ECLI:NL:RBOVE:2015:1563

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 februari 2015
Publicatiedatum
31 maart 2015
Zaaknummer
C/08/142679 HA ZA 13-570
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Bottenberg – van Ommeren
  • H. Hangelbroek
  • A. van der Veer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid gemeente voor vertraging bij bouwvergunningaanvraag en schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, staat de aansprakelijkheid van de gemeente Haaksbergen centraal in verband met vertragingen bij de afhandeling van een bouwvergunningaanvraag door eiseres, een besloten vennootschap. De rechtbank heeft op 25 februari 2015 een tussenvonnis gewezen waarin zij oordeelt dat indien de gemeente heeft verzocht om de bouwvergunningaanvraag in te trekken zonder goede reden, de vertraging die dit heeft veroorzaakt aan de gemeente moet worden toegerekend. De rechtbank laat eiseres toe tot bewijslevering over de vraag of de intrekking van de aanvraag op verzoek van de gemeente heeft plaatsgevonden. De rechtbank constateert dat er een aan de gemeente toe te rekenen vertraging van 10½ maand is ontstaan met betrekking tot een ander kavel, en verwijst de zaak naar de schadestaatprocedure. Het verzoek van de gemeente om tussentijds hoger beroep open te stellen wordt afgewezen. De zaak betreft de gevolgen van de vertraging voor eiseres, die schade heeft geleden door onder andere kredietopzegging en gedwongen verkoop van zijn locatie. De rechtbank concludeert dat de gemeente niet heeft voldaan aan haar contractuele verplichtingen om de procedure voortvarend te doorlopen, wat heeft geleid tot aanzienlijke schade voor eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/142679 HA ZA 13-570
datum vonnis: 25 februari 2015
Vonnis van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
verder te noemen in mannelijk enkelvoud: [eiseres],
advocaat: mr. J.H. Niemans te Hengelo (O),
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HAAKSBERGEN,
zetelende te Haaksbergen,
gedaagde,
verder te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. R.D. Boesveld te Haarlem.
Het procesverloop
In deze zaak is op 22 oktober 2014 een tussenvonnis gewezen. Voor wat betreft het procesverloop tot aan dat tussenvonnis verwijst de rechtbank naar hetgeen daarover in het tussenvonnis is opgenomen.
In het tussenvonnis is een comparitie van partijen gelast. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [eiseres] de producties 1 tot en met 7 in het geding gebracht.
De gemeente heeft voorafgaand aan de comparitie de producties 93 tot en met 100 overgelegd.
De comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 4 februari 2015. Het daarvan opgemaakt proces-verbaal, met daaraan gehecht de spreekaantekening van mr. Boesveld namens de gemeente, bevindt zich in het dossier.
Tot slot hebben partijen vonnis gevraagd, welk vonnis is bepaald op heden.
De overwegingen
Het geschil.
1.Voor wat betreft de vaststaande feiten, de vorderingen van [eiseres] en de onderbouwing daarvan, alsmede het verweer van de gemeente, verwijst de rechtbank naar hetgeen daarover in het tussenvonnis van 22 oktober 2014 is opgenomen, en neemt dat hier over.
De rechtbank merkt hier op dat in het tussenvonnis onder r.o. 1.3, tweede alinea, een onjuistheid staat: in plaats van “Ter uitvoering van de VIV heeft de gemeente zijn bedrijf…” moet dat zijn: “… heeft [eiseres] zijn bedrijf…”.
Voorts staat op pagina 6, dat op 22 februari 2010 een brief van de gemeente aan de gemachtigde van [eiseres] is gestuurd. Dat moet zijn: 25 februari 2010. In r.o. 15.3 wordt dezelfde (onjuiste) datum gebruikt.

2.Heel kort samengevat gaat het in deze zaak om het volgende.

[eiseres] exploiteerde een landbouwbedrijf. Hij heeft in 2006 gebruik gemaakt van de zogenaamde VIV regeling van de provincie. Op basis hiervan konden veehouders hun landbouwbedrijf verkopen aan de provincie en elders een nieuw landbouwbedrijf verwerven (bedrijfsverplaatsing). In augustus 2008 heeft de verplaatsing (naar een locatie in Geesteren) plaatsgevonden.
Daarnaast heeft [eiseres] deelgenomen aan de gemeentelijke Rood voor Rood-regeling (hierna: RvR). Op basis hiervan moest [eiseres] zijn bedrijfsgebouwen slopen en in ruil daarvoor zou hij twee “compensatiekavels” krijgen. Een compensatiekavel houdt in dat de gemeente op een bepaalde plek een bouwmogelijkheid zal realiseren (waar die er voordien niet was), zodat [eiseres] die kavel met winst kan verkopen.
In augustus 2009 heeft [eiseres] de bedrijfsgebouwen gesloopt.
De twee compensatiekavels die [eiseres] zijn toegewezen liggen aan de Kalkdijk (ongenummerd) te Haaksbergen (dat is het perceel van zijn oorspronkelijke bedrijf) en aan de Oude Enschedeseweg (ongenummerd) te Haaksbergen.
In de RvR-overeenkomst die tussen partijen is gesloten, staat dat de gemeente zich inspant om de vereiste planologische medewerking voor de realisering van de compensatiekavels te verlenen. De gemeente spant zich in om de planologische procedure zo spoedig mogelijk af te ronden, doch binnen de wettelijke termijn.
[eiseres] stelt in deze procedure dat de gemeente zich niet aan die inspanningsverplichting heeft gehouden. De planologische procedures zijn niet voortvarend opgepakt en doorlopen. Na vijf jaar was er nog geen eindsituatie voor het perceel Kalkdijk (ongenummerd) en pas op 27 maart 2013 is de bestemmingsplanwijziging voor het perceel Oude Enschedeseweg (ongenummerd) onherroepelijk geworden.
Door deze vertragingen heeft [eiseres] grote schade geleden, waaronder de kredietopzegging door de bank, de gedwongen verkoop (met verlies) van de locatie Geesteren, renteverlies, fiscale afrekening over de investeringsbijdrage en niet gerealiseerd bedrijfsresultaat.
De gemeente heeft tegen de vorderingen gemotiveerd verweer gevoerd.
De beoordeling van de rechtbank en de motivering van de beslissing.
3.De rechtbank neemt hier over hetgeen ze in het tussenvonnis van 22 oktober 2014 heeft overwogen en beslist, behoudens voor zover ze daar expliciet op terugkomt.
Compensatiekavel Kalkdijk (ongenummerd) / Welmerweg 4
4.In het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat naar haar voorlopig oordeel er wat dit onderdeel betreft geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming, noch van onrechtmatig handelen van de gemeente (r.o. 11).
5.De rechtbank heeft daartoe onder meer geoordeeld dat het feit dat de op 20 augustus 2009 aangevraagde bouwvergunning, op 9 maart 2010 weer is ingetrokken, geen vertraging is die aan de gemeente is te wijten. De rechtbank overwoog daarbij dat [eiseres] die stelling niet had onderbouwd en dat uit de overgelegde stukken lijkt te volgen dat het probleem met die bouwaanvraag was dat deze niet voldeed aan redelijke eisen van welstand. In dat geval kan het verstandiger zijn een bouwaanvraag in te trekken en een nieuwe aanvraag te doen, in plaats van de procedure te doorlopen om tot de conclusie te komen dat de bouwaanvraag moet worden afgewezen.
6.Voorafgaand aan de comparitie van partijen heeft [eiseres] (nogmaals) een verklaring van de heer [X] van Bouwkundig Tekenbureau Gbouwtek, gedateerd 26 mei 2014, overgelegd. [X] heeft voor [eiseres] de nieuwe woning aan de Kalkdijk/Welmerweg ontworpen. Hij verklaart dat hij op advies van de gemeente op 9 maart 2010 een verzoek heeft ingediend om de bouwaanvraag van 20 augustus 2009 buiten behandeling te laten. Waarschijnlijk had dit te maken met het bestemmingsplan, aldus [X].
[eiseres] heeft voorts voorafgaand aan de comparitie twee bouwtekeningen overgelegd: één die hoorde bij de bouwaanvraag van 20 augustus 2009 en één die hoorde bij de bouwaanvraag van 31 maart 2010. Te zien is dat alleen de dakbedekking van het (aangebouwde) bijgebouw anders is ingetekend, maar dat de tekeningen voor het overige niet van elkaar verschillen. Overigens is bij de opsomming van het materiaalgebruik, geen verschil tussen de beide tekeningen: bij allebei staat: “Dakbedekking: Pannen” en “Dakbedekking: Nebipromfa”.
De rechtbank constateert dat ook in de bouwaanvragen zelf geen verschil zit. De aanvraag van 31 maart 2010 (productie 13 bij conclusie van antwoord) is letterlijk een kopie van die van 20 augustus 2009 (zelfs met dezelfde datum van indiening daarop ingevuld: 20 augustus 2009) (productie 75 bij dupliek). Alleen bij onderdeel 9a van de aanvraag (materiaal en kleurgebruik) is één regel (handgeschreven) toegevoegd: “bijgebouw; materiaal: pannen; kleur: rood of zwart”.
7.Ter zitting is namens [eiseres] gesteld dat hij de vergunningaanvraag moest intrekken van de gemeente. Dat is mondeling gevraagd, maar in aanwezigheid van de heer [X]. [eiseres] biedt hiervan bewijs aan.
8.Namens de gemeente kon ter zitting geen antwoord gegeven worden op de vraag waarom was gevraagd de vergunning in te trekken. Er zijn in het gemeentelijk dossier geen stukken gevonden waarin dat staat. Overigens werd namens de gemeente de door [eiseres] geschetste gang van zaken betwist.
9.De rechtbank overweegt het volgende. Indien de gemeente [eiseres] heeft gevraagd de bouwvergunningaanvraag in te trekken, zonder dat daarvoor een goede reden is aan te wijzen, moet de vertraging die dat heeft opgeleverd (7 maanden) aan de gemeente worden toegerekend.
De rechtbank zal [eiseres] in de gelegenheid stellen te bewijzen dat de bouwvergunningaanvraag van 20 augustus 2009 is ingetrokken op verzoek van de gemeente.
10.Ter zitting is namens de gemeente aangevoerd dat de rechtbank over dit onderdeel al een bindende eindbeslissing heeft genomen en daarop niet kan terugkomen. De rechtbank overweegt dat, als al geoordeeld moet worden dat over dit onderdeel een bindende eindbeslissing is genomen (in r.o. 11 van het tussenvonnis staat dat de rechtbank een voorlopig oordeel geeft), de rechtbank daar op kan terugkomen als ze is uitgegaan van een onjuiste feitelijke grondslag. [1]
Indien zou blijken dat het niet naar aanleiding van de opmerkingen van de welstandscommissie was dat [eiseres] heeft besloten de vergunning in te trekken, maar op verzoek van de gemeente zonder dat daar een (welstands- of andere relevante) reden aan ten grondslag ligt, is de rechtbank uitgegaan van een onjuiste feitelijke grondslag.
Elke verdere beslissing over dit onderdeel zal nu echter worden aangehouden.
11.Ter zitting is ook nog aan de orde gesteld dat het de gemeente was die telkens het aantal te slopen vierkante meters in de RvR-overeenkomst wijzigde.
De rechtbank overweegt hierover dat, hoewel uit de vijf door [eiseres] overgelegde concept-overeenkomsten (productie 1 bij repliek) en de berekening van het aantal vierkante meters door de gemeente op 14 februari 2008 (productie 1 van de aanvullende stukken) lijkt te volgen dat het inderdaad de gemeente is die telkens wijzigingen aanbrengt en uiteindelijk weer uitkomt op het allereerste getal, dat niet heeft geleid tot vertraging voor de compensatiekavels. De vergunningprocedures liepen
naasthet tot stand komen van de RvR-overeenkomst. De eerste aanvraag voor een bouwvergunning voor de Kalkdijk/Welmerweg was immers al gedaan voordat de Rood voor Rood-overeenkomst was getekend. Het wijzigen van de vierkante meters in de Rood voor Rood-overeenkomst heeft niet geleid tot vertraging in de realisatie van de compensatiekavels.
Oude Enschedeseweg (ongenummerd).
12.In het tussenvonnis van 22 oktober 2014 heeft de rechtbank voor wat betreft de procedure voor het verkrijgen van de compensatiekavel aan de Oude Enschedeseweg, op een aantal onderdelen (voorlopig) geoordeeld dat er sprake is of lijkt te zijn van aan de gemeente toe te rekenen vertragingen. Ter comparitie zijn deze onderdelen besproken. De rechtbank zal deze thans verder beoordelen.
1. vrijstellingsprocedure of herziening bestemmingsplan.
13.In haar tussenvonnis van 22 oktober 2014 heeft de rechtbank overwogen dat in eerste instantie sprake was van een partiële herziening van het bestemmingsplan, daarna van een vrijstellingsprocedure (ex artikel 19, lid 2, WRO), en daarna toch van een partiële herziening. Dit heeft tot aan de gemeente toe te rekenen vertraging geleid.
14.Ter zitting is namens de gemeente aangevoerd dat zij niet in eerste instantie had geopteerd voor een partiële herziening. Die aanname van de rechtbank berust op verkeerde lezing van de brief van 27 maart 2009 (productie 9b bij dagvaarding en 93 van de gemeente). Waar in de brief van 27 maart 2009 staat: “In eerste instantie heeft u aangegeven zelf een partiële herziening van het bestemmingsplan aan te leveren” ziet dat volgens de gemeente niet op de compensatiekavel aan de Oude Enschedeseweg.

15.De rechtbank overweegt het volgende.

Nadere bestudering van de legesbrief van 27 maart 2009 in combinatie met de daaraan voorafgaande legesbrief van 2 oktober 2008, leert dat de zinsnede “In eerste instantie heeft u aangegeven zelf een partiële herziening van het bestemmingsplan aan te leveren” niet ziet op het perceel Oude Enschedeseweg, maar op het perceel Kalkdijk/Welmerweg.
In de brief van 2 oktober 2008 worden leges in rekening gebracht voor een artikel 19 lid 2 WRO procedure voor de Kalkdijk/Welmerweg. De leges bedragen € 897,00.
Daarnaast staat in deze brief dat tevens middels een partiële herziening van het bestemmingsplan, de te bouwen schuur alsmede de totale situatie bestemmingsplanmatig vastgelegd zal worden.
Verderop staat: “U heeft aangegeven zelf de partiële herziening van het bestemmingsplan te zullen aanleveren”.
De rechtbank begrijpt - na herhaalde lezing - dat in eerste instantie voor het perceel Kalkdijk/Welmerweg zowel een artikel 19, lid 2 WRO procedure (voor de bouwkavel) als een partiële bestemmingsplanherziening (voor de reeds vergunde maar niet gebouwde schuur en vanwege de totale situatie) liep. Voor dat laatste zou [eiseres] dus een concept aanleveren. Later heeft de gemeente besloten het betreffende bestemmingsplan in zijn geheel (althans niet partieel) te herzien. Na de zin: “In eerste instantie heeft u aangegeven zelf een partiële herziening van het bestemmingsplan aan te leveren” volgt: “Omdat uw plannen opgenomen worden in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied is dat niet nodig.”
De bedoelde zin in de legesbrief van 27 maart 2009 (“In eerste instantie heeft u aangegeven zelf een partiële herziening van het bestemmingsplan aan te leveren”), slaat dus terug op de aanlevering van een partiële herziening voor het perceel Kalkdijk/Welmerweg.
