ECLI:NL:RBOVE:2014:953

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 februari 2014
Publicatiedatum
26 februari 2014
Zaaknummer
Awb 13/2459
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.F. Bijloo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen projectplan Weerselerbeek, deelproject vlonderpad langs de ijsbaan

In deze zaak gaat het om een beroep tegen het projectplan "Weerselerbeek, deelproject vlonderpad langs de ijsbaan", dat op 17 september 2013 door het dagelijks bestuur van het Waterschap Vechtstromen is vastgesteld. Eisers, bewoners van Weerselo, hebben tegen dit besluit beroep ingesteld, omdat zij van mening zijn dat de hoogteligging van het pad niet conform afspraken met de gemeente is en dat het projectplan niet overeenkomt met de visie op de Weerselerbeek uit 2012. De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2014 behandeld, waarbij eisers in persoon aanwezig waren en verweerder vertegenwoordigd werd door medewerkers van het waterschap en de gemeente Dinkelland.

De rechtbank overweegt dat verweerder bij het vaststellen van een projectplan een ruime beleidsvrijheid heeft en dat de rechtbank zich terughoudend moet opstellen bij de beoordeling van dergelijke besluiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoogteligging van het vlonderpad noodzakelijk is om wateroverlast te voorkomen en dat de belangen van de betrokken partijen in redelijkheid zijn afgewogen. De eisers hebben onvoldoende onderbouwd dat de drie functies (afvoer van oppervlaktewater, ijsbaan en wandelpad) onverenigbaar zijn en dat er sprake is van onredelijke overlast.

De rechtbank concludeert dat het projectplan voldoet aan de wettelijke vereisten en dat de bezwaren van eisers niet opwegen tegen de noodzaak van het project. Het beroep is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo en ondertekend door griffier G. Kootstra. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13 / 2459

uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geschil tussen

[eisers]

wonende te Weerselo, eisers,
en
het dagelijks bestuur van het Waterschap Vechtstromen,als rechtsopvolger van het Waterschap Regge en Dinkel, verweerder.
Derde belanghebbende:
het college van burgemeester en wethouders van Dinkelland.
Procesverloop
Bij besluit van 17 september 2013 heeft verweerder het projectplan “Weerselerbeek, deelproject vlonderpad langs de ijsbaan” (hierna te noemen: het projectplan), gewijzigd vastgesteld.
Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 31 januari 2014 behandeld. Eisers [naam 1],[naam 2] [naam 3] zijn in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Guijs en mr. dr. E.J.M. Boerrigter, medewerkers van het waterschap. Namens derde belanghebbende zijn verschenen mr. drs. M.Y. Rutjes en ing. W. Valk, medewerkers van de gemeente Dinkelland.

