Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[eiser],
[eiseres],
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vorderden eisers, [eiser] en [eiseres], de gedaagde partij om de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis te staken. Dit vonnis, dat op 29 oktober 2013 was uitgesproken, had de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en de eisers veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen drie dagen na betekening. De eisers stelden dat gedaagde misbruik maakte van zijn executierecht, omdat hij geen in redelijkheid te respecteren belang had bij de ontruiming. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde, op basis van het vonnis van 29 oktober 2013, een executoriale titel had en in beginsel tot executie mocht overgaan. De voorzieningenrechter kon alleen de executie staken indien er sprake was van misbruik van bevoegdheid door gedaagde.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat het eerdere vonnis op een juridische of feitelijke misslag berustte. Ook was er geen noodtoestand aangetoond die de ontruiming onaanvaardbaar zou maken. De eisers hadden betoogd dat het uitstellen van de ontruiming en de acceptatie van huurbetalingen door gedaagde hen de indruk had gegeven dat zij in de woning konden blijven. Gedaagde betwistte dit en stelde dat de betalingen als gebruiksvergoeding moesten worden aangemerkt, aangezien de huurovereenkomst was ontbonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde zijn recht op tenuitvoerlegging van het vonnis niet had prijsgegeven en dat de betalingen van eisers niet als een voortzetting van de huurovereenkomst konden worden gezien.
Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter de vorderingen van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten. De kosten werden aan de zijde van gedaagde begroot op € 282,-- aan verschotten en € 452,-- aan salaris advocaat. Dit vonnis werd op 19 februari 2014 uitgesproken en op 20 februari 2014 gemotiveerd door de voorzieningenrechter.