ECLI:NL:RBOVE:2015:1384

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 maart 2015
Publicatiedatum
19 maart 2015
Zaaknummer
C/08/167867 / KG ZA 15-51
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfdienstbaarheid van weg en belangenafweging in kort geding

In deze zaak, die op 18 maart 2015 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een kort geding waarin eisers, eigenaren van percelen in de Gemeente Lonneker, zich verzetten tegen de plannen van gedaagden om een extra toegang te creëren tot hun percelen via een klinkerweg waarover een erfdienstbaarheid is gevestigd. Eisers vorderen dat gedaagden niet mogen ingrijpen in de bestaande situatie totdat de bodemrechter hierover heeft geoordeeld. De voorzieningenrechter heeft de feiten en de juridische context van de erfdienstbaarheid onderzocht, waarbij de belangen van beide partijen zijn afgewogen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de erfdienstbaarheid van weg na de splitsing van perceel [h] is blijven bestaan ten behoeve van de percelen [x] en [i]. De kern van het geschil betreft de vraag of gedaagden een toegang mogen maken tot het dienende erf. De voorzieningenrechter concludeert dat de gevraagde voorziening van eisers moet worden toegewezen, omdat de gevolgen van het toestaan van de toegang voor eisers ingrijpend zijn en niet ongedaan gemaakt kunnen worden. Gedaagden worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/167867 / KG ZA 15-51
Vonnis in kort geding van 18 maart 2015
in de zaak van

1.[eiser],

2.
[eiseres],
beiden wonende te [woonplaats 1],
eisers,
advocaat mr. P.J.C. Garrels te Enschede,
tegen

