In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 19 februari 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en de stichting Woningstichting Rentree. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.L. Thiescheffer, vorderde dat de voorzieningenrechter Rentree zou gebieden om de executie van een ontruimingsvonnis op te schorten. Dit vonnis was eerder uitgesproken door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Nederland op 13 december 2012, waarbij de huurovereenkomst tussen partijen was ontbonden en de eiser was veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen zes weken na betekening van het vonnis.
De eiser heeft aangevoerd dat er na het vonnis van 13 december 2012 omstandigheden zijn voorgevallen die een noodtoestand aan zijn zijde zouden veroorzaken, waardoor de verdere tenuitvoerlegging van het vonnis niet kan worden aanvaard. Hij heeft zich opnieuw aangemeld bij het Budget Adviesbureau Deventer voor budgetbeheer en heeft een verzoek tot plaatsing onder beschermingsbewind ingediend. Rentree heeft echter betwist dat er sprake is van een noodtoestand en heeft aangevoerd dat de eiser zich niet aan gemaakte afspraken houdt.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Rentree, mede gelet op de belangen van de eiser, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de voortzetting van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 13 december 2012. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eiser na het vonnis van 13 december 2012, ondanks problemen met het budgetbeheer, niet in gebreke is gebleven met de huurbetalingen. De vrees van Rentree voor toekomstige problemen met de huurbetalingen is onvoldoende onderbouwd. Daarom heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van de eiser toegewezen en Rentree veroordeeld in de proceskosten.