ECLI:NL:RBOVE:2015:2104

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 april 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
C/08/164348 / HA ZA 14-557
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlegging van boeken, bescheiden en geschriften ex artikel 162 Rv

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 8 april 2015 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen Gravene B.V. en de voormalige vennoten van Scannel Media V.O.F., [X] en [Y]. Gravene vorderde dat de rechtbank [X] en [Y] hoofdelijk zou veroordelen tot betaling van een bedrag van € 35.865,15, vermeerderd met wettelijke handelsrente, en kosten van beslaglegging. Gravene stelde dat [X] en [Y] als (oud) vennoten persoonlijk aansprakelijk waren voor de vordering, die voortvloeide uit het leveren van goederen en diensten aan Scannel Media. De rechtbank heeft eerder een (tussen)vonnis gewezen en een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de samenwerking tussen [X] en [Y] medio 2007 is geëindigd en dat Scannel Media per 1 januari 2010 is opgeheven. Gravene heeft conservatoire beslagen gelegd ter verzekering van haar vorderingen. [X] heeft verweer gevoerd en betwist dat er een rechtsgeldige overeenkomst was tussen Gravene en Scannel Media. Hij heeft ook aangevoerd dat de vordering verjaard zou zijn en dat de stukken die door Gravene zijn overgelegd mogelijk vervalst zijn.

In reconventie heeft [X] verzocht om opheffing van het beslag op zijn bedrijfspand. De rechtbank heeft het verzoek van [X] om openlegging van de boeken, bescheiden en geschriften van Gravene toegewezen, op grond van artikel 162 Rv. De rechtbank oordeelde dat Gravene de relevante administratie moest openleggen om te beoordelen of er een vordering op Scannel Media bestaat en hoe hoog deze is. De rechtbank heeft bepaald dat deze openlegging uiterlijk binnen zes weken na het vonnis moet plaatsvinden. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/164348 / HA ZA 14-557
datum vonnis: 8 april 2015
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Gravene B.V.,
gevestigd te Almelo,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
verder te noemen: Gravene,
advocaat: mr. M.J.J. van Geel te Almelo,
tegen

1.[X],

wonende te [woonplaats 1],
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
verder te noemen: [X],
advocaat: mr. R. Kroon te Almelo,

2.[Y],

wonende te [woonplaats 2],
gedaagde in conventie,
verder te noemen: [Y],
niet verschenen.

1.Het procesverloop

1.1
Op 24 december 2014 heeft de rechtbank Overijssel (tussen)vonnis gewezen in deze zaak, waarvan de inhoud hier als aangehaald en ingelast dient te worden beschouwd.
1.2
Op 23 februari 2015 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
1.3
Er is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
[X] en [Y] waren vennoten van de voormalige vennootschap onder firma Scannel Media V.O.F. (hierna: Scannel Media). Beiden waren onbeperkt bevoegd.
2.2
Alle aandelen van Gravene worden gehouden door mevrouw [A]), de echt- en huisgenote van [Y]. Het bestuur van Gravene wordt ook gevormd door [A], terwijl [Y] daarvan gevolmachtigde met volledige volmacht is.
2.3
De samenwerking tussen [X] en [Y] is geëindigd medio 2007. Op 16 maart 2011 is geregistreerd in het handelsregister van de Kamer van Koophandel dat (de onderneming) Scannel Media met ingang van 1 januari 2010 is opgeheven.
2.4
Gravene heeft ter verzekering van verhaal van haar vorderingen op Scannel Media ten laste van [X] en [Y] diverse conservatoire beslagen tot verhaal doen leggen.

