ECLI:NL:RBOVE:2015:2847

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
15 juni 2015
Zaaknummer
C/08/161126 HA ZA 14-420
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Margadant
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de vernietiging van huurovereenkomsten en de overdracht van inventaris in faillissement

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 29 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen Ronald Johannes Lindeboom, curator in het faillissement van de heer [F], en [gedaagde]. De curator vorderde de vernietiging van twee huurovereenkomsten die door [F] en [gedaagde] waren gesloten, alsmede de terugbetaling van de waarde van de overgedragen inventaris. De rechtbank oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de schuldeisers door de huurovereenkomsten benadeeld waren, aangezien de gefailleerde juist opbrengsten genereerde. De huurprijzen waren marktconform en er was geen bewijs dat de panden voor een hogere huurprijs aan andere huurders verhuurd hadden kunnen worden. De rechtbank concludeerde dat de curator ten onrechte de vernietiging van de huurovereenkomsten had ingeroepen. De huurovereenkomsten werden echter wel ontbonden, omdat [gedaagde] geen verweer had gevoerd tegen de gevraagde ontbinding. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] een bedrag van € 12.539,68 aan de curator moest betalen, alsook een vergoeding voor het gebruik van de bedrijfspanden van € 1.250,00 per maand per pand vanaf 5 augustus 2014. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : C/08/161126 HA ZA 14-420
Uitspraak : 29 april 2015
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
Ronald Johannes LINDEBOOM, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de heer
[F],
kantoorhoudende te Almelo,
eiser,
verder te noemen ‘de curator’,
advocaat: mr. M.E. Klein Rot te Almelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verder te noemen ‘[gedaagde]’,
advocaat mr L.J. Krijgsman te Enter, gemeente Wierden.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Naar aanleiding van het tussenvonnis van de rechtbank Overijssel
d.d. 24 december 2014 heeft de curator bij brief d.d. 27 februari 2015 producties in het geding gebracht.
1.2.
Op 16 maart 2015 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
1.3.
Het vonnis is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1.
In deze zaak staat als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken en/of blijkend uit niet-betwiste producties het navolgende vast.
2.2.
Bij vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo d.d. 28 augustus 2013 is de heer [F], hierna te noemen ‘[F]’, in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. A.E. Zweers tot rechter commissaris en met aanstelling van mr. R.J. Lindeboom tot curator.
2.3.
De curator heeft in de failliete boedel de volgende onroerende zaken aangetroffen:
  • het bedrijfspand aan de Deurningerstraat 17 (en 17a) te Oldenzaal;
  • het bedrijfspand aan de Deurningerstraat 30 (en 30a) te Oldenzaal.
2.4.
[gedaagde] en [F] zijn op basis van huwelijkse voorwaarden met elkaar getrouwd.
2.5.
[gedaagde] en [F] zijn op 2 augustus 2013 een huurovereenkomst met elkaar aangegaan met betrekking tot het bedrijfspand aan de Deurningerstraat 17. De huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van 5 jaar. De huur ging in op 2 augustus 2013. De huurprijs bedraagt € 1.250,00 per maand. Uit de huurovereenkomst blijkt dat [F] de inventaris heeft overgedragen aan [gedaagde] voor een bedrag van € 7.500,00.
2.6.
[gedaagde] en [F] zijn op 1 augustus 2013 een huurovereenkomst met elkaar aangegaan met betrekking tot het bedrijfspand aan de Deurningerstraat 30. De huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van 10 jaren. De huur is ingegaan op 1 augustus 2013. De huurprijs bedraagt € 1.250,00 per maand. De inventaris is om niet door [F] aan [gedaagde] overgedragen. [gedaagde] heeft de inventaris doorverkocht.
2.7.
[gedaagde] heeft de volgende bedragen aan [F] betaald:
  • op 11-06-2013: € 1.444,47
  • op 14-06-2013: € 207,00
  • op 14-06-2013: € 2.500,00
  • op 15-07-2013: € 6.000,00
  • op 16-08-2013: € 4.346,00
  • op 16-08-2013: € 1.500,00
  • op 19-08-2013: € 1.336,00
  • op 20-08-2013: € 500,00
  • op 21-08-2013: € 9.500,00
  • op 21-08-2013: € 4.500,00
  • op 21-08-2013: € 421,70
  • op 22-08-2013:
totaal: € 32.460,32
2.8.
Op 25 februari 2014 heeft de curator door middel van een buitengerechtelijke verklaring de vernietiging ingeroepen van de beide gesloten huurovereenkomsten en de overdracht van de inventaris om niet. [gedaagde] heeft niet berust in deze vernietigingen.
2.9.
Het pand aan de Deurningerstraat nr. 17 is op 2 februari 2015 geveild voor een bedrag van € 157.000,00. Het pand aan de Deurningerstraat nr. 30 is in december 2014 geveild voor een bedrag van € 165.000,00.
2.10.
[gedaagde] betwist de buitengerechtelijke kosten.