Er was dus niet in eerste instantie sprake van een partiële herzieningsprocedure voor de Oude Enschedeseweg. De eerste insteek was een vrijstelling ex artikel 19, lid 2, WRO.
16.Eén en ander volgt ook uit het verzoek van [eiseres] d.d. 24 juni 2008, waarin hij vraagt om toepassing van artikel 19, lid 2, WRO voor het oprichten van een RvR-woning aan de Kalkdijk ongenummerd
envoor een woning in de Kernrandzone. Dit betreft de woning aan de Oude Enschedeseweg (brief van de gemeente van 7 juli 2008, productie 3 bij repliek).
17.Wel staat vast dat op een later moment alsnog is gekozen voor een partiële herziening van het bestemmingsplan. Dit is besproken tijdens een overleg van 8 november 2009.
De aanleiding voor de bespreking was dat er veel tegenstand bestond tegen bebouwing aan de Oude Enschedeseweg. Overwogen is of er een andere locatie mogelijk was, maar die was er (kennelijk) niet. Volgens de gemeente was het op dat moment sneller om toch het bestemmingsplan partieel te herzien, dan om de vrijstellingsprocedure te doorlopen. Tussen partijen is nader overeengekomen dat het bestemmingsplan partieel zou worden herzien, aldus de gemeente (alinea 25 conclusie van antwoord). Ook in de daaropvolgende legesbrief (d.d. 10 maart 2010, productie 12 bij repliek) staat dat de situatie in samenspraak tussen [eiseres] en wethouder Diepenmaat is veranderd.
De rechtbank overweegt dat, indien na een gesprek tussen partijen wordt besloten tot een andere route, aangenomen moet worden dat dat tussen partijen is overeengekomen. [eiseres] heeft ook niet gesteld (en dus ook niet onderbouwd) dat de gemeente dat eenzijdig heeft opgelegd of dat hij dat niet wilde of zich daartegen heeft verzet. Bovendien start een vrijstellingsprocedure ex artikel 19, lid 2, WRO met de aanvraag van een bouwvergunning. In die zin had [eiseres] het zelf in de hand de artikel 19, lid 2, WRO procedure te starten. Voor de Oude Enschedeseweg heeft [eiseres] geen bouwvergunning aangevraagd.
De rechtbank komt tot de conclusie dat er wat dit onderdeel betreft niet geconcludeerd kan worden tot een aan de gemeente toe te rekenen vertraging.
2. Overleg met provincie over de Rood voor Rood locatie.
18.In het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat de gemeente er geen verklaring voor heeft dat ze niet eerder met de provincie heeft overlegd over de RvR locatie, hoewel deze al in maart 2009 bekend was. Ook toen was afgesproken dat de partiële herzieningsprocedure zou worden doorlopen, heeft het nog enkele maanden geduurd voordat dit overleg heeft plaatsgevonden. De gemeente lijkt hier niet te hebben voldaan aan haar verplichting de procedure zo snel mogelijk te doorlopen.
19.De rechtbank overweegt thans het volgende. Volgens de gemeente was er door de provincie een algemene verklaring van geen bezwaar (als bedoeld in artikel 19, lid 2, WRO) afgegeven. Nu dat niet is betwist moet de rechtbank daarvan uitgaan. Strikt genomen was er daarom, toen partijen er nog vanuit gingen dat de vrijstellingsprocedure zou worden doorlopen, geen reden om met de provincie te overleggen over de tweede RvR locatie. Die aanleiding ontstond pas toen op 8 november 2009 alsnog werd besloten om een partiële herzieningsprocedure te doorlopen.
Volgens de gemeente is het lastig een gesprek te plannen tussen een wethouder en een gedeputeerde. Het gesprek zal in februari of maart 2010 hebben plaatsgevonden, aldus de gemeente.
De rechtbank is van oordeel dat de gemeente hier niet heeft voldaan aan haar contractuele plicht om de procedure zo spoedig mogelijk af te ronden. Die plicht houdt immers ook in dat de gemeente er moeite voor doet (zich inspant) om de procedure zo snel mogelijk te doorlopen. Niet alleen was er een contractuele plicht, maar ook waren er grote belangen voor [eiseres] om de procedure snel te doorlopen. De gemeente was daarvan op de hoogte (zoals onder meer blijkt uit productie 98 van de gemeente).
Tussen november 2009 en maart 2010 liggen vijf maanden. Zonder nadere uitleg, die niet is gegeven, kan de rechtbank niet inzien dat een dergelijke afstemming, ondanks drukke agenda’s, niet eerder had kunnen plaatsvinden. De rechtbank komt tot het oordeel dat de gemeente hier circa vier maanden tijd heeft verloren.
20.Ter zitting is namens de gemeente aangevoerd dat er geen sprake is van een vertraging, omdat [eiseres] ondertussen stukken moest aanleveren ten behoeve van de partiële herzieningsprocedure.
De rechtbank overweegt hierover dat de betreffende stukken bij brief van 25 februari 2010 zijn opgevraagd bij [eiseres] (productie 78 bij dupliek). Ze zijn op 11 maart 2010 aangeleverd. Derhalve twee weken later.
De rechtbank is van oordeel dat ook de brief van 25 februari 2010 eerder verstuurd had kunnen worden. In november 2009 was immers al besloten dat deze procedure gevolgd zou worden. Uit de brief van 7 januari 2010 van de gemeente (productie 16 bij repliek) moet echter worden afgeleid dat de gemeente eerst het gesprek met de provincie wilde afwachten. Zodoende heeft het wachten op het gesprek met de gedeputeerde wel degelijk een vertraging betekend.
3. Opdracht aan stedenbouwkundig bureau.
21.In het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat vooralsnog onduidelijk is of de gemeente in deze periode (tussen het opvragen van stukken bij [eiseres] bij brief van 25 februari 2010 en de opdracht aan een stedenbouwkundig bureau om een ontwerp te maken) heeft voldaan aan haar verplichting uit de Rood voor Rood regeling.
22.Uit de nader door de gemeente overgelegde stukken blijkt dat zij op 4 maart 2010 aan één (of meer) stedenbouwkundig bureau(s) heeft gevraagd een globale prijsindicatie in te dienen. Op 24 maart 2010 heeft zij (in elk geval) één van die bureaus gevraagd een offerte uit te brengen voor een partiële herziening (productie 98 van de gemeente). Op 16 april 2010 is de offerte ontvangen en op 28 juni 2010 is de opdracht tot het opstellen van een partiële herziening aan dit bureau gegeven (productie 99 van de gemeente).
Het bureau heeft op 12 september 2010 een concept voorontwerp bestemmingsplan partiële herziening Oude Enschedeseweg aangeleverd (productie 80 bij dupliek).
23.De rechtbank is van oordeel dat de gemeente hier voldoende voortvarend te werk is gegaan. Hoewel de uitnodiging voor een prijsopgave wellicht nog eerder had kunnen worden verstuurd (immers, al in november 2009 was bekend dat de partiële herzieningsprocedure gevolgd zou worden), was als voorwaarde voor het opstellen van een ontwerp ook gesteld dat [eiseres] de leges ad € 15.356,00 zou hebben betaald (brief van 25 februari 2010). Op 18 mei 2010 is een betalingsafspraak gemaakt over de betaling van de leges (productie 79 bij dupliek). De laatste betaling zou plaatsvinden uiterlijk 31 juli 2010. [eiseres] stelt dat hij tijdig heeft betaald. De gemeente stelt dat [eiseres] op 21 mei € 5.356,00 heeft betaald en op 20 september 2010 € 10.000,00 (antwoordakte d.d. 18 juni 1014). Wat daarvan ook zij, vast staat dat de gemeente de opdracht aan het stedenbouwkundig in dezelfde periode, zelfs eerder dan de laatste betaling, heeft verstrekt.
4. Aanbieden voorontwerp bestemmingsplan aan College van B&W.
24.De rechtbank heeft in het tussenvonnis overwogen vooralsnog van oordeel te zijn dat de gemeente geen verwijt valt te maken voor het tijdsverloop tussen de ontvangst van het concept voorontwerp bestemmingsplan op 12 september 2010, en het aanbieden van het voorontwerp bestemmingsplan aan het College van B&W op 22 februari 2011.
25.De rechtbank blijft bij dat oordeel. Uit het dossier (productie 81 tot en met 91 bij dupliek) volgt dat in deze periode veelvuldig overleg is gevoerd tussen de gemeente en (gemachtigden van) [eiseres] en [B] over de invulling van het perceel. De laatste stukken zijn op 21 december 2010 aangeleverd door [eiseres], waarop de gemeente op 6 januari 2011 het stedenbouwkundig bureau heeft gevraagd een definitief voorontwerp aan te leveren. Dit is op 22 februari 2011 aangeboden aan het College van B&W.
5. Van toezenden voorontwerp bestemmingsplan aan het College van B&W naar het vaststellen van het ontwerp bestemmingsplan door het College van B&W.
26.Het voorontwerp bestemmingsplan is op 22 februari 2011 aangeboden aan het College van B&W (productie 18 bij repliek). Het voorontwerp is op dezelfde datum door het College vastgesteld (productie 56 bij antwoord).
Het voorontwerp is op grond van de gemeentelijke inspraakverordening vanaf 4 maart 2011 vier weken ter inzage gelegd. Er zijn meerdere inspraakreacties ingediend.
In deze periode is het voorontwerp ook behandeld in de Commissie Ruimte en Milieu, zoals overwogen in r.o. 16.1 van het tussenvonnis. Nadat het College van B&W had besloten de bestemmingsplanprocedure toch voort te zetten, zijn de inspraakreacties samengevat en voorzien van een gemeentelijk standpunt in de inspraakreactienota. Ze hebben deels geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Aldus is op 6 september 2011 het ontwerpbestemmingsplan vastgesteld door het College van B&W.
27.De rechtbank is van oordeel dat in deze periode een aan de gemeente toe te rekenen vertraging van twee maanden is ontstaan vanwege het advies van de Commissie Ruimte en Milieu. Er is gewacht met het behandelen van de inspraakreacties tot duidelijk was dat de procedure toch werd voortgezet (productie 58 bij antwoord). Zonder het handelen van de Commissie Ruimte en Milieu, zouden direct na het einde van de inspraakperiode (4 weken na 4 maart 2011) de inspraakreacties behandeld hebben kunnen worden.
Dat de behandeling van de inspraakreacties zelf niet snel genoeg heeft plaatsgevonden, heeft [eiseres] niet gesteld.
6. Vaststellen bestemmingsplan.
28.De rechtbank heeft in het tussenvonnis (r.o. 16) overwogen dat, nu het bestemmingsplan niet is vastgesteld binnen de wettelijke termijn van 12 weken na de terinzagelegging, de gemeente daarmee niet heeft voldaan aan haar verplichtingen uit de RvR-overeenkomst. De rechtbank blijft bij dat oordeel. De vertraging is 4½ maand.
7. Procedures na vaststellen bestemmingsplan.
29.Binnen twee weken na het vaststellen van het bestemmingsplan, moet het plan bekend gemaakt worden (artikel 3.8, lid 3, Wro). Er volgt wederom een terinzagelegging en binnen deze termijn van zes weken (in casu: 8 juni 2012 tot en met 19 juli 2012) kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State (hierna: ABRvS). Er is door een groot aantal belanghebbenden (in één beroepschrift) beroep ingesteld. De ABRvS heeft de beroepen bij uitspraak van 27 maart 2013 niet-ontvankelijk dan wel ongegrond verklaard (productie 65 bij antwoord).
30.De rechtbank overweegt dat het instellen van beroep tegen de vaststelling van het bestemmingsplan, geen vertraging in de procedure betreft die aan de gemeente is toe te rekenen.