3.De standpunten van partijen

In conventie:
3.1
Gravene vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [X] en [Y] hoofdelijk veroordeelt, met dien verstande dat in het geval één van hen betaalt de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Gravene te voldoen:
A. Een bedrag van € 35.865,15 zoals in de dagvaarding gespecificeerd, althans een zodanig bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 10 september 2014, dan wel de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
Een bedrag van € 1.135,07 zulks ten titel van verschuldigde kosten inzake de beslaglegging, zoals in de dagvaarding gespecificeerd, althans een zodanig bedrag als door de rechtbank in goede justitie te bepalen.
Met veroordeling van [X] en [Y] in de kosten van deze procedure, de kosten van de deurwaarder daaronder begrepen.
3.2
Gravene stelt daartoe dat [X] en [Y] na het opheffen van Scannel Media als (oud) vennoten persoonlijk aansprakelijk zijn voor de vordering van Gravene op Scannel Media. Deze vordering is gebaseerd op het leveren van diverse goederen en diensten (waaronder een auto voor [X]), alsmede het ter beschikking stellen van gelden.
3.3
Volgens Gravene hebben [X] en [Y] de vordering van Gravene uitdrukkelijk erkend. Elk jaar hebben [X] en [Y] immers schriftelijk de vordering jegens Gravene bevestigd. Gravene heeft in dat kader diverse akkoordverklaringen van de openstaande schuld van € 35.865,15 jegens Gravene in het geding gebracht.
3.4
Gravene stelt dat van verjaring van deze vordering geen sprake is, nu [X] en [Y] deze vordering uitdrukkelijk hebben erkend. De vordering is steeds als rekening courant in de administratie van Gravene en Scannel Media opgenomen. Bovendien voert Gravene aan dat voor de verjaring van de vordering van Gravene voortvloeiende uit deze rekening-courantverhouding onder meer is vereist dat de vordering opeisbaar is geworden. Partijen hebben echter nimmer afspraken gemaakt omtrent de aflossing van deze lopende rekening. Pas vanaf het moment van opeisen wordt in deze de vordering opeisbaar en gaat de verjaringstermijn lopen.
3.5
Gravene stelt dat de verjaringstermijn telkens door zowel de mondelinge, als de schriftelijke erkenningen van schuld is gestuit. Gravene mocht er op vertrouwen dat de erkenning van haar vordering door [Y] rechtsgeldig was, omdat hij blijkens het register van de Kamer van Koophandel bevoegd was om de schuld aan Gravene te erkennen.
3.6
Gravene heeft bij brief van 27 februari 2011 (productie 5 bij de dagvaarding) het volgende laten weten aan Scannel Media:
“Mijne Heren,
Hierbij deel ik u mede, dat Gravene BV, nog steeds een vordering heeft openstaan ter grootte van circa E 35.000,- zegge vijfendertigduizeneuro. Voor de goede orde lijkt het bevestig ik dat deze vordering van Gravene BV uiteraard betaald zal moeten worden.”
(…)
3.7
Ter comparitie heeft Gravene aanvullend aangevoerd dat tussen partijen sprake is van een rekening-courantsituatie, waarop artikel 6:140 Burgerlijk Wetboek van toepassing is. Tussen partijen is sprake geweest van erkenning van het saldo van de rekening-courantverhouding. Indien niet binnen een redelijk termijn wordt geprotesteerd, staat dit saldo vast. Daarnaast is in artikel 6:140 lid 4 BW een aparte verjaringstermijn opgenomen, waarop Gravene een beroep doet.
3.8
[X] voert verweer. Hij is niet bekend met een overeenkomst tussen Scannel Media en Gravene. [X] betwist dat er sprake is van een overeenkomst met Scannel Media op grond waarvan Gravene jegens hem, [X], aanspraken kan doen gelden. [X] is nimmer door Gravene op betaling van enig bedrag aangesproken en hij is in deze procedure rauwelijks gedagvaard.
3.9
[X] betwist dat hij deze vordering heeft erkend en hij betwist ook dat deze vordering door [Y] rechtsgeldig namens Scannel Media is erkend. Voorts voert [X] aan dat volstrekt onduidelijk is waarop de vordering ziet. Een rechtsgrond voor de vordering wordt niet gesteld en een voldoende motivering ontbreekt.
3.1
Voor zover [X] kan oordelen lijkt het te gaan om een vordering uit 1999. Rekening houdend met een algemene verjaringstermijn van 5 jaar, is deze vordering verjaard in januari 2004.
3.11
[X] meent dat sprake is van een opzetje tussen [Y] en zijn echtgenote en heeft goede gronden om te vrezen dat de stukken die door Gravene als bewijs worden overgelegd, niet zijn opgemaakt op de datum die op de stukken staat vermeld. Bovendien – zo heeft [X] ter comparitie aangevoerd – is het belang van Gravene indirect het belang van [Y]. [Y] heeft niets te vrezen van Gravene, omdat zij hem toch niet zal aanspreken.
3.12
[X] betwist dat er een schuld aan Gravene in de boeken van Scannel Media is opgenomen. In dat verband wijst [X] er op dat de Fiscus in 2010 boekenonderzoek heeft ingesteld en daarbij heeft geconstateerd dat geen sprake is geweest van een deugdelijke administratie.
3.13
Ten slotte wijst [X] er op dat nagenoeg alle stukken die door Gravene in het geding zijn gebracht, zijn gedateerd na 1 januari 2010. Na die datum was [Y] niet meer bevoegd om Scannel Media te vertegenwoordigen, omdat de samenwerking tussen de vennoten medio 2007 is beëindigd en de vennootschap per 1 januari 2010 is ontbonden.
In voorwaardelijke reconventie:
3.14
[X] vordert in voorwaardelijke reconventie dat Gravene wordt veroordeeld om het gelegde beslag op het bedrijfspand van [X] op te heffen.
3.15
Het verweer van Gravene komt er – kort samengevat – op neer dat de beslagen op goede gronden zijn gelegd en dat er geen reden is om deze reconventionele vordering toe te wijzen.
De vordering ex artikel 162 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
3.16
Ter comparitie heeft [X] met een beroep op artikel 162 Rv. Gravene verzocht om de originele administratie betreffende de relevante periode van zowel haar als Scannel Media in het geding te brengen. Naar de rechtbank begrijpt verzoekt [X] de rechtbank om te bevelen dat Gravene hiertoe overgaat.
3.17
[X] heeft daartoe gesteld dat hij de vordering van Gravene betwist, dat deze vordering overigens op geen enkele wijze wordt onderbouwd en dat elke mogelijkheid van controle in het verloop/de opbouw van de rekening-courantverhouding ontbreekt. [X] wenst inzicht hierin te verkrijgen, zodat mogelijk kan blijken welke goederen en diensten door Gravene aan Scannel Media zijn geleverd.
3.18
Gravene heeft ter comparitie verweer gevoerd. Zij meent dat het overleggen van de administratie ook als een reconventionele vordering had kunnen worden ingesteld. Alhoewel Gravene zich bereid heeft verklaard om (indien nodig) een overzicht van de mutaties in de rekening-courantverhouding te overleggen, acht zij dit eigenlijk, gelet op het bepaalde in artikel 6:140 BW, niet aan de orde.

4.Het oordeel

4.1
De rechtbank zal als eerste beslissen op het verzoek van [X] op voet van artikel 162 Rv. Ingevolge dit artikel kan de rechter in de loop van een geding, op verzoek of ambtshalve, aan partijen of aan een van hen de openlegging bevelen van de boeken, bescheiden en geschriften, die zij ingevolge de wet moeten houden, maken of bewaren.
4.2
Nu het verzoek zich uitsluitend richt tegen Gravene, zal de rechtbank het verzoek afwijzen voor zover het ziet op openlegging van de boeken, geschriften en bescheiden van Scannel Media, omdat niet is gesteld of gebleken dat Gravene die ingevolge de wet moet houden.
4.3
Dit laat onverlet dat de rechtbank er goede nota van heeft genomen dat [A] (naar de rechtbank verstaat: in haar hoedanigheid van echtgenote van [Y]) ter comparitie heeft laten weten dat [X] steeds volledige toegang heeft gehad tot de administratie (naar de rechtbank aanneemt: van Scannel Media) en dat [X] – dientengevolge – deze toegang nog steeds heeft en/of zal hebben.
4.4
De rechtbank zal voorbij gaan aan het verweer van Gravene dat [X] dit verzoek ook als reconventionele vordering had kunnen instellen. De wet biedt [X] immers de mogelijkheid om dit verzoek in de loop van het geding te doen.
4.5
Het verweer van Gravene dat het verzoek van [X] dient af te stuiten op grond van het bepaalde in artikel 6:140 BW zal worden verworpen. [X] betwist immers dat de rekening-courantverhouding jaarlijks is afgesloten en stelt voorts dat de bescheiden die Gravene als bewijs daarvan in het geding heeft gebracht, vervalst zijn.
4.6
Daartoe heeft [X] – onder meer – onbetwist gesteld dat de belastingdienst in 2010 een boekenonderzoek heeft ingesteld bij Scannel Media en daarbij heeft geconstateerd dat geen sprake is geweest van een deugdelijke administratie. Dit is van belang, omdat [Y] altijd de administratie heeft gevoerd van Scannel Media én de verklaringen heeft ondertekend waarin de vordering van Gravene op Scannel Media wordt erkend én de echtgenoot is van [A], enig aandeelhoudster van Gravene. Dit klemt temeer, nu [X] daarnaast onbetwist heeft gesteld dat de vordering van Gravene op Scannel Media (erkend door [Y]) niet door [Y] is opgevoerd in een andere lopende procedure (in april 2014) tegen [X].
4.7
Gelet op het vorengaande zal de rechtbank het verzoek van [X] jegens Gravene toewijzen en Gravene bevelen om de boeken, bescheiden en geschriften, die zij ingevolge de wet moet houden, open te leggen die van belang zijn voor de beoordeling van de vraag of Gravene een vordering heeft op Scannel Media en zo ja, hoe hoog deze vordering is. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat deze vordering ook steeds in de jaarrekeningen van Gravene is opgenomen en deze dienen dan ook vanaf 1999 – naast eventuele andere bescheiden – ten bewijze daarvan in het geding te worden gebracht.
4.8
Deze openlegging zal in de eerste plaats alleen gelden ten aanzien van de rechtbank zelf door middel van deponering uiterlijk binnen zes weken na het wijzen van dit vonnis. Vervolgens zal de rechtbank beoordelen in hoeverre [X] bevoegd zal zijn daarvan kennis te nemen.
4.9
De rechtbank wijst er ten overvloede op dat indien aan dit bevel niet wordt voldaan, zij hieruit ingevolge artikel 162 lid 2 Rv. de gevolgtrekking kan maken die zij geraden acht.
4.1
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De uitspraak

De rechtbank:
I. Beveelt Gravene om de boeken, bescheiden en geschriften, die zij ingevolge de wet moet houden, open te leggen die van belang zijn voor de beoordeling van de vraag of Gravene een vordering heeft op Scannel Media en zo ja, hoe hoog deze vordering is.
II. Verstaat dat Gravene deze boeken, bescheiden en geschriften – waaronder in ieder geval de jaarrekeningen van Gravene vanaf 1997 – uiterlijk binnen zes weken na het wijzen van dit vonnis bij de rechtbank zullen worden gedeponeerd.
III. Verwijst deze zaak daartoe naar de rol van 20 mei 2015.
IV. Wijst Gravene erop dat de rechtbank de gevolgtrekking kan maken die zij geraden acht wanneer niet aan dit bevel wordt voldaan.
V. Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A.J. Louter en op 8 april 2015 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.