1.[gedaagde 1],

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats 2],
gedaagden,
gemachtigde: mr. M. van den Bos, medewerker bij Arag Rechtsbijstand te Leusden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties,
  • de (op voorhand overgelegde) pleitnota met producties van de zijde van gedaagden,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van eisers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagden hebben in juni 2009 percelen grond (met opstallen) in eigendom verkregen. Eén van de percelen is plaatselijk bekend als “Gemeente Lonneker, sectie Y nummer [x]” (hierna ook: perceel [x]). Gedaagden zijn tevens eigenaar van het perceel “Gemeente Lonneker, sectie Y nummer [z]” (hierna ook: perceel [z]) .
2.2.
Eisers zijn eigenaar van de uit het perceel “Gemeente Lonneker, sectie Y nummer [a]”ontstane, percelen “Gemeente Lonneker, sectie Y, nummer [b], [c], [d] en [e]”.
2.3.
In artikel 11 van de akte van vestiging van erfdienstbaarheden d.d. 27 juli 1953, ingeschreven op 29 augustus 1953, staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“Ten behoeve van de aan (…) toebehorende percelen, kadastraal bekend gemeente Lonneker, sectie Y, nos. [f], [g] en [h] en ten laste van het aan (…) toebehorende perceel, kadastraal bekend gemeente Lonneker, sectie Y, no. [a], wordt gevestigd de erfdienstbaarheid van weg, een en ander zoals op de bij deze overeenkomst behorende kaart A2/081b nader is aangegeven.”
2.4.
De in artikel 11 van de hiervoor vermelde akte genoemde kaart A2/081b is hieronder als afbeelding opgenomen.
2.5.
In latere akten wordt de erfdienstbaarheid van weg nader omschreven in die zin dat is vermeld dat de erfdienstbaarheid is gevestigd om te komen van en naar de Oldenzaalsestraat.
2.6.
Het perceel dat kadestraal bekend is als “Gemeente Lonneker, sectie Y, nummer [h] (hierna ook: perceel [h]), is in 2009 gesplitst en omgenummerd naar “Gemeente Lonneker, sectie Y, nummers [i], [x] en [z]”. Het perceel dat kadestraal bekend is als “Gemeente Lonneker, sectie Y, nummer [i]” (hierna: perceel [i]) is in eigendom van een derde.
2.7.
In onderstaand uittreksel Kadastrale Kaart van 18 november 2014 is de situatie na de splitsing en omnummering weergegeven.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen samengevat - bij wijze van voorlopige voorziening en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat het gedaagden niet is toegestaan op of langs de klinkerweg waarover de erfdienstbaarheid wordt uitgeoefend een extra ingang tot hun percelen [z] en [x] te realiseren zolang de bodemrechter (in hoger beroep) niet heeft geoordeeld dat deze erfdienstbaarheid met zich brengt dat ook het aanleggen, gebruiken en onderhouden van een extra ingang van de klinkerweg naar die percelen door de eigenaar van het diende erf gedoogd dient te worden, zulks met veroordeling van gedaagden in de (na)kosten van deze procedure.
3.2.
Aan hun vordering leggen eisers - kort gezegd - het volgende ten grondslag. De eigenaar van het perceel [h] was het toegestaan op de minst bezwarende wijze over de verharde klinkerweg te gaan naar het toegangshek tot perceel [h], vanaf de Oldenzaalsestraat en omgekeerd. Het toegangshek bevindt zich aan het westelijke einde van de klinkerweg. Met een beroep op artikel 5:73, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) stellen eisers dat de erfdienstbaarheid niet anders is uitgeoefend dan door te rijden of te gaan naar het toegangshek van perceel [i]. Er is in ieder geval nimmer gebruik gemaakt van de berm of de twee meter brede groenstrook tussen de weg van eisers en het perceel/de percelen van gedaagden. Gedaagden zijn voornemens vanaf de klinkerweg een toegang te maken naar de percelen [z] en [x]. Eisers staan dit niet toe. Zij vrezen grote overlast en belasting voor hun eigen weg. Tevens achten eisers van belang dat gedaagden reeds drie toegangen hebben tot perceel [z] vanaf de Oldenzaalsestraat. Gedaagden kunnen derhalve (gemakkelijk) vanaf/over perceel [z] naar hun andere perceel [x].
3.3.
Gedaagden voeren - kort gezegd - het volgende verweer. Gedaagden stellen zich op het standpunt dat zij wel een toegang mogen maken naar de klinkerweg waar zij op basis van de gevestigde erfdienstbaarheid gebruik van mogen maken. Gedaagden hebben het heersende erf in eigendom en mogen gebruik maken van de weg. Eisers dienen hier ook de mogelijkheid voor te geven. Gedaagden kunnen alleen gebruik maken van de weg, wanneer zij een toegang maken tot de weg. In het verleden is er nog een toegang geweest tot perceel [h]. Ter onderbouwing wordt verwezen naar een besprekingsverslag van
10 juni 2014 waarin dit is vastgelegd. Volgens gedaagden zijn de overlast en belasting niet meer dan wanneer gedaagden van de huidige toegang gebruik konden maken. Het wordt juist minder omdat er niet van de volledige weg gebruik wordt gemaakt. Daarbij zal de woning van eisers niet worden gepasseerd. Dat gedaagden de mogelijkheid hebben om via perceel [z] naar de openbare weg te gaan, neemt niet weg dat zij het recht hebben om gebruik te maken van de weg van eisers. Ook zonder dat gedaagden een toegang realiseren mogen zij de groenopstand op hun eigen perceel verwijderen, waarvoor reeds vergunning is verstrekt. Mocht na de bodemprocedure blijken dat gedaagden geen toegang mochten maken, dan kunnen gedaagden de toegang weer ongedaan maken. De toegang en het gebruik van de weg zullen geen schade opleveren aan de zijde van eisers.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter zal aan de hand van een voorlopig oordeel over de feiten en van een afweging van de belangen van partijen beoordelen of de gevraagde voorlopige voorzieningen moeten worden gegeven. De voorzieningenrechter zal bij deze belangenafweging in elk geval het voorlopige karakter van zijn oordeel, de spoedeisendheid, de ingrijpendheid of onomkeerbaarheid van de voorziening en de voor- en nadelen van het uitblijven daarvan in aanmerking nemen.
4.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt het spoedeisend belang van eisers reeds uit de aard van het gevorderde.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de erfdienstbaarheid van weg na splitsing van perceelnummer [h] is blijven bestaan ten behoeve van de percelen [x] en [i].
4.4.
De kern van het geschil tussen partijen betreft de beantwoording van de vraag of gedaagden vanaf perceel [x] een toegang mogen maken tot het dienende erf.