3.De vordering van de curator

3.1.
De curator heeft gevorderd:
primair:
I. te verklaren voor recht dat de beide huurovereenkomsten zoals gesloten door [F] en [gedaagde] met betrekking het bedrijfspand aan de Deurningerstraat 17 (en 17a) te Oldenzaal en het bedrijfspand aan de Deurningerstraat 30 (en 30a) te Oldenzaal, alsmede de overdracht om niet van de inventaris als aanwezig in laatstgenoemd bedrijfspand, paulianeus zijn;
II. te verklaren voor recht dat de beide huurovereenkomsten, zoals gesloten door [F] en [gedaagde] met betrekking het bedrijfspand aan de Deurningerstraat 17 (en 17a) te Oldenzaal en het bedrijfspand aan de Deurningerstraat 30 (en 30a) te Oldenzaal, alsmede de overdracht om niet van de inventaris als aanwezig laatstgenoemd bedrijfspand, buitengerechtelijk zijn vernietigd, danwel (subsidiair), de beide huurovereenkomsten, zoals gesloten door [F] en [gedaagde] met betrekking het bedrijfspand aan de Deurningerstraat 30 (en 30a) te Oldenzaal, alsmede de overdracht om niet van de inventaris als aanwezig in laatstgenoemd bedrijfspand alsnog (gerechtelijk) te vernietigen;
III. [gedaagde] op grond van ongerechtvaardigde verrijking danwel onrechtmatig handelen te veroordelen tot betaling van een vergoeding voor het gebruik danwel schadevergoeding van € 1.250,00 per maand per pand, derhalve over de periode tot en met de maand juli 2014 een bedrag van (€ 1.250,00 x 12 maanden x 2 =) € 30.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van de algehele voldoening;
IV. [gedaagde] te veroordelen om te blijven betalen (primair) betaling van een vergoeding voor het gebruik, danwel schadevergoeding, van € 1.250,00 per maand per pand, over de periode vanaf 1 augustus 2014 tot dat het gebruik van beide bedrijfspanden zal zijn geëindigd;
V. [gedaagde] op grond van ongerechtvaardigde verrijking, danwel onrechtmatig handelen, te veroordelen de overgedragen inventaris op grond van artikel 51 Fw te retourneren danwel, indien en voor zover dat niet meer mogelijk is, tot vergoeding van de waarde van de overgedragen inventaris ad € 7.500,00 voor de inventaris van het pand aan de Deurningerstraat 17 en € 10.000,00, danwel een ander, door de rechtbank te bepalen bedrag voor de inventaris van het pand aan de Deurningerstraat 30;
subsidiair:
VI. de beide huurovereenkomsten, zoals gesloten door [F] en [gedaagde] met betrekking het bedrijfspand aan de Deurningerstraat 17 (en 17a) te Oldenzaal en het bedrijfspand aan de Deurningerstraat 30 (en 30a) te Oldenzaal, te ontbinden wegens toerekenbare tekortkoming door [gedaagde];
VII. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de overeengekomen huurprijs van beide bedrijfspanden, van € 1.250,00 per maand per pand, derhalve over de periode tot en met de maand juli 2014 een bedrag van (€ 1.250,00 x 12 maanden x 2 =) € 30.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van de algehele voldoening;
VIII. [gedaagde] te veroordelen om maandelijks te blijven betalen de overeengekomen huurprijs van € 1.250,00 per maand per pand, te vermeerderen met de jaarlijkse indexeringen, over de periode vanaf 1 augustus 2014 totdat de huur van beide bedrijfspanden zal zijn geëindigd;
IX. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de koopprijs van de inventaris van het pand aan de Deurningerstraat 17 ad € 7.500,00;
primair en subsidiair:
X. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 1.150,00 exclusief BTW;
XI. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, daaronder uitdrukkelijk begrepen de kosten van het gelegde conservatoir beslag, te vermeerderen met de (na)kosten van € 131,00 zonder betekening en € 199,00 met betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en, voor het geval voldoening van de (na)kosten die binnen de te gelden termijn plaatsvindt, te vermeerderen met wettelijke rente over de (na)kosten te berekenen vanaf bedoelde termijn van voldoening.
De curator heeft samengevat de volgende stellingen aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd.
3.2.
De curator betwist dat [gedaagde] de koopsom van € 7.500,00 voor de inventaris als aanwezig in de Deurningerstraat nr. 17 aan [F] heeft voldaan. Voorts betwist de curator bij gebrek aan wetenschap dat deze koopsom in overeenstemming is met de waarde welke de verkochte inventaris vertegenwoordigt.
3.3.
De overdracht om niet van de inventaris aanwezig in de Deurningerstraat nr. 30 is een onverplichte rechtshandeling. De curator heeft de waarde van deze inventaris begroot op
€ 10.000,00.
3.4.
Er is paulianeus gehandeld. De huurovereenkomsten leiden ertoe dat de betreffende panden moeilijk(er) verkoopbaar zijn en/of een lage(re) prijs zullen opbrengen, waardoor de schuldeisers zijn benadeeld.
3.5.
Er heeft zich een potentiele koper gemeld voor het bedrijfspand aan de Deurningerstraat nr. 30. Deze wil het pand slechts kopen in onverhuurde staat.
3.6.
De curator doet een beroep op de artikelen 42, 43 en 45 Fw.
3.7.
Door de vernietiging is [gedaagde] met het gebruik van de betreffende panden ongerechtvaardigd verrijkt, danwel heeft [gedaagde] onrechtmatig gehandeld en is zij daardoor gehouden tot betaling van een vergoeding gelijk aan de hoogte van de huurprijs. De overgedragen inventaris dient op grond van artikel 51 Fw. te worden geretourneerd en indien dat niet meer mogelijk is, dient [gedaagde] de waarde van de overgedragen inventaris te vergoeden.
3.8.
Subsidiair maakt de curator aanspraak op de overeengekomen huurtermijnen en verzoekt hij ontbinding van deze huurovereenkomsten.
3.9.
De totale vordering bedraagt tot en met juli 2014 € 37.500,00 (zijnde 2 x 12 maanden ad € 1.250,00, vermeerderd met de koopsom van de inventaris aanwezig in het pand aan de Deurningerstraat 17 ad € 7.500,00.
3.10.
De curator maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad
€ 1.150,00.
3.11.
De curator betwist dat [gedaagde] een bedrag van € 35.000,00 vooruitbetaald heeft ten behoeve van de huur.
3.12.
Tijdens het intakegesprek dat op 29 augustus 2013 heeft plaatsgevonden tussen de curator, de faillissementsmedewerker en [F] heeft [F] verklaard dat er geen huurovereenkomsten bestonden voor de bedrijfspanden aan de Deurningerstraat. De huurovereenkomsten zijn geantidateerd.
3.13.
Huurpenningen worden maandelijks opeisbaar. De Hoge Raad heeft bepaald dat de huurpenningen na datum faillissement aan de faillissementsboedel toekomen. De curator verwijst naar een arrest van de Hoge Raad d.d. 30 januari 1987 (NJ 1987, 530). Het betreffen toekomstige vorderingen. Aan [gedaagde] komt geen mogelijk recht op verrekening toe.

