde een geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft
/hebbenverdachte
en/of één of meer van zijn
mededader(s) (telkens
)valselijk - in strijd met de waarheid - op/in die
/dat
geschrift
(en
) (telkens
) (een
)te la
(a
)g
(e)bedrag
(en)aan omzet
en/of (een)
te ho(o)g(e) bedrag(en) aan voorbelasting opgegeven en/ofvermeld, zulks
(telkens
)met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te
gebruiken
of door anderen te doen gebruiken.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 7 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 225 Sr en artikel 69 Algemene wet inzake rijksbelastingen. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1het misdrijf: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 4:
het misdrijf: ingevolge de belastingwet verplicht zijnde een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen te voeren, een zodanige administratie niet voeren, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven;
feit 5 en feit 7 subsidiair:
telkens het misdrijf: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het doen van een onjuiste aangifte voor de inkomstenbelasting en meerdere onjuiste aangiften omzetbelasting, alle betrekking hebbend op hemzelf en zijn eenmanszaak [bedrijf verdachte] . Ook heeft verdachte niet voldaan aan de op hem rustende administratieplicht. Daarnaast heeft verdachte voor anderen meerdere onjuiste aangiften omzetbelasting ingediend. Met de bewezenverklaarde feiten is een belastingnadeel gemoeid bij ongeveer € 180.000,--.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Deze geven wanneer er sprake is van een benadelingsbedrag van € 125.000,-- tot € 250.000,-- een gevangenisstraf aan van 9 tot 12 maanden. De rechtbank ziet reden om in het nadeel van verdachte hiervan af te wijken. Verdachte is fiscaal geschoold en is jarenlang werkzaam geweest als belastingadviseur. In deze positie heeft hij zich in diverse varianten bij herhaling schuldig gemaakt aan het onjuist doen van aangiften bij de belastingdienst, soms ten behoeve van clientèle en in andere gevallen ten behoeve van zichzelf. Verder heeft hij zich, eveneens vanuit zijn professie, schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf van 14 maanden passend en geboden is. De rechtbank heeft verder acht geslagen op de over verdachte uitgebrachte psychiatrische en psychologische rapportages van respectievelijk A.W.M.M. Stevens, psychiater en W.N. Haasbeek, GZ-psycholoog. Stevens is in zijn rapportage tot de conclusie gekomen dat verdachte lijdt aan een bipolaire stoornis en dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde een manische periode doormaakte met psychotische kenmerken. Daarnaast is er sprake van een autistische stoornis. Vanuit zijn autistische stoornis kan volgens Stevens mede worden verklaard waarom het na het vertrek van verdachtes vrouw een chaos werd binnen verdachtes bedrijf. Vanwege het hoge stressniveau is verdachte gedecompenseerd in een manisch beeld waarbij hij de realiteit uit het verloor en dacht dat hij het goed deed. Stevens is tot de conclusie gekomen dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Haasbeek concludeert dat er bij verdachte sprake is van een autistische stoornis, een bipolaire stoornis en van een cognitieve stoornis NAO met vooral executieve functiestoornissen. Ten tijde van het ten laste gelegde was sprake van een manisch toestandsbeeld waarbij er episodes waren dat er ook psychotische symptomen aanwezig waren. Ook Haasbeek heeft geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank maakt de conclusies van de psychiater en de psycholoog tot de hare en ziet hierin reden de gevangenisstraf te verminderen tot 9 maanden.
De rechtbank heeft echter voorts acht geslagen op het feit dat de redelijk termijn in de zin van artikel 6 EVRM is overschreden. De rechtbank overweegt daaromtrent dat het aan de verdachte toegekende recht op berechting binnen een redelijke termijn begint op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De Hoge Raad heeft als uitgangspunt geformuleerd dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is begonnen en zich geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan die afwijking van dit uitgangspunt rechtvaardigen. De Hoge Raad heeft daarbij als uitgangspunt genomen dat overschrijding van de redelijke termijn niet tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dient te leiden, maar dat de overschrijding in beginsel gecompenseerd dient te worden door vermindering van de op te leggen straf.
De termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is begonnen op 23 december 2009, de datum waarop er bij verdachte een doorzoeking heeft plaatsgevonden. De zaak is op 22 februari 2011 voor de eerste keer ter terechtzitting behandeld en is toen op verzoek van de toenmalige raadsman aangehouden omdat hij nog niet in het bezit was van het strafdossier. Vervolgens
is er op 12 december 2011 een regiezitting gepland, maar deze kon als gevolg van ziekte van de raadsvrouw geen doorgang vinden. Op 9 en 11 juli 2012 is de zaak wederom op zitting behandeld. Op laatst genoemde datum is de zaak – op verzoek van de verdediging – verwezen naar de rechter-commissaris in verband met het verhoor van getuigen. De volgende zitting heeft pas op 7 maart 2013 plaatsgevonden. De inhoudelijke behandeling heeft op 3 februari 2014 plaatsgevonden en er wordt op 17 februari 2014 uitspraak gedaan. De totale tijdsduur van deze zaak bedraagt dus ongeveer vier jaren en twee maanden en de overschrijding van de redelijke termijn (van twee jaren) bedraagt ongeveer 26 maanden. Een deel van deze overschrijding is toe te schrijven aan ziekte van de raadsvrouw (zeven maanden) en aan de omstandigheid dat op verzoek van de verdediging getuigen gehoord moesten worden door de rechter-commissaris (acht maanden), maar dat laat naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat sprake is van een overschrijding van die termijn, die voor ongeveer elf maanden voor rekening van het openbaar ministerie komt. De rechtbank zal, rekening houdend met die overschrijding een strafvermindering toepassen van een maand.
Tot slot heeft rechtbank rekening gehouden met het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport en het feit dat verdachte niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld. De op te leggen gevangenisstraf zal daarom voor een deel voorwaardelijk zijn.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 8 maanden waarvan een deel van 3 maanden voorwaardelijk, een passende straf is. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen zoals die door reclassering zijn geadviseerd.
De rechtbank ziet thans nog geen aanleiding om de door de officier van justitie geëiste bijkomende straf, inhoudende ontzetting uit het recht om het beroep van fiscaal en financieel adviseur uit te oefenen, op te leggen. Hetzelfde geldt voor het opleggen van de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te onthouden van het doen van belastingaangiften voor derden.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[betrokkene 2] , wonende te [plaats] aan de [adres 2] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 17.412,18 (zeventienduizendenvierhonderdentwaalf euro en achttien cent). Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • opnieuw verrichten belastingaangiften en advies € 7.735,00;
  • straattegels - 1.750,00;
  • betalen borg - 900,00;
  • betalen kantoorkosten - 2.027,18;
  • immateriële schade van - 5.000,00.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van het onder 6 tenlastegelegde. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2, feit 6 en feit 7 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder feit 1, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 7 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 7 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven;
feit 3: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd, meermalen gepleegd;
feit 4:ingevolge de belastingwet verplicht zijnde een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen te voeren, een zodanige administratie niet voeren, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven;
feit 5 en feit 7 subsidiair:
telkens het misdrijf: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 7 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft
nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde wordt verplicht zich te laten behandelen voor bipolaire stoornis type 1 en autismespectrum stoornis bij Mediant of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [betrokkene 2] , wonende aan de [adres 2] in [plaats] niet-ontvankelijk is in zijn vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Stam, voorzitter, mr. Berg en mr. Lemain, rechters, in tegenwoordigheid van Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2014.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
A.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de FIOD, met nummer [nummer 1] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
B.
1.
Het proces-verbaal van verhoor van
verdachted.d. 6 mei 2010 (V0-01, blz. 7), zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van verdachte:
Het klopt dat de aangifte inkomstenbelasting 2007 onjuist is. Ik moest aangifte doen maar had op dat moment geen onderliggende administratie waarop ik de aangifte kon baseren. Mijn administratie was een puinhoop, over mijn garage verspreidt lagen stukken her en der. Ik heb toen een rekenmachine gepakt en heb toen zomaar schulden bij elkaar geteld en in de aangifte inkomstenbelasting vermeldt. Ook de omzet is op deze manier bepaald. Ik ben de klappers met facturen, die ik voorhanden had, doorgelopen en heb die facturen getotaliseerd. Aanvullend daarop heb ik een willekeurig bedrag van de omzet afgetrokken omdat ik wist dat niet alle facturen betaald zijn.
Ik heb mijzelf destijds wijs gemaakt dat de aangifte inkomstenbelasting 2007 wel goed was. Ik dacht aangifte snel versturen, dan is een probleem opgelost. Dat de aangifte inhoudelijk onjuist was vond ik niet belangrijk, immers de druk van een aangifte in te moeten sturen was (even) bij mij weg.
Met de aangiften omzetbelasting speelt hetzelfde.
Ik had helemaal niets voor elkaar. Geen administratie geen overzicht, geen actuele stand van zaken. Ik werd gestuurd door de stapel met correspondentie met deurwaarders.
Ik heb zomaar kostennota’s bij elkaar geraapt en in de aangiften omzetbelasting vermeld. Ook de omzet kon ik niet herleiden uit enige administratie.
Gevolg hiervan is dat er dus schattingen / fictieve bedragen in de aangiften omzetbelasting zijn opgenomen. Het klopt ook dat de aangiften steeds negatief zijn ingediend.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van
verdachted.d. 20 augustus 2010 (V0-08, blz. 7), zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van verdachte:
Kopie van de aangifte inkomstenbelasting 2008 op naam van [verdachte] sofinummer [sofinummer] . Op bladzijde 8 van 12 staat een datum vermeldt: 15-12-2009.
Winst uit onderneming bedraagt € 64.471. De belastbare winst € 54.053.
Belastbaar inkomen uit woning en werk bedraagt € 43.986 (pagina 9/11).
De netto omzet bedraagt € 92.184 (pagina 7/11).
Vraag verbalisanten:
Hoe zijn o.a. de bovenstaande omzetgegevens 2007 en 2008 tot stand gekomen?
Antwoord:
De aangiften D-19-01 en D-19-02 zijn de juiste aangiften inkomstenbelasting. Deze omzetten zijn gebaseerd op de juiste voorstelling van zaken, omdat ik weet dat [betrokkene 6] in december 2009 de administratie van mijn onderneming geheel opnieuw heeft gedaan. Ik kan mij herinneren dat deze omzetten van 2007 € 215.915 en 2008 € 92.184 uit die nieuwe vastleggingen voortvloeiden. Ik heb de stellige indruk dat dit de juiste omzetcijfers voor de betreffende jaren zijn.
3.
Een geschrift, zijnde een aangifte inkomstenbelasting 2007 ten name van [verdachte] (bijlage D33-13) waarin een netto-omzet is aangegeven van € 85.125,00.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige
[getuige 6], d.d. 15 juni 2010, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de getuige (G05-01, pag. 9:
Vraag verbalisanten:
Bent u (uw kantoor) betrokken geweest bij het opmaken / indienen van de aangifte inkomstenbelasting 2007 op naam van [verdachte] ?
Antwoord:
Ik ben niet betrokken geweest bij het indienen van zijn aangifte IB 2007 op naam van [verdachte] , het is totaal nieuw voor mij.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige
[getuige 7], d.d. 15 juni 2010, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de getuige (G04-01, pag. 9):
Noot verbalisanten:
Wij tonen gehoorde document D-33-13, zijnde een print van de ingediende aangifte inkomstenbelasting 2007 op naam van [verdachte] .
De aangifte is op 16-12-2008 ingediend.
In deze aangifte is het resultaat van de door [verdachte] gedreven onderneming [bedrijf verdachte] begrepen (D-33-13 pagina 2/8). Als omzet staat vermeld
€ 85.125. De belastbare winst bedraagt € 297 (D-33-13 pagina 4/8).
Vraag verbalisanten:
Bent u (uw kantoor) betrokken geweest bij het opmaken / indienen van de aangifte inkomstenbelasting 2007 op naam van [verdachte] ?
Antwoord:
Nee, daar ben ik al duidelijk over geweest. Deze aangifte is niet door ons gedaan. Nooit gezien, geen enkele betrokkenheid.
6.
Een geschrift, zijnde een ambtsedige verklaring van de verbalisant
[getuige 5](AH-52), zakelijk weergegeven inhoudende:
Daarnaast stel ik vast dat verdachte [verdachte] (vermoedelijk) opzettelijk onjuiste aangifte inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen jaar 2007 heeft gedaan. Hierdoor is € 59.413 te weinig inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen geheven.
7.
Een geschrift zijnde een ambtsedige verklaring van
[getuige 12]d.d. 21 juni 2010 (AH-35),
inhoudende:
De ondergetekende, [getuige 12] , als ambtenaar werkzaam bij de Belastingdienst/Centrale administratie, verklaart op de eed bij de aanvang zijn bediening afgelegd, ten behoeve van
[verdachte], [adres 3] , [woonplaats 2] SPANJE burgerservicenummer [sofinummer] (hierna: de belastingplichtige):
dat de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
2007van de
belastingplichtige op 16-12-2008 elektronisch is binnengekomen op de computersystemen
van de Belastingdienst.
8.
Een geschrift, te weten een schriftelijke verklaring van
[getuige 8], ingekomen bij de FIOD/ECD, kantoor Almelo, op 23 juni 2010 (G13-01), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb gewerkt voor [verdachte] in de periode februari t/m juni(de rechtbank begrijpt: 2008).
Dhr. [verdachte] diende alles in. Zowel voor onderneming als voor particulieren.
9.