4.5.
Vooropgesteld wordt dat een erfdienstbaarheid naar zijn aard ondeelbaar is. Op grond van het bepaalde in artikel 5:76, eerste lid, BW blijft de erfdienstbaarheid na de splitsing van het heersende erf bestaan ten behoeve van ieder deel ten voordeel waarvan zij kan strekken. Door de splitsing ontstaan meerdere heersende erven, maar er is één erfdienstbaarheid die in gemeenschap toebehoort aan de eigenaars van de heersende erven. De omstandigheid dat de eigendomsverhoudingen sinds de vestiging van de erfdienstbaarheid zijn gewijzigd heeft in beginsel geen invloed op de inhoud van de erfdienstbaarheid.
4.6.
Ingevolge artikel 5:73, eerste lid, BW worden de inhoud van de erfdienstbaarheid en de wijze van uitoefening bepaald door de akte van vestiging en, voor zover in die akte regels daaromtrent ontbreken, door de plaatselijke gewoonte. Indien dan nog twijfel bestaat, is volgens de tweede zin van deze bepaling de wijze waarop de erfdienstbaarheid te goeder trouw geruime tijd zonder tegenspraak is uitgeoefend, beslissend. De beginselen van redelijkheid en billijkheid spelen een rol bij de uitleg van de wijze waarop de erfdienstbaarheid moet worden uitgeoefend.
4.7.
Noch uit artikel 5:76, eerste lid, BW noch uit enige andere wettelijke bepaling volgt dat splitsing van het heersende erf op zichzelf een wijziging brengt in wat een bestaande erfdienstbaarheid blijkens de akte van vestiging inhoudt. De voorzieningenrechter stelt vast dat in de akte van vestiging niet duidelijk in woorden is omschreven wat de omvang van de erfdienstbaarheid van weg is en op welke wijze deze dient te worden uitgeoefend. De tekst van de akte verwijst daarvoor naar de bijbehorende kaart. Op deze kaart is een weg getekend. Tussen partijen is niet in geschil dat de erfdienstbaarheid van weg dient om van en naar de Oldenzaalsestraat te komen en dat zich aan het westelijk einde van de verharde klinkerweg een toegangshek bevindt die toegang geeft tot destijds perceel [h] en thans perceel [i]. Uit de kaart blijkt niet dat er zich vanaf de klinkerweg andere toegangen bevinden tot perceel [h]. Eisers stellen zich op het standpunt dat de erfdienstbaarheid van weg inhoudt dat er over de verharde klinkerweg mag worden gegaan naar het toegangshek dat zich bevindt aan het westelijke einde van de verharde klinkerweg en in omgekeerde richting. Volgens hen is de erfdienstbaarheid nimmer op andere wijze uitgeoefend. Gedaagden hebben betoogd dat er in het verleden nog een toegang is geweest tot perceel [h], namelijk een ingang in de weide ter hoogte van het zoutdepot die de toenmalig eigenaar heeft gebruikt om zijn koeien naar en van zijn land te drijven. Tijdens de behandeling ter zitting is van de zijde van eisers aangegeven dat dit een aantal keren is gebeurd, doch laatstelijk 25 jaar geleden. Dit is niet, althans onvoldoende, weersproken door gedaagden. In het licht van het voorgaande is de door gedaagden omschreven wijze van uitoefening naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet relevant voor de vraag hoe de erfdienstbaarheid moet worden uitgelegd, aangezien niet kan worden gezegd dat deze wijze van uitoefening van de erfdienstbaarheid geruime tijd heeft plaatsgevonden. Hoewel naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorshands het antwoord op de vraag wat de precieze omvang van de erfdienstbaarheid van weg is en de wijze waarop deze wordt uitgeoefend niet evident is en hiervoor nader onderzoek en/of bewijslevering noodzakelijk is, waarvoor de onderhavige procedure zich niet leent, kan op grond van het voorgaande niet uitgesloten worden dat de bodemrechter het door eisers ingenomen standpunt over de wijze waarop de erfdienstbaarheid van weg is uitgeoefend, volgt. Niet duidelijk is geworden waarom gedaagden niet, conform het oorspronkelijke gebruik van de klinkerweg, door het hek en over het perceel [i] hun eigendommen kunnen bereiken.
4.8.
Verder speelt mee dat de consequenties van afwijzing van de gevraagde voorziening voor eisers ingrijpend dan wel moeilijk terug te draaien zijn. Bij het maken van een toegang naar perceel [x] wordt door gedaagden immers zodanig ingegrepen in de bestaande situatie dat daarmee inbreuk wordt gemaakt op het eigendomsrecht van eisers. Om de toegang te realiseren dienen gedaagden gebruik te maken van de aan eisers in eigendom toebehorende berm. Bovendien verdwijnt er bossage in de directe (woon)omgeving van eisers en is aannemelijk dat eisers door de toegang naar perceel [x] meer overlast ondervinden vanwege het toenemende aantal verkeersbewegingen, mede omdat er op perceel [x] sprake is van zoutopslag. Toewijzing van de gevorderde voorziening leidt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet tot een onomkeerbaar nadeel voor gedaagden en de ingrijpendheid van de gevorderde voorziening verzet zich in de gegeven omstandigheden niet tegen toewijzing. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat gedaagden het perceel [x] op een andere wijze kunnen bereiken, namelijk via het in hun eigendom zijnde perceel [z].
4.9.
Het voorgaande brengt mee dat de gevorderde voorziening van eisers zal worden toegewezen als na te melden.
4.10.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de (na)kosten van deze procedure.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
Bepaalt dat het gedaagden niet is toegestaan op of langs de verharde klinkerweg waarover de erfdienstbaarheid wordt uitgeoefend een extra ingang tot hun percelen, lokaal bekend als “Gemeente Lonneker, sectie Y, nummers [z] en [x]” te realiseren totdat de bodemrechter onherroepelijk anders heeft beslist.
5.2.
Veroordeelt gedaagden in de proceskosten met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald, gedaagden daarover de wettelijke rente zijn verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op € 382,45 aan verschotten en € 816,-- aan salaris van de advocaat.
5.3.
Veroordeelt gedaagden in de nakosten van deze procedure ten bedrage van respectievelijk € 131,-- zonder betekening en € 199,-- in geval van betekening, indien en voor zover gedaagden niet binnen een termijn van veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis hebben voldaan.
5.4.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5.5.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2015. [1]

Voetnoten

1.type: