ECLI:NL:RBOVE:2015:2281

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 mei 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
08/730028-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en bedreiging met zware mishandeling door met auto op politieman in te rijden

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 12 mei 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die ten laste was gelegd dat hij geprobeerd had met een personenauto op een politieman in te rijden. De tenlastelegging omvatte primair poging tot doodslag, subsidiair poging tot zware mishandeling en meer subsidiair bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet bewezen kon worden wat hem primair en subsidiair was tenlastegelegd, en sprak hem daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte de meer subsidiair tenlastegelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden en ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijf jaren.

De zaak kwam voor de rechtbank na een incident op 15 januari 2015 in Hengelo, waar de verdachte met zijn auto op de verbalisant, een brigadier van politie, inreed. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijftien maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de intentie had om de verbalisant te raken. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de verdachte en de getuigen, en concludeerde dat er geen aanmerkelijke kans was dat de verbalisant ernstig letsel zou oplopen of om het leven zou komen.

De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, de verbalisant, toegewezen, die € 550,00 aan immateriële schade vorderde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor deze schade en legde een schadevergoedingsmaatregel op. De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op de artikelen 285 en 36f van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de kosten van de benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730028-15
Datum vonnis: 12 mei 2015
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1990 in [geboorteplaats] (Marokko),
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in P.I. Almelo, HvB “de Karelskamp” in Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 april 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. ter Braak en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(primair)geprobeerd heeft verbalisant [verbalisant] van het leven te beroven door met een personenauto op die verbalisant in te rijden dan wel
(subsidiair)geprobeerd heeft die verbalisant zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een personenauto op die verbalisant in te rijden dan wel
(meer subsidiair)die verbalisant heeft bedreigd door met een personenauto op die verbalisant in te rijden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 15 januari 2015, in de gemeente Hengelo (O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [verbalisant] (brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland), opzettelijk van het leven te beroven,
met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto (vanuit stilstand/met een zich verhogende snelheid) is ingereden op - en/of (vervolgens) is aangereden tegen genoemde [verbalisant], die zich toen op (vrij) korte afstand (schuin) vóór die door hem, verdachte, bestuurde auto bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 15 januari 2015, in de gemeente Hengelo (O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [verbalisant], brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto (vanuit stilstand/met een zich verhogende snelheid) is ingereden op - en/of (vervolgens) is aangereden tegen genoemde [verbalisant], die zich toen op (vrij) korte afstand (schuin) vóór die door hem, verdachte, bestuurde auto bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 15 januari 2015, in de gemeente Hengelo (O), een persoon, genaamd [verbalisant] (brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde auto (vanuit stilstand/met een zich verhogende snelheid) ingereden op - en/of (vervolgens) aangereden tegen genoemde [verbalisant], die zich toen op (vrij) korte afstand (schuin) vóór die door hem, verdachte, bestuurde auto bevond.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de onder subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel dient een reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde te worden gekoppeld. Daarnaast heeft de officier van justitie een ontzegging gevorderd van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaren.
De officier van justitie heeft verder toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij [verbalisant] tot een bedrag van € 550,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De officier van justitie heeft hierbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) gevorderd.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de onder primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en dat verdachte derhalve integraal vrijgesproken dient te worden van het hem tenlastegelegde.
Primair heeft de verdediging daartoe aangevoerd dat de verklaringen van de aangever en de getuigen over de toedracht van het incident op essentiële punten uiteenlopen. Derhalve zijn, aldus de verdediging, die verklaringen onbetrouwbaar en kunnen niet voor het bewijs gebezigd worden. Daarom kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verbalisant [verbalisant] voor de auto van verdachte stond op het moment dat verdachte wegreed.
Indien de rechtbank er onverhoopt toch vanuit gaat dat [verbalisant] voor de auto van verdachte stond is het, aldus het subsidiaire standpunt van de verdediging, gelet op de verklaring van verdachte dat hij niet gezien heeft dat de politieman zich voor de auto bevond en dat hij niet op de politieman is ingereden maar van hem weggedraaid is door naar links te sturen, aannemelijk dat verdachte inderdaad naar links is weggereden en [verbalisant] niet heeft kunnen raken. Ondersteuning voor het feit dat verbalisant [verbalisant] zich niet onmiddellijk voor de auto heeft bevonden op het moment van wegrijden door verdachte, put de verdediging uit de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen van getuige verbalisant [getuige] en de verklaring van de medewerkster van het tankstation. Volgens de verdediging is er dan ook geen sprake van (voorwaardelijk) opzet bij verdachte om [verbalisant] aan te rijden.
Verder heeft de verdediging nog aangevoerd dat, indien de rechtbank bewezen acht dat [verbalisant] voor de auto van verdachte stond ten tijde van het wegrijden, er geen aanmerkelijke kans bestond op het overlijden of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, gelet op de korte afstand die er tussen [verbalisant] en de auto van verdachte zou zijn geweest.
Meer subsidiair meent de raadsman dat de rechtbank bij bewezenverklaring van het subsidiair of meer subsidiair tenlastegelegde tot een aanzienlijk lagere strafoplegging moet komen dan door de officier van justitie is gevorderd. De raadsman heeft daartoe verwezen naar vonnissen van rechtbanken in soortgelijke zaken.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank gaat weliswaar uit van de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van [verbalisant] die op onderdelen ondersteund wordt door de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring van verbalisant [getuige], maar is van oordeel dat het bewijs voor de poging tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [verbalisant], laat staan voor de poging om [verbalisant] van het leven te beroven niet zonder meer uit het beschikbare bewijsmateriaal kan worden afgeleid. De rechtbank heeft zich bij dat oordeel laten leiden door de verklaring van verdachte dat hij nooit het opzet heeft gehad om aan [verbalisant] letsel toe te brengen, laat staan [verbalisant] van het leven te beroven. Hij wilde weg bij het tankstation en zich aan controle door de politie onttrekken omdat hij niet beschikte over een rijbewijs. Daartoe heeft hij zijn auto naar links gestuurd. De manoeuvre van verdachte levert naar het oordeel van de rechtbank naar zijn uiterlijke verschijningsvorm dan ook niet zonder meer de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer als gevolg van het op hem afrijden zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, laat staan dat hij dodelijk zou worden getroffen. Niet bekend is bijvoorbeeld met welke snelheid verdachte wegreed. Vast staat dat verdachte zijn auto na het wegrijden naar links stuurde terwijl [verbalisant] zich aan de rechtervoorzijde van de auto bevond. De rechtbank heeft niet de indruk gekregen dat verdachte de politieman daadwerkelijk wilde aanrijden.
Wel acht de rechtbank de meer subsidiair tenlastegelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen. Het bewijs daarvoor leidt de rechtbank af uit de verklaring van aangever aan de juistheid en betrouwbaarheid waarvan de rechtbank geen reden heeft te twijfelen, te meer nu die verklaring op belangrijke onderdelen wordt bevestigd door de verklaring van verbalisant [getuige]. De rechtbank is van oordeel dat uit de voornoemde bewijsmiddelen volgt dat de bedreiging van dien aard was en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij voor ernstig lichamelijk letsel moest vrezen (vgl. HR 7 juni 2005, LJN AT3659, NJ 2005/448).
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 januari 2015, in de gemeente Hengelo (O), [verbalisant] (brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland), heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde auto ingereden op genoemde [verbalisant], die zich toen op korte afstand schuin vóór die door hem, verdachte, bestuurde auto bevond.
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens alleen gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder meer subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 285 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
meer subsidiair
het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
De rechtbank acht het bewezenverklaarde feit een bijzonder ernstig feit. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging door als bestuurder van een personenauto op een politieman die in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening was, af te rijden. Verdachte stond stil met zijn auto bij een tankstation toen hij zag dat de in uniform geklede politieman uit de politieauto stapte en naar verdachtes auto kwam. Door opeens en snel weg te rijden, terwijl de agent zich nog voor de auto bevond, heeft verdachte blijk gegeven van een volledig voorbijgaan aan de gevoelens van onveiligheid die zijn handelen bij de politieman teweeg gebracht heeft. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door de wens zich aan controle te onttrekken. Er is geen enkele rechtvaardiging voor het rijgedrag van verdachte. Door dusdanig te handelen heeft verdachte bovendien de openbare veiligheid geschaad, hetgeen leidt tot gevoelens van onrust in de samenleving.
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 maart 2015, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld onder meer ter zake overtredingen van de Wegenverkeerswet.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank op de voet van het bepaalde in artikel 63 Sr in rekening gebracht het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van
12 maart 2015 waarbij verdachte tot een gevangenisstraf is veroordeeld.
Gelet op bovenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van vier maanden passend en geboden.
Voorts acht de rechtbank een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorijtuigen te besturen eveneens passend en geboden nu verdachte zijn auto als wapen tegen een politieagent heeft ingezet.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[verbalisant], Koggelaan 8 te Zwolle heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 550,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende post:
- immateriële schade € 550,00.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 550,00, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27 en 91 Sr en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder meer subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
-
ontzegtveroordeelde de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
vijf (5) jaren;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant], Koggelaan 8 te Zwolle van een bedrag van € 550,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 januari 2015;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 16 mei 2015.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2015.
Buiten staat
Mr. M. van Bruggen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.