Een geschrift, te weten een schriftelijke verklaring van
[getuige 10]waarvan de begeleidende brief gedateerd is op 29 juni 2010 (G16-01), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben in het kader van mijn stage voor de opleiding Management, Economie en recht werkzaam geweest bij [verdachte] en wel in de periode van september 2007 t/m januari 2008.
Omzetbelasting en inkomstenbelasting aangiften deed [verdachte] zelf.
10.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige
[getuige 9]d.d. 5 juli 2010 (G15-01), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vanaf augustus 2006 tot 5 april 2008 heb ik voor 8 uur per week als administratief medewerker voor [verdachte] gewerkt.
Voor zover ik het gezien heb deed [verdachte] steeds alle aangiften.
11.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige
[getuige 7], d.d. 15 juni 2010, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de getuige (G04-01, pag. 9):
Vraag verbalisanten:
Heeft u (uw kantoor) over het 4e kwartaal 2007 en 1e t/m 4e kwartaal 2008 aangiften omzetbelasting opgemaakt / ingediend ten behoeve van de onderneming van [bedrijf verdachte] ?
Antwoord:
Dat heeft hij allemaal zelf gedaan, daar ben ik heel duidelijk in.
12.
Geschriften, zijnde aangiften omzetbelasting d.d. 21 augustus 2008, 27 oktober 2008 en 31 januari 2009 (D33-03 t/m D33-06).
13.
Een geschrift zijnde een ambtsedige verklaring van
[getuige 12]d.d. 21 juni 2010 (AH-36), inhoudende:
De ondergetekende, [getuige 12] , als ambtenaar werkzaam bij de Belastingdienst/Centrale administratie, verklaart op de eed bij de aanvang zijn bediening afgelegd, ten behoeve van
[verdachte], [adres 3] , [woonplaats 2] SPANJE, sofinummer [sofinummer] .B01 (hierna te noemen belastingplichtige):
dat over de tijdvakken
4de kwartaal 2007 t/m 4de kwartaal 2008de aangiften
omzetbelasting betreffende belastingplichtige elektronisch zijn binnengekomen via internet
op de computersystemen van de Belastingdienst.
14.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige
[getuige 6], d.d. 15 juni 2010, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de getuige (G05-01, pag. 7):
Vraag verbalisanten:
Bent u (uw kantoor) betrokken geweest bij het opmaken / indienen van de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal 2008 op 21 augustus 2008?
Is de ingediende aangifte samengesteld aan de hand van enige vorm van boekhouding of desnoods aan de hand van de bescheiden zoals facturen uit het 1e kwartaal 2008?
Antwoord:
Het zijn zeker allemaal teruggaven, juist inderdaad, dat dacht ik wel.
Nee, natuurlijk niet, wij zijn niet betrokken geweest bij het opmaken en/of indienen van enige belastingaangifte op naam van [verdachte] .
15.
Een geschrift, zijnde een schriftelijke verklaring van de getuige
[getuige 11]d.d. 8 juni 2010 (G12-01), zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de getuige:
Nee, ik nooit, dus ook niet na 1 januari 2007 aangiften/omzetbelasting op naam van VOF [bedrijf verdachte] opgemaakt en/of ingediend bij de Belastingdienst.
16.
Een geschrift zijne een aangifteformulier inkomstenbelasting 2007 ten name van [verdachte] (D19-01) waarin staat vermeld: netto-omzet: € 215.915,00.
17.
Een geschrift zijne een aangifteformulier inkomstenbelasting 2008 ten name van [verdachte] (D19-02) waarin staat vermeld: netto-omzet: € 92.184,00.
18.
Een geschrift, zijnde een ambtsedige verklaring van de verbalisant
[getuige 5](AH-52), zakelijk weergegeven inhoudende:
Ondergetekende, mr [getuige 5] , ambtenaar van de Belastingdienst en boete/fraudecoördinator van de Belastingdienst/Oost, verklaart op de eed bij de aanvang zijner bediening afgelegd het volgende.
Naar aanleiding van de feiten, vermeld in het proces-verbaal met kenmerk [nummer 1] dat door de FIOD-ECD Almelo is opgemaakt contra:
- [verdachte] , geboren [geboortedag] -1971, wonende [adres 4] te [woonplaats 3] ;
deel ik u mee dat door mij is vastgesteld dat [verdachte] (vermoedelijk) opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan over het eerste, tweede, derde en vierde kwartaal van het jaar 2007 en over het eerste, tweede, derde en vierde kwartaal van het jaar 2008. Hierdoor is € 49.909 te weinig omzetbelasting geheven.
19.
