ECLI:NL:RBOVE:2014:909

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 februari 2014
Publicatiedatum
25 februari 2014
Zaaknummer
C/08/152105 / KG ZA 14-58
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming van een woning na ontbinding van de huurovereenkomst

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vorderden eisers, [eiser] en [eiseres], de gedaagde partij om de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis te staken. Dit vonnis, dat op 29 oktober 2013 was uitgesproken, had de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en de eisers veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen drie dagen na betekening. De eisers stelden dat gedaagde misbruik maakte van zijn executierecht, omdat hij geen in redelijkheid te respecteren belang had bij de ontruiming. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde, op basis van het vonnis van 29 oktober 2013, een executoriale titel had en in beginsel tot executie mocht overgaan. De voorzieningenrechter kon alleen de executie staken indien er sprake was van misbruik van bevoegdheid door gedaagde.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat het eerdere vonnis op een juridische of feitelijke misslag berustte. Ook was er geen noodtoestand aangetoond die de ontruiming onaanvaardbaar zou maken. De eisers hadden betoogd dat het uitstellen van de ontruiming en de acceptatie van huurbetalingen door gedaagde hen de indruk had gegeven dat zij in de woning konden blijven. Gedaagde betwistte dit en stelde dat de betalingen als gebruiksvergoeding moesten worden aangemerkt, aangezien de huurovereenkomst was ontbonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde zijn recht op tenuitvoerlegging van het vonnis niet had prijsgegeven en dat de betalingen van eisers niet als een voortzetting van de huurovereenkomst konden worden gezien.

Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter de vorderingen van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten. De kosten werden aan de zijde van gedaagde begroot op € 282,-- aan verschotten en € 452,-- aan salaris advocaat. Dit vonnis werd op 19 februari 2014 uitgesproken en op 20 februari 2014 gemotiveerd door de voorzieningenrechter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/152105 / KG ZA 14-58
Vonnis in kort geding van 19 februari 2014
in de zaak van

1.[eiser],

wonende te[woonplaats],
2.
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. D.J.H. Habers te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat: mr. K. Dekker te Groenlo.
Partijen zullen hierna [eisers], dan wel afzonderlijk [eiser] en [eiseres], en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
De voorzieningenrechter heeft in verband met de spoedeisendheid bij vonnis van 19 februari 2014 zonder motivering op het door [eisers] gevorderde beslist. De motivering van de beslissing van de voorzieningenrechter volgt hieronder.

2.De feiten

2.1.
[eisers] huurden vanaf 2001 een perceel met aangehorigheden, waaronder een woning, gelegen aan de [adres] te [plaats] van [gedaagde].
2.2
Bij een uitvoerbaar bij voorraad verklaard verstekvonnis van 29 oktober 2013 met rolnummer 2454131 CV EXPL 10684/13, heeft de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Enschede, de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het perceel met aangehorigheden, staande en gelegen aan de [adres] te [plaats] met onmiddellijke ingang ontbonden en [eisers] veroordeeld om het perceel met aangehorigheden binnen drie dagen na betekening van het vonnis te ontruimen.
Daarnaast heeft de kantonrechter [eisers] hoofdelijk veroordeeld tot het terugbrengen van het gehuurde in oorspronkelijke staat en tot het betalen aan [gedaagde] van een bedrag van
€ 3.786,25 aan achterstallige huurpenningen en vervallen wettelijke rente, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom. Voorts zijn [eisers] hoofdelijk veroordeeld tot het betalen van een vergoeding voor het gebruik van het perceel ad € 700,00 per maand vanaf 1 november 2013 tot en met de dag van ontruiming, waarbij een gedeelte van de maand voor een hele maand wordt gerekend. Tot slot zijn [eisers] veroordeeld in de kosten van de procedure, eventuele nakosten daaronder begrepen en de wettelijke rente over de proceskosten.
2.3
Op 8 november 2013 is het vonnis aan [eisers] betekend met de aanzegging dat, indien de ontruiming niet zou hebben plaatsgevonden binnen drie dagen na betekening van het vonnis, de gerechtelijke ontruiming zal plaatsvinden op 19 november 2013.
2.4
Bij exploit van 15 november 2013 is [eisers] vervolgens aangezegd dat de ontruiming op 19 november 2013 niet doorgaat, maar wordt verplaatst en zal plaatsvinden op 28 november 2013. De ontruiming is op laatstgenoemde datum niet doorgegaan.
2.5
Namens [eisers] zijn intussen de volledige hoofdsom en kosten voldaan. Ook hebben [eisers] over de maanden november december 2013 en januari en februari 2014 betalingen gedaan, die door [eisers] als betalingen van huur zijn bestempeld
2.6
Bij exploit van 5 februari 2014 is aan [eisers] wederom de ontruiming aangezegd, ditmaal tegen 20 februari 2014, ’s morgens om 10.00 uur.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te gelasten om de tenuitvoerlegging van het vonnis van 29 oktober 2013, voor zover dit betreft de ontruiming van de gehuurde woning, te staken en [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2
[eisers] hebben zich - kort gezegd - op het standpunt gesteld dat [gedaagde] misbruik maakt van zijn executierecht, omdat hij geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij het doorzetten van de ontruiming. [eisers] daarentegen hebben belang bij het kunnen blijven wonen in de woning en menen daarop ook recht te hebben.
3.3
[gedaagde] voert verweer. Hij heeft de vordering van [eisers] gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak en is door [gedaagde] ook niet weersproken.
4.2
De voorzieningenrechter stelt voorop dat, nu het vonnis van 29 oktober 2013 kracht van gewijsde heeft, [gedaagde] een executoriale titel heeft, op grond waarvan hij in beginsel tot executie mag overgaan. De voorzieningenrechter kan slechts staking van de tenuitvoerlegging bevelen, indien hij van oordeel is dat [gedaagde], mede gelet op de belangen van [eisers] die door de executie zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar bevoegdheid om tot executie over te gaan. De voorzieningenrechter kan derhalve slechts de staking van de executie bevelen in geval van misbruik van bevoegdheid door [gedaagde]. Dit zou het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien het te executeren vonnis op grond van ná dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van [eisers] een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard (HR 22 april 1983, NJ 1984,145).
4.3
Dat het verstekvonnis van 29 oktober 2013 klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, is gesteld noch gebleken.
4.4
Dat sprake zou zijn van een noodtoestand op grond van na het vonnis voorgevallen feiten of omstandigheden is evenmin aannemelijk. In dit verband hebben [eisers] zich er primair op beroepen dat het herhaaldelijk uitstellen van de aangezegde ontruiming, het behouden van de integrale betaling van de huurachterstand en de volledige betaling van de huur in de daarop volgende maanden zonder dat hierover enig gesprek heeft plaatsgevonden, bij hen de gerechtvaardigde indruk heeft gewekt dat de betalingen tot het behoud van de woning voor [eisers] zouden leiden.
4.5
[gedaagde] heeft ter zitting betwist dat er geen gesprekken hebben plaatsgevonden. Er zouden volgens [gedaagde] na de aanzegging van de ontruiming zelfs meerdere gesprekken tussen partijen zijn geweest, waarbij in de meeste gevallen de deurwaarder aanwezig was. De deurwaarder kan bevestigen dat die gesprekken steeds enkel betrekking hadden het verzoek van [eisers] om uitstel van de ontruiming en niet zagen op de betalingen van [eisers] aan [gedaagde]. Het uitstel is door [gedaagde] steeds uit coulance verleend. De omstandigheid dat er ook steeds weer nieuwe data zijn gepland voor de uitruiming duidt er volgens [gedaagde] al op dat van meet af aan duidelijk is geweest dat niet van de ontruiming zou worden afgezien.
4.6
Subsidiair zijn [eisers] van mening dat, nu de huurovereenkomst door de rechtbank was ontbonden, [gedaagde] door het accepteren van de betalingen van de overeengekomen huur feitelijk akkoord is gegaan met, dan wel een vernieuwing van de huurovereenkomst, dan wel de voortzetting ervan. De huidige situatie is voor [eisers] in vergelijking met de situatie die tot het vonnis van 29 oktober 2013 heeft geleid, aanmerkelijk gewijzigd, aldus [eisers] De problemen die hebben geleid tot het ontstaan van een betalingsachterstand zijn nu opgelost en vormen derhalve geen beletsel meer voor het tijdig betalen van de huur.
4.7
[gedaagde] betwist dat hij huurbetalingen heeft geaccepteerd. Zijns inziens hebben [eisers] na de ontbinding van de huurovereenkomst een gebruiksvergoeding betaald. Door het accepteren van die betalingen kan volgens [gedaagde] dan ook geen sprake zijn van het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst of van het voortzetten van de oude huurovereenkomst. Dit is ook nooit de bedoeling geweest. [gedaagde] heeft het recht om het vonnis van 29 oktober 2013 ten uitvoer te leggen nimmer prijs gegeven. Voor zover [eisers] met hun beroep op gewijzigd omstandigheden doelen op de omstandigheid dat [eiseres] ernstig ziek is, betwist [gedaagde] dat dit een gewijzigde omstandigheid is, omdat al vanaf medio 2013 bij partijen bekend is dat [eiseres] ziek is. Ook betreft het volgens [gedaagde] geen omstandigheid waardoor de tenuitvoerlegging van het vonnis onaanvaardbaar zou zijn.
4.8
Gelet op deze gemotiveerde betwisting van het door [eisers] gestelde is de voorzieningenrechter van oordeel dat in dit kort geding niet aannemelijk is geworden dat [eisers] aan het meermaals uitstellen van de ontruiming, het accepteren van de betalingen door [gedaagde] en het niet langer bestaan van een betalingsachterstand het gerechtvaardigde vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat zij de woning zouden kunnen behouden. Van het voorzetten van de huurovereenkomst, dan wel het opnieuw ontstaan van een huurovereenkomst op grond van het bepaalde in artikel 7:230 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is evenmin sprake. In dat artikel is bepaald: ‘Indien na afloop van een huurovereenkomst de huurder met goedvinden van de verhuurder het gebruik van het gehuurde behoudt, wordt daardoor, tenzij van een andere bedoeling blijkt, de overeenkomst, ongeacht de tijd waarvoor zij was aangegaan, voor onbepaalde tijd verlengd’. [gedaagde] heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat hij zijn recht op tenuitvoerlegging van het vonnis niet heeft prijsgegeven, dat hij [eisers] slechts uit coulance de woning langer heeft laten gebruiken en dat hij nimmer heeft beoogd de huurovereenkomst te laten voorduren of te vernieuwen. Ook gelet op het vonnis van 29 oktober 2013, waarin is bepaald dat vanaf 1 november 2013 een vergoeding voor het gebruik van het perceel van € 700,00 per maand betaald dient te worden, dienen de betalingen die [eisers] na de ontbinding van de huurovereenkomst hebben gedaan, aangemerkt te worden als een gebruiksvergoeding. Dat er op dit moment geen sprake is van betalingsachterstanden betekent niet dat [gedaagde] bij een ontruiming geen in redelijkheid te respecteren belang heeft.
4.9
Gelet op het vorenstaande is [gedaagde] bevoegd het vonnis van 29 oktober 2013 betreffende de ontruiming van de woning van [eisers] ten uitvoer te leggen.
4.1
[eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 282,-- aan verschotten en € 452,-- aan salaris advocaat.

5.De beslissing (zoals uitgesproken op 19 februari 2014)

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 282,00 aan verschotten en 452,00 aan salaris advocaat,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling
uitvoerbaar bij voorraad
Deze motivering is op 20 februari 2014 gegeven door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en is door hem en de griffier ondertekend.