ECLI:NL:RBOVE:2015:1383

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 februari 2015
Publicatiedatum
19 maart 2015
Zaaknummer
C/08/167222 / KG ZA 15-26
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot revindicatie van een auto in kort geding

In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een Nissan Patrol GR, gedaagde aangesproken in kort geding om zijn auto terug te vorderen. Eiser had de auto op 27 november 2014 aan gedaagde uitgeleend, met de afspraak dat deze de auto de volgende dag zou retourneren. Gedaagde heeft echter nagelaten de auto terug te geven, ondanks herhaalde verzoeken van eiser. Eiser vorderde onder andere de terugkeer van de auto, een dwangsom voor elke dag dat gedaagde in gebreke bleef, en een verklaring voor recht dat gedaagde onrechtmatig handelde door de auto niet terug te geven. Gedaagde voerde verweer en stelde dat zij de auto tot eind februari 2015 mocht gebruiken.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang van eiser voldoende was, gezien zijn beroepsmatige afhankelijkheid van de auto. De rechter wees de vordering tot revindicatie toe, omdat gedaagde erkende dat eiser de eigenaar was van de auto. De gevorderde dwangsom werd vastgesteld op € 500 per dag, met een maximum van € 10.000. De vordering tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor de geleden schade. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 574,16 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 23 februari 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/167222 / KG ZA 15-26
Vonnis in kort geding van 23 februari 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eiser,
advocaat mr. J. Sleeswijk Visser te Nijverdal,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde,
advocaat mr. M. Rijs te Enschede.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
De datum van de uitspraak is vastgesteld op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Eiser is eigenaar van een Nissan Patrol GR, bouwjaar 1999, met kenteken
[kenteken] (hierna: de auto).
2.2.
Eiser heeft zijn auto uitgeleend aan gedaagde.

3.Het geschil

3.1.
Eiser vordert samengevat weergegeven:
Gedaagde te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het vonnis in goede staat aan eiser te retourneren de auto benevens de bij de auto behorende sleutels, kentekenbewijzen en inventarisgoederen (waaronder de gevarendriehoek, de reserveset lampen etc.).
Gedaagde te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 500,--, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, voor elke dag of deel daarvan dat gedaagde niet voldoet aan het gevorderde onder 1.
Te bepalen voor recht dat gedaagde door het op de afgesproken datum noch op eerste verzoek van eiser retourneren van de auto een onrechtmatige daad jegens eiser heeft gepleegd en daardoor schadeplichtig jegens eiser is geworden.
Gedaagde te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 13.750,-- als voorschot op het ten deze in een bodemprocedure te bepalen bedrag , althans tot een zodanig bedrag als de voorzieningenrechter juist oordeelt, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis.
Gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente over de (na)kosten.
3.2.
Aan het gevorderde wordt - samengevat weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. Op 27 november 2014 heeft eiser zijn auto uitgeleend aan gedaagde, waarbij is afgesproken dat gedaagde de auto de volgende dag, op 28 november 2014, om 11.00 uur weer bij hem zou (laten) terugbrengen. Tot op heden heeft gedaagde, ondanks sommatie daartoe, de auto niet teruggebracht. Eiser beroept zich op zijn eigendomsrecht en wenst de auto te revindiceren. Daarnaast handelt gedaagde onrechtmatig jegens eiser door niet tot afgifte van de auto over te gaan. Daardoor lijdt eiser schade. Hij kan zijn beroepsmatige werkzaamheden niet verrichten zolang hij zijn auto niet terug heeft. De schade wordt begroot op € 1.375,-- per week en de schade bedraagt tot en met de dagvaarding derhalve
€ 13.750,--. Het spoedeisend belang is gelegen in de omstandigheid dat eiser zijn auto nodig heeft voor zijn werk.
3.3.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer. Zij stelt dat zij de auto tot eind februari 2015 mocht blijven gebruiken.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het door eiser bij zijn vordering tot revindicatie gestelde spoedeisend belang ligt, naar het oordeel van de voorzieningenrechter opgesloten in de aard van de zaak.
4.2.
De voorzieningenrechter zal het gevorderde onder 1 toewijzen, aangezien gedaagde heeft erkend dat eiser de eigenaar is van de auto. Het door gedaagde gestelde, en door eiser betwiste, recht op voortgezet gebruik van de auto tot eind februari 2015 acht de voorzieningenrechter, gelet op het verhandelde ter zitting, volstrekt onaannemelijk, alleen al omdat gedaagde niet in het bezit is van een rijbewijs.
4.3.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot naleving van de te geven beslissing, is aangewezen. De door eiser gevorderde dwangsom is niet onredelijk, met dien verstande dat de op te leggen dwangsom zal worden gemaximeerd tot een bedrag van
€ 10.000,--.
4.4.
Het onder 3 gevorderde dient reeds te worden afgewezen omdat een declaratoire uitspraak geen voorziening is die in kort geding kan worden gegeven.
4.5.
Het gevorderde voorschot op schadevergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking. Dat eiser schade heeft geleden is door gedaagde betwist en door eiser onvoldoende concreet onderbouwd, terwijl spoedeisend belang bij deze vordering is gesteld noch gebleken.
4.6.
De gevorderde uitvoerbaarverklaring op de minuut en op alle dagen en uren zal worden afgewezen, nu deze vordering niet is gemotiveerd.
4.7.
Gedaagde zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4.8.
Het verweer van gedaagde dat zij onnodig met een hogere proceskostenveroordeling wordt geconfronteerd, omdat de onderhavige procedure tegen lagere proceskosten ook bij de kantonrechter had kunnen worden aangebracht, treft in zoverre doel, dat het advocatensalaris zal worden gematigd voor het in kantonprocedures gangbare tarief, zijnde € 400,-- (eenvoudige zaak).
4.9.
Met inachtneming van het vorenoverwogene worden de kosten aan de zijde van eiser begroot op:
- in debet gestelde explootkosten € 70,64 (deurwaarder Karola Bianka Visser-Kuenen)
- betaalde explootkosten € 23,55
- informatiekosten € 1,97
- salaris advocaat € 400,--
- griffierecht € 78,--
Totaal € 574,16
4.10.
Aangezien aan eiser een toevoeging is verleend dienen de in debet gestelde explootkosten te worden voldaan aan de griffier van de rechtbank Overijssel.
4.11.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. De door eiser gevorderde wettelijke rente over de (na)kosten zal op de hierna te melden wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
Veroordeelt gedaagde om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis in goede staat aan eiser te retourneren de auto Nissan Patrol GR, bouwjaar 1999, kenteken
[kenteken], benevens de bij de auto behorende sleutels, kentekenbewijzen en inventarisgoederen (waaronder gevarendriehoek, reserveset lampen etc.).
5.2.
Veroordeelt gedaagde tot betaling van een dwangsom van € 500,-- (vijfhonderd euro) voor elke dag of deel daarvan dat gedaagde niet voldoet aan de veroordeling onder 5.1., met een maximum van € 10.000,--.
5.3.
Veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 574,16 waarvan gedaagde:
- een bedrag van € 70,64 dient te voldoen aan de griffier van de rechtbank Overijssel nadat gedaagde een nota van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) daarvoor heeft gekregen.
- en een bedrag van € 503,52 aan eiser dient te voldoen te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
5.4.
Veroordeelt gedaagde in de nakosten van deze procedure ten bedrage van respectievelijk € 131,-- zonder betekening en € 199,-- in geval van betekening, indien en voor zover gedaagde niet binnen een termijn van veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald, gedaagde daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening.
5.5.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5.6.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek en in het openbaar uitgesproken op
23 februari 2015. [1]

Voetnoten

1.type: