ECLI:NL:RBOVE:2015:2828

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 juni 2015
Publicatiedatum
12 juni 2015
Zaaknummer
08/952702-14 en 10/731065-10, 10/650165-09, 10/652259-10 en 10/732718-10 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor seksuele handelingen met minderjarige

Op 12 juni 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van seksuele handelingen met een minderjarig meisje van 15 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verregaande seksuele handelingen heeft verricht met het slachtoffer, waarbij hij zijn eigen lustgevoelens boven het welzijn van het slachtoffer heeft gesteld. De verdachte was eerder veroordeeld voor zedendelicten en liep ten tijde van het delict nog in een proeftijd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden en één en twintig dagen voorwaardelijk, en gelast de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf van twaalf weken jeugddetentie. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafoplegging. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde jeugddetentie toegewezen, gezien de nieuwe strafbare feiten die de verdachte heeft gepleegd tijdens de proeftijd.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/952702-14 en parketnummers 10/731065-10, 10/650165-09,
10/652259-10 en 10/732718-10 (tul)
Datum vonnis: 12 juni 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1995 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 februari 2015 en 29 mei 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door verdachte en diens raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft verkracht dan wel met haar ontuchtige handelingen heeft gepleegd terwijl zij nog geen
16 jaar oud was.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstippen op 04 september 2014 te Enschede tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) door geweld of
een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid,
te weten het om/bij de hand/arm vastpakken en/of meetrekken van die [slachtoffer]
naar en/of in de richting van een (kelder)complex en/of een woning en/of
(vervolgens) die [slachtoffer] voornoemde woning in te duwen en/of (vervolgens) het
om/bij het (achter)hoofd vastpakken en/of vasthouden en/of (vervolgens) naar
beneden duwen en/of drukken van die [slachtoffer], [slachtoffer] heeft gedwongen tot het
ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten:
-één of meermalen zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] heeft
geduwd en/of gebracht en/of
- één of meermalen voornoemde [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis heeft doen
vastpakken en/of (vervolgens) laten aftrekken en/of
-één of meermalen zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) (krachtig) in de
vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gebracht;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
hij op één of meer tijdstippen op 04 september 2014 te Enschede tezamen en in
vereniging met een ander, althans alleen, met [slachtoffer] (geboren [geboortedag]
1999), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren
had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of
zijn medeverdachte, althans een ieder voor zich:
-één of meermalen een penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht
en/of
- één of meermalen voornoemde [slachtoffer] een penis doen vastpakken en/of
(vervolgens) doen aftrekken en/of
-één of meermalen een penis en/of één of meerdere vinger(s) in de vagina van
die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van het voorarrest. Tevens concludeert zij tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 5.445,--, te verhogen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van het gevorderde voorschot van € 5.000,--, concludeert de officier van justitie tot niet ontvankelijkheid van de benadeelde partij. In de zaak onder parketnummers 10/731065-10, 10/650165-09, 10/652259-10 en 10/732718-10, persisteert de officier van justitie bij haar vordering tot tenuitvoerlegging van 12 weken jeugddetentie.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft verkregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
5.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat verdachte dit feit alleen heeft gepleegd. De officier van justitie baseert zich daarbij met name op de aangifte van
[slachtoffer] en de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en verbalisant [verbalisant], alsmede de geneeskundige verklaring van 30 september 2014 en de DNA-rapportage van het NFI betreffende een zedenkit van aangeefster.
5.3.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt dat verdachte weliswaar gemeenschap heeft gehad met aangeefster en dat de seksuele handelingen die aangeefster heeft beschreven hebben plaatsgevonden, maar dat niet bewezen kan worden dat daarbij sprake was van dwang.
5.4
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
primaire feit
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is geweest van geweld als bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Volgens artikel 342, tweede lid, Sv kan het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op gewelddadige wijze en tegen haar zin door verdachte is meegenomen, waarna hij verschillende seksuele handelingen bij haar heeft verricht. Aangeefster is de enige die over door verdachte uitgeoefende dwang heeft verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank vindt deze verklaring van aangeefster onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen. Voor het door de officier van justitie genoemde steunbewijs kan evengoed een andere oorzaak worden gevonden dan het veronderstelde geweld.
De rechtbank oordeelt dat daarmee niet aan het wettelijke bewijsminimum is voldaan zodat vrijspraak van het primair tenlastegelegde dient te volgen.
subsidiaire feit.
Evenals de verdediging acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde feit, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
-het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 februari 2015, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv.
-het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer] van 5 september 2014.
5.5
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 september 2014 te Enschede, met [slachtoffer] (geboren [geboortedag] 1999), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte -zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht
en
-voornoemde [slachtoffer] zijn penis doen vastpakken en doen aftrekken en
-zijn penis en vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht;
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat de rechtbank hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 245 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Het dient verdachte ernstig te worden aangerekend dat hij met een 15-jarig meisje verregaande seksuele handelingen heeft verricht. Hij heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijk en geestelijke integriteit van het nog jeugdige slachtoffer en het risico gelopen dat hij met zijn grensoverschrijdend gedrag het leven van het slachtoffer in belangrijke mate negatief zou beïnvloeden. De omstandigheid dat hij zich geen enkele rekenschap heeft gegeven van de belangen van het slachtoffer en zijn eigen lustgevoelens heeft laten prevaleren boven het welzijn van het minderjarige slachtoffer, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Ook rekent de rechtbank het verdachte ernstig aan dat hij al eerder voor zedendelicten is veroordeeld en ter zake van die veroordeling ten tijde van dit delict nog in een proeftijd liep.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf van na te melden duur dient te worden opgelegd. De rechtbank zal een belangrijk deel van deze vrijheidsstraf voorwaardelijk doen zijn, ook om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst andermaal aan strafbare feiten als deze schuldig te maken.

9.De schade van benadeelde

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende te [woonplaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 10.445,--. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • ondergane behandelingen € 1.945,--;
  • voorschot komende jaar € 5.000,--;
  • immateriële schade € 3.500,--.
Ten aanzien van het gevorderde voorschot begrijpt de rechtbank dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
De gestelde schade is door verdachte gemotiveerd weersproken en door de benadeelde partij niet voldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om haar vordering alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

10.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de jeugddetentie die het gerechtshof te Den Haag bij arrest van 8 november 2011 aan verdachte voorwaardelijk heeft opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat die vordering moet worden toegewezen nu is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

11.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, en 27 Sr.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het subsidiair bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

- bepaalt dat de benadeelde partij voornoemd niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden (bevel is afzonderlijk geminuteerd);
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummers 10/731065-10, 10/650165-09, 10/652259-10 en 10/732718-10,
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van 8 november 2011, te weten van
twaalf weken jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. M.H. van der Lecq en
mr. H. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2015.