4.Het verweer van [gedaagde]

4.1.
heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de curator in zijn vorderingen, althans tot ontzegging, met veroordeling van de curator in de kosten van het geding. [gedaagde] heeft samengevat de volgende stellingen aan haar verweer ten grondslag gelegd.
4.2.
Partijen hebben beiden hun recht van hypotheek gevestigd. Het was daardoor normaal om met elkaar huurovereenkomsten aan te gaan.
4.3.
[gedaagde] heeft het pand aan de Deurningerstraat nr. 17 gehuurd, omdat het de bedoeling was om daarin een restaurant te beginnen. [gedaagde] heeft nimmer een vergunning verkregen en dus ook geen restaurant in dit pand geëxploiteerd.
[gedaagde] heeft tot ongeveer januari 2014 een restaurant geëxploiteerd in het pand aan de Deurningerstraat 30. Personeelsleden zouden het overnemen, maar dat is niet gebeurd. Per saldo zijn vanaf maart/april 2014 de bedrijfsmatige activiteiten gestopt.
4.4.
[gedaagde] heeft een bedrag van € 33.000,00 betaald voor huur en voor inventaris. [gedaagde] heeft vooruitbetaald, zodat [F] de Belastingdienst kon voldoen.
4.5.
De inventaris in het pand aan de Deurningerstraat 17 was geen € 7.500,00 waard. [gedaagde] heeft daarvoor teveel betaald.
De inventaris in het pand aan Deurningerstraat 30 is voor € 7.500,00 door [F] aan [gedaagde] verkocht. Door een foutje is dat niet in de huurovereenkomst opgenomen. Ook dit bedrag is vooruit betaald. Ook hier geldt dat er teveel is betaald.
Uit factuur 13/065 d.d. 5 juli 2013 blijkt dat [F] aan [gedaagde] tweemaal de overname van inventaris in rekening heeft gebracht. Het factuurbedrag bedraagt € 18.150,00 inclusief BTW. Bij de Belastingdienst is na te gaan dat het bedrag ad € 3.150,00 in de BTW-administratie is verwerkt.
De inventaris uit beide panden zijn dus niet om niet overgedragen.
4.6.
Er heeft geen benadeling van schuldeisers plaatsgevonden. Er is niet paulianeus gehandeld.
4.7.
[gedaagde] heeft niet onrechtmatig gehandeld en is niet ongerechtvaardigd verrijkt.
4.8.
Het pand aan de Deurningerstraat nr. 17 zal met of zonder restaurant niet meer opbrengen dan de hypotheek groot is. De verkoopwaarde zal de hypotheek niet dekken.

5.De verdere beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing

5.1.
De rechtbank neemt hier over hetgeen zij heeft overwogen en beslist in het tussenvonnis van 24 december 2014.
5.2.
Primair heeft de curator zich op het standpunt gesteld dat het sluiten van de beide huurovereenkomsten en het overdragen van de beide inventarissen ad in totaal € 17.500,00 exclusief BTW paulianeus is. Volgens de curator zijn de schuldeisers immers benadeeld door deze transacties. [gedaagde] heeft dat betwist. Met [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan, dat door het sluiten van de beide huurovereenkomsten de schuldeisers zijn benadeeld. Integendeel, hierdoor genereerde [F] nu juist opbrengsten. Niet gesteld of gebleken is dat de huurprijs niet marktconform was, evenmin is gebleken dat [F] de panden aan andere huurders voor een hogere huurprijs had kunnen verhuren. Beide panden zijn uiteindelijk door middel van een executieveiling verkocht. Hieruit leidt de rechtbank af dat er geen potentiele kopers voor de panden waren voorafgaand aan de executieveiling. De curator heeft wel aangevoerd dat er interesse voor het pand aan de Deurningerstraat nr. 30 bestond zonder huurders, maar heeft deze stelling