Een ingesteld beroep heeft bovendien geen schorsende werking (artikel 6:16 Awb), zodat aangenomen moet worden dat het bestemmingsplan van kracht is sinds 30 mei 2012.
De rechtbank merkt nog op dat op 4 oktober 2012 een omgevingsvergunning is aangevraagd door [B] voor het bouwplan op dit perceel. De omgevingsvergunning is op 19 december 2012 verleend (productie 67 bij repliek).
Tussenconclusie
31.Op grond van het bovenstaande moet geconcludeerd worden dat er voor wat betreft de compensatiekavel aan de Oude Enschedeseweg, een aan de gemeente toe te rekenen vertraging is ontstaan van 10½ maand (zie r.o. 19, 27 en 28).
Schade en causaal verband
32.[eiseres] heeft gevorderd voor recht te verklaren dat de gemeente aansprakelijk is voor de ontstane (vertragings)schade en heeft, voor zover nodig, verwijzing naar de schadestaatprocedure gevorderd.
33.De rechtbank overweegt dat voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure voldoende is dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is. [2]
De rechtbank overweegt dat de mogelijkheid van schade voldoende aannemelijk is gemaakt door [eiseres]. Evenzeer is aannemelijk dat de door de gemeente veroorzaakte vertraging, in elk geval deels, de oorzaak is van de schade. Dat geldt in elk geval voor het opzeggen van het krediet door de Rabobank, die volgens de onbestreden stelling van [eiseres] de bedrijfsovergang heeft gefinancierd (alinea 24 conclusie van repliek). De rechtbank acht het aannemelijk dat het verloop van tijd een rol heeft gespeeld bij het feit dat [eiseres] niet meer aan zijn rente- en aflossingsverplichting kon voldoen. Als er eerder een onherroepelijke bouwvergunning c.q. een onherroepelijke herziening van het bestemmingsplan zou zijn geweest, zou hij de percelen immers ook eerder hebben kunnen doorverkopen.
Eén en ander is voldoende om een verwijzing naar de schadestaatprocedure mogelijk te maken.
Tussentijds hoger beroep
34.Ter zitting is namens de gemeente gevraagd om, indien geen eindvonnis wordt gewezen, tussentijds hoger beroep open te stellen. De rechtbank zal dat verzoek niet toewijzen, omdat het niet is onderbouwd. Als daarvoor geen goede reden bestaat, is het in strijd met de goede procesorde om de procedure in eerste aanleg aldus te vertragen.
De rechtbank merkt echter op dat een (gemotiveerd) verzoek om tussentijds hoger beroep open te stellen ook na een tussenvonnis (maar wel binnen de beroepstermijn) nog kan worden gedaan (HR 23 januari 2004, NJ 2005, 510).
Resumé
35.[eiseres] zal worden opgedragen te bewijzen zoals overwogen in r.o. 9. Elke verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De rechtbank:
I. Draagt [eiseres] op om te bewijzen als overwogen in rechtsoverweging 9, laatste alinea.
II. Bepaalt dat indien [eiseres] bewijs wenst te leveren door getuigen deze zullen worden gehoord in het gerechtsgebouw te Almelo door mr. Bottenberg – van Ommeren, die hierbij tot rechter-commissaris wordt benoemd.
III. Verwijst de zaak naar de civiele rol van deze rechtbank van woensdag 11 maart 2015 voor dagbepaling enquête en draagt [eiseres] op om ervoor zorg te dragen dat uiterlijk de vrijdag voordien schriftelijk bericht ter griffie is ontvangen betreffende de verhinderdata van beide partijen en het aantal te horen getuigen dan wel dat hij geen bewijs door getuigen wenst te leveren.
IV. Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mrs. Bottenberg – van Ommeren, Hangelbroek en Van der Veer en is op 25 februari 2015 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Hoge Raad 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2800.
2.HR 17 oktober 1997, NJ 1998, 241 en HR 27 november 1998, NJ, 1999, 197.