Overwegingen

Feiten en procedure
Verweerder heeft op 16 juli 2013 het concept-projectplan “Weerselerbeek, deelproject vlonderpad langs de ijsbaan” vastgesteld. Het project bestaat uit het verbreden van het profiel van de Weerselerbeek aan de zijde van de ijsbaan, het bekleden van de kade van de ijsbaan en het vervangen van het huidige wandelpad door een vlonderpad over de beek.
Het concept-projectplan heeft van 22 juli tot en met 2 september 2013 ter inzage gelegen.
Tegen dit concept-projectplan hebben eisers een zienswijze ingediend, welke door verweerder is meegenomen bij de vaststelling van het definitieve projectplan.
Om de bewoners tegemoet te komen is besloten tot een ontwerp waarbij het vlonderpad eenmaal per jaar onder water mag komen te staan. Gelet op de publieke functie van het vlonderpad vinden zowel de gemeente als de dorpsraad dit acceptabel.
Op 17 september 2013 heeft verweerder naar aanleiding van de door eisers ingebrachte zienswijze het ontwerp aangepast en projectplan gewijzigd vastgesteld.
Crisis- en herstelwet van toepassing
Ingevolge artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet dient de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door of vanwege de beheerder te geschieden overeenkomstig een door hem vast te stellen projectplan. Ingevolge het tweede lid van dit artikel bevat het plan ten minste een beschrijving van het betrokken werk en de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd, alsmede een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk.
Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw), voor zover hier van belang, is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van deze wet van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten.
In bijlage I, onder 7.3 (natuur, water en waterstaatswerken), is opgenomen de categorie "aanleg of wijziging van waterstaatswerken als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de waterkering of artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet".
Het onderhavige projectplan is een projectplan als bedoeld in artikel 5.4 van de Waterwet, zodat de Chw daarop van toepassing. Gelet op artikel 1:6a van de Chw mogen daarom alleen de gronden die in het beroepschrift zijn vermeld door de rechtbank worden beoordeeld.
Beroepsgronden
Blijkens het beroepschrift en het verhandeld ter zitting kunnen eisers zich niet met het projectplan verenigen. Zij hebben daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat:
a. de hoogteligging van het pad nog niet conform de afspraak met het college van burgemeester en wethouders van Dinkelland (hierna: het college) is. Het pad wordt nu op 20 cm vanaf het maaiveld of oppervlaktewaterlijn aangelegd, terwijl met het college was afgesproken dat het wandelpad maximaal 5 cm hoger zou komen te liggen dan het huidige pad;
b. het projectplan niet overeenkomt met de visie op de Weerselerbeek uit 2012, omdat door de toevoeging van de afvoer van de Bosbeek meer water door de Weerselerbeek wordt afgevoerd, hetgeen leidt tot een andere maatvoering in hoogte van het wandelpad langs de ijsbaan;
c. de drie functies op het tracé van de Weerselerbeek ter hoogte van de ijsbaan, te weten afvoer van oppervlaktewater, ijsbaan en wandelpad, onverenigbaar zijn in de beperkt beschikbare ruimte en dat de functie wandelpad dient te vervallen;
d. sprake is van overlast door hondenpoep en gebruik van het voetpad als fiets- en bromfietspad. Ondanks herhaalde verzoeken aan de gemeente wordt hierop niet gehandhaafd. Als het voetpad wordt vervangen door een houten vlonderpad zullen de aangrenzende bewoners hinder krijgen van resonantiegeluiden.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het vaststellen van een projectplan als het onderhavige een ruime beleidsvrijheid heeft. Het is aan verweerder om alle verschillende bij een dergelijk besluit betrokken belangen te onderzoeken en tegen elkaar af te wegen. De rechtbank dient zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit dan ook terughoudend op te stellen en te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of de afweging van de betrokken belangen niet zodanig onevenwichtig is, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
Hoogteligging van het pad
Blijkens de reactienota van verweerder op de zienswijze van eiser zorgt de Weerselerbeek als gevolg van een te klein profiel ter hoogte van de ijsbaan in de huidige situatie na heftige regenval regelmatig voor wateroverlast op het wandelpad naast de ijsbaan. Daarnaast heeft verweerder de opgave om de watervoerendheid van de Weerselerbeek te verbeteren om ook in droge tijden zichtbaar stromend water door Weerselo te laten stromen en de beek zodanig te ontwerpen dat in de toekomst aankoppeling van de Bosbeek mogelijk is. Om deze opgaven te combineren wordt de Weerselerbeek verbreed en wordt een vlonderpad aangelegd over de overstromingszone. Uitgangspunt daarbij was aanvankelijk is dat het vlonderpad eenmaal per 100 jaar onder water mag staan. Hiervoor is een ophoging van ca. 30 cm noodzakelijk.
Eisers, bewoners van de aangrenzende woningen, zijn van mening dat hun privacy door de verhoogde aanleg van het wandelpad in ernstige mate wordt aangetast en dat een en ander in strijd is met de afspraken met de gemeente. Om de bewoners tegemoet te komen heeft verweerder in overleg met de gemeente besloten dat het acceptabel is wanneer de vlonder eenmaal per jaar onder water staat. Hierdoor kan de ophoging van het (vlonder)pad met 10 cm worden gereduceerd tot een ophoging van 20 cm. Dit is echter nog steeds 5 cm hoger dan eisers acceptabel vinden.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het projectplan en in de reactie op de zienswijze van eiser voldoende heeft onderbouwd waarom de aanleg van een op palen geplaatst voetpad met een hoogte van 20 cm noodzakelijk is vanwege de wateroverlast. De ruimte die onder het voetpad beschikbaar komt, kan worden gebruikt voor de profiel-verruiming van de beek. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van zodanige aantasting van de privacy of andere overlast voor eisers, dat verweerder in redelijkheid niet tot de aanleg van een vlonderpad met een hoogte van 20 cm heeft kunnen besluiten.
Afwijking visie Weerselerbeek 2012
Zoals verweerder in het verweerschrift heeft aangevoerd geeft een inrichtingsvisie slechts de contouren voor de toekomstige ontwikkeling van een gebied aan, die daarna verder moeten worden uitgewerkt in projectplannen. Wijzigingen in de omstandigheden of voortschrijdend inzicht kunnen aanleiding geven om bij die projectplannen af te wijken van de uitgangs-punten zoals die in de eerdere visie zijn neergelegd. Het onderhavige, naar aanleiding van de door eisers ingediende zienswijze aangepaste, projectplan is daar een voorbeeld van.
Hetgeen eisers in beroep naar voren hebben gebracht is onvoldoende is voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid tot het vaststellen van het projectplan heeft kunnen overgaan.
Onverenigbaarheid van drie functies
Verweerder heeft bij de uitvoering van zijn taken te maken met een beperkte beschikbaarheid van de ruimte, met name in stedelijke gebieden, waarbij rekening moet worden gehouden met de belangen van andere partijen en overheden in het gebied. In de inrichtingsvisie voor de Weerselerbeek is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom de functies ijsbaan, beek en wandelpad verenigbaar zijn. Eisers hebben ook geen rapport van een ter zake deskundige ingebracht om het tegendeel aannemelijk te maken.
Overlast en onderhoud
Het feit dat de gemeente naar de mening van eisers verzuimd handhavend op te treden tegen hondenpoep en (brom)fietsers op het voetpad is een aspect dat los staat van het onderhavige projectplan en daarom in deze procedure buiten beschouwing moet blijven. Bovendien is dienaangaande niet verweerder, maar het college het tot handhaving bevoegde gezag.
De vrees van eisers dat problemen zullen ontstaan in de vorm van gladheid van het pad door slecht of weinig onderhoud, kan evenmin aan de rechtmatigheid van het projectplan afdoen, nu dit een uitvoeringsaspect betreft en het projectplan als zodanig niet raakt. Overigens is verweerder alleen verantwoordelijk voor het onderhoud van de Weerselerbeek. Het onderhoud van het wandelpad valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Dinkelland.
Op grond van het vorenstaande kan het bestreden besluit in rechte in stand worden gelaten. Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, rechter, en door hem en G. Kootstra als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk opwww.raadvanstate.nlvoor meer informatie over het indienen van digitaal beroep.