Het proces-verbaal van ambtshandelingen d.d. 20 oktober 2010 (blz. 11), zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de verbalisanten:
Uit de door [verdachte] op 9 september 2009 aan de controlerende ambtenaren aangeleverde bedrijfsadministratie 2007, waaronder de uitdraaien van de grootboekrekeningen, is af te lezen dat de aanmaakdatum van de administratie 24-08-2009 is. De bedrijfsadministratie 2007 is vermoedelijk niet eerder dan op 24 augustus 2009 opgemaakt. De bedrijfsadministratie over het jaar 2008 was op 24 augustus 2009 in het geheel nog niet opgemaakt. [verdachte] zegt over de bedrijfsadministratie 2008 dat nog niet alles was ingeboekt. Pas na het verzoek daartoe van de controlerende ambtenaren, medio 2009, is de administratie van zijn onderneming over het jaar 2008 aangevuld, hij noemt dat “compleet gemaakt”.
20.
Het proces-verbaal van verhoor van
verdachted.d. 19 augustus 2010 (V0-07, blz. 4),
zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van verdachte:
Noot verbalisanten:
Wij tonen gehoorde document D-33-14, zijnde een schriftelijke verklaring d.d. 9 juli 2010 van de controlerende ambtenaren van de Belastingdienst, n.a.v. een medio 2009 ingesteld boekenonderzoek bij [verdachte] .
In de schriftelijke verklaring lezen wij o.a.: “
Medio 2009 had [verdachte] naar eigen zeggen nog geen uitgewerkte administratie over de jaren 2007 en 2008. Eerst na herhaaldelijk aandringen ontvingen wij op 9-9-2009 een print van de uitgewerkte administratie 2007.”
En
“Dit ligt in de lijn van de verklaring van [verdachte] , want hij heeft ons op 9 juli 2009 verteld dat hij niet volledig aan zijn (administratieve) verplichtingen had voldaan. Hij vertelde ons dat de ingediende aangiften omzetbelasting (vanaf 2007) en inkomstenbelasting 2007 op schattingen berusten. Hij zei dat hij zelf zeer weinig aan zijn eigen administratie had gedaan.”
Vraag verbalisanten:
Wat is uw reactie op bovenstaande verklaring d.d. 9 juli 2010 van de controlerende ambtenaren van de Belastingdienst?
Antwoord:
Wat de controlerende ambtenaren hier schrijven klopt. Ik had ultimo 2009 de bedrijfsadministratie van mijn onderneming over de jaren 2007 en 2008 niet op orde. Ik had er op dat moment nog niets aangedaan. Ik herinner mij dat mijn administratie een chaos was.
21.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige
[getuige 7]d.d. 15 juni 2010 (G04-01,
blz. 4, 5 en 6), zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de getuige:
Vraag verbalisanten:
Heeft u (uw kantoor) in de periode 1 januari 2007 tot 31 december 2009 werkzaamheden verricht voor klanten van [bedrijf verdachte] ?
Antwoord:
[verdachte] had een eigen klanten bestand, dat ging allemaal niet goed. Wat wij deden was eigenlijk meer problemen oplossen van de klant van [verdachte] . [verdachte] had een puinhoop van zijn administratie gemaakt. Wij hebben gigantisch veel werk gehad om de administratie van [verdachte] te ordenen.
Vraag verbalisanten:
Heeft u (uw kantoor) werkzaamheden verricht op het kantooradres ( [adres 5] te [plaats] ) van [bedrijf verdachte] ?
Antwoord:
Nee, het enige wat ik daar gedaan heb is de rotzooi opruimen Er lagen overal stapels met papieren, die noemde ik “ [verdachte] -stapels”. Dat was beneden, daar ging het nog wel. Wat we boven aantroffen, daar lag alles door elkaar. Overal waar maar ruimte lag gooide hij die administratie neer. Het was gewoon een onwerkbare situatie. Het was zo’n zooi dat het overzicht totaal weg was.
22.
Het proces-verbaal van ambtshandelingen d.d. 20 oktober 2010 (AH-46 blz. 4), zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de verbalisanten:
Gezien de bevindingen van de controleambtenaren van de Belastingdienst Regio Oost kantoor Enschede en de verklaring van mevrouw [betrokkene 1] is er in het geval van de opgestarte bedrijfsactiviteiten onder de naam ‘ [bedrijf betrokkene 1] ” nimmer echt sprake geweest van een onderneming of ondernemerschap.
Er heeft in 2003 weliswaar een inschrijving plaatsgevonden bij de Kamer van Koophandel en bij de Belastingdienst, maar feitelijk zijn de ondernemingsactiviteiten van “ [bedrijf betrokkene 1] ” nooit echt van de grond gekomen. Uiterlijk in 2004 heeft [betrokkene 1] haar inspanningen om de onderneming van de grond te krijgen gestaakt. Er zijn bij het boekenonderzoek geen administratieve bescheiden overgelegd waaruit zou blijken dat ten aanzien van de opstart van de onderneming in 2003 en/of 2004 kosten zijn gemaakt (investeringen zijn gedaan) of dat [betrokkene 1] andere verplichtingen zou zijn aangegaan in het kader van haar onderneming.
De formele uitschrijvingen van de onderneming bij de Kamer van Koophandel en de Belastingdienst hebben respectievelijk pas op 2 mei 2007 en 26 augustus 2008 plaatsgevonden.
Doordat de onderneming ultimo 2004 niet is uitgeschreven bij de Belastingdienst zijn op naam van [betrokkene 1] over de jaren 2005, 2006, 2007 en 2008 (deels) aangiften omzetbelasting uitgereikt door de Belastingdienst. Buiten de aangiften omzetbelasting over de maanden maart tot en met september 2007 zijn deze aangiften als nihil-aangifte ingediend bij de Belastingdienst.
De aangiften over de maanden maart 2007 tot en met september 2007 vormen hierop een uitzondering. Naar aanleiding van het door de Belastingdienst ingestelde boekenonderzoek, in mei 2009, werd het [betrokkene 1] duidelijk dat [verdachte] onjuiste aangiften omzetbelasting heeft ingediend, op haar naam en zonder haar medeweten. Alle fiscale stukken m.b.t. de aangiften omzetbelasting worden door de Belastingdienst steeds verzonden naar postadres [adres 6] , [plaats] . Dit adres is het vestigingsadres van [bedrijf verdachte] . De nieuwe adviseur van [betrokkene 7] / [betrokkene 1] constateerde tijdens het boekenonderzoek dat de betreffende teruggaven hebben geleid tot een uitbetaling op bankrekeningnummer [rekeningnummer] .
23.
Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster
[betrokkene 1], d.d. 10 juni 2009, (AG-01, blz. 1 en 2), zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van aangeefster:
Ik wil aangifte doen tegen mijn voormalige belastingadviseur [verdachte] . Ik ben zijn klant geworden ergens in 2004 toen ik een bedrijfje wilde starten. Mijn partner, de heer [betrokkene 7] was al klant bij hem.
[verdachte] zou de boekhouding voor mij gaan doen en alle aangiften voor de belastingdienst verzorgen. Die onderneming is echter nooit van de grond gekomen. Mijn plan was om een erotische massageclub te beginnen, maar ik kreeg de vergunningen die daarvoor nodig zijn niet rond. Al vrij snel na 2004, ik denk in 2005 heb ik tegen [verdachte] gezegd, dat de onderneming niet doorging. Ik heb toen ook aan hem gevraagd om mij uit te laten schrijven bij de Kamer van Koophandel en bij de Belastingdienst.
Ik zag aan de hand van nota’s van de Kamer van Koophandel en van aangiften en aanslagen van de Belastingdienst dat die uitschrijving nog niet was doorgegeven. Ik heb [verdachte] daar meerdere keren op aangesproken, maar als ik dat deed, dan vertelde hij me over zijn moeilijke privé situatie en dat bij de Belastingdienst slaapkoppen werken. Uiteindelijk heb ik mij zelf, via het internet uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. Dat was ergens in 2006 of 2007. Ik heb mijzelf niet afgemeld bij de Belastingdienst. Als u mij zegt, dat in de systemen van de Belastingdienst op 26-08-2008 is vermeld dat ik mijn onderneming per 1 februari 2007 heb gestaakt, dan kan ik u zeggen dat ik dat niet heb doorgegeven. Feitelijk klopt dat ook niet, want de onderneming is er nooit geweest. Voor alle duidelijkheid. Ik heb [verdachte] nooit opdracht gegeven om negatieve aangiften te doen. Ook heb ik nooit opdracht gegeven om zijn bankrekeningnummer bij de Belastingdienst door te geven om te koppelen aan mijn sofinummer.
24.
Een geschrift, te weten een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel Enschede d.d. 7 juli 2010 (D-23-07), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, dat de eenmanszaak [bedrijf betrokkene 1] (bedrijfsomschrijving : exploitatie van een webcam) wordt gedreven voor rekening van [betrokkene 1] en dat op 2 mei 2007 is geregistreerd dat de activiteiten zijn gestaakt met ingang van 1 februari 2007.
25.
Het proces-verbaal van verhoor van
verdachted.d. 18 augustus 2010 (V06-01, blz. 7),
voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De aangiften omzetbelasting 2007 op naam van [betrokkene 1] heb ik naar eer en geweten opgemaakt en ingediend bij de Belastingdienst.
26.
Het proces-verbaal van verhoor van
verdachted.d. 18 augustus 2010 (V01-01, blz. 8),
voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De bankrekening [rekeningnummer] is mijn bankrekening.
Van de schriftelijke afspraak die ik met [betrokkene 7] / [betrokkene 1] heb gemaakt ligt bij mijn vader thuis een exemplaar. Dat zal ik u morgen overhandigen.
27.
Een geschrift zijnde een ambtsedige verklaring van
[getuige 12]d.d. 21 juni 2010 (AH-35), inhoudende:
De ondergetekende, [getuige 12] , als ambtenaar werkzaam bij de Belastingdienst/Centrale administratie, verklaart op de eed bij de aanvang zijn bediening afgelegd, ten behoeve van
[betrokkene 1], [adres 7] , [plaats] , sofinummer [sofinummer] (hierna te noemen belastingplichtige):
dat over de tijdvakken
januari 2007 t/m september 2007de aangiften omzetbelasting betreffende belastingplichtige elektronisch zijn binnengekomen via internet op de computersystemen van de Belastingdienst.
Uitnodigingen uit archief wlo:
SofiNummer SubNummer TijdVak DagNrVolgNr DatumBinnen
[archiefnummers 1]
28.
Een geschrift, d.d. 24 september 2010 zijnde een nota van berekening op ambtsbelofte
opgemaakt door
[getuige 13], zakelijk weergegeven inhoudende (AH-54):
Ondergetekende, mr. [getuige 13] , ambtenaar van de belastingdienst en werkzaam bij de Belastingdienst/ Oost / kantoor Enschede, verklaart namens de voorzitter van het managementteam op de belofte bij de aanvang zijner bediening dat hem uit onderzoek van de FIOD/ECD is gebleken dat:
Door of namens
[betrokkene 1](BSN [sofinummer] )
[adres 7]
[plaats]
over de periode 1 maart 2007 t/m 30 september 2007 onjuiste aangiften omzetbelasting zijn gedaan met een totaalbedrag aan nadeel van
€ 11.264,--.
29.
Het proces-verbaal van verhoor van
verdachted.d. 11 mei 2010 (V01-05, blz. 24),
zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van verdachte:
Noot verbalisanten:
Wij tonen gehoorde documenten D-28-01 t/m D-28-11, zijnde de faxberichten en de
conceptaangiften omzetbelasting op naam van [bedrijf betrokkene 3] . Deze conceptaangiften zijn in de eerste kolom (hieronder) beschreven. Deze conceptaangiften zijn door de administrateur [betrokkene 5] van [bedrijf betrokkene 3] gestuurd aan [verdachte] .
Wij tonen gehoorde het overzicht waarop de betreffende aangiften omzetbelasting 2007 zoals de aangiften zijn ingediend (D-28-12)
Concept-aangiften Ingediende aangiften
- januari 2007 € 5.121; € 5.121 (neg);
- februari 2007 - ; € 1.950 (neg);
- maart 2007 € 11.845; € 325 (neg);
- april 2007 € 3.997; € 825 (neg);
- mei 2007 € 4.873; € 850 ;
- juni 2007 € 9.496;
- juli 2007 € 5.411; € 170 (neg);
- augustus 2007 € 4.032; € 2.020 (neg);
- september 2007 € 8.551; € 395 (neg);
- oktober 2007 € 6.948; € 962 (neg);
- november 2007 € 12.976; € 1.300 (neg);
- december 2007
€ 2.339(neg
) € 1.710 (neg);
Totaal € 70.851 € 3.416 (neg)
Uit het bovenstaande overzicht valt op te maken dat volgens de conceptaangiften
€ 70.851 aan Omzetbelasting verschuldigd is.
Tevens valt op te maken dat volgens de ingediende aangiften € 3.416 aan Omzetbelasting teruggevraagd is.
Het verschil tussen de conceptaangiften en de ingediende aangiften bedraagt € 74.267.
Vraag verbalisanten:
Wat is uw reactie op het verschil tussen de conceptaangiften en de ingediende aangiften ad € 74.267.
Antwoord:
De verschillen tussen de aangiften zijn te verklaren uit het feit dat [betrokkene 4] , officieel niet de directeur van [bedrijf betrokkene 3] (maar daar mag ik eigenlijk niet over praten), kwam met een aanvulling op de concept-aangiften die ik van [betrokkene 5] had gekregen.
[betrokkene 4] vertelde mij dat er debiteuren oninbaar waren of meer kosten waren gemaakt.
[betrokkene 4] kwam met creditnota’s aanzetten waaruit bleek dat de omzet lager zou zijn
geweest.
30.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige
[betrokkene 3]d.d. 30 juni 2010 (G-007, blz. 2),
zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de getuige:
Ik weet dat wij, het bedrijf de correcte gegevens hebben aangeleverd aan [verdachte] . U vraagt
hoe ik dat weet. Mijn broer heeft de juiste gegevens uit ons systeem gehaald. Dat is een
automatisch administratief programma.
Vraag verbalisanten:
Wie heeft [verdachte] opdracht gegeven (om namens u) af te wijken van de concept aangiften omzetbelasting over het jaar 2007?
Antwoord:
Niemand, dat heeft [verdachte] helaas op eigen initiatief gedaan.
31.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige
[betrokkene 5]d.d. 30 juni 2010 (G-08, blz. 2),
zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de getuige:
Vraag verbalisanten:
Wie heeft [verdachte] opdracht gegeven (om namens [betrokkene 3] / [bedrijf betrokkene 3] ) af te wijken van de concept aangiften omzetbelasting over het jaar 2007?
Antwoord:
Niemand. Ik heb dan ook geen idee waarom er afgeweken is. [verdachte] heeft de aangifte gedaan met heel andere bedragen dan op de concept aangiften. Daar is door [verdachte] nooit met ons over gesproken.
32.
Een geschrift zijnde een ambtsedige verklaring van
[getuige 12]d.d. 21 juni 2010 (AH-40), inhoudende:
De ondergetekende, [getuige 12] , als ambtenaar werkzaam bij de Belastingdienst/Centrale administratie, verklaart op de eed bij de aanvang zijn bediening afgelegd, ten behoeve van
[betrokkene 3], [adres 8] , [plaats] sofinummer [sofinummer] (hierna te noemen belastingplichtige):
dat over de tijdvakken
januari 2007 t/m december 2007de aangiften omzetbelasting
betreffende belastingplichtige elektronisch zijn binnengekomen via internet op de
computersystemen van de Belastingdienst.
De gegevens die op de door belastingplichtige ingediende aangiften zijn vermeld voeg ik als bijlagen bij deze verklaring. Tevens heb ik een vertaaltabel bijgevoegd om de gegevens te kunnen lezen.
SofiNummer SubNummer TijdVak DagNrVolgNr DatumBinnen
[archiefnummers 2]
33.
Een geschrift, d.d. 24 september 2010, zijnde een nota van berekening op ambtsbelofte
opgemaakt door
[getuige 13], zakelijk weergegeven inhoudende (AH-55):
Ondergetekende, mr. [getuige 13] , ambtenaar van de belastingdienst en werkzaam bij de Belastingdienst/ Oost / kantoor Enschede, verklaart namens de voorzitter van het managementteam op de belofte bij de aanvang zijner bediening dat hem uit onderzoek van de FIOD/ECD is gebleken dat:
Door of namens
[betrokkene 3](BSN [nummer 2] )
[adres 8]
[plaats]
over de periode 1 januari 2007 t/m 31 december 2007 onjuiste aangiften omzetbelasting zijn gedaan met een totaalbedrag aan nadeel van
€ 86.218,--.
34.
Een geschrift zijnde een overzicht omzetbelasting 2007 [bedrijf betrokkene 3] (AH 49, gebaseerd op D 28-12):
Overzicht omzetbelasting 2007 [bedrijf betrokkene 3]
Maand
Bedrag concept aangifte
Volgens ingediende aangifte:
jan-07
€ 5.121,00
€ 5.121,00
feb-07
€ 11.621 (zie D-28-25)
€ 1.950,00-
mrt-07
€ 11.845,00
€ 325,00-
apr-07
€ 3.997,00
€ 825,00-
mei-07
€ 4.873,00
€ 850,00
jun-07
€ 9.496,00
0,00
jul-07
€ 5.411,00
€ 170,00-
aug-07
€ 4.032,00
€ 2.020,00-
sep-07
€ 8.551,00
€ 395,00-
okt-07
€ 6.948,00
€ 962,00-
nov-07
€ 12.976,00
€ 1.300,00-
dec-07
-€ 2.339,00
€ 1.710,00-
€ 82.532,--
€ 3.686,00-(negatief)

Voetnoten

1.Hoge Raad 30 maart 2004, NJ 2004, 376.
2.Hoge Raad 21 november 2006, LJN AY 9670.
3.Hoge Raad 12 juli 2013, NJ 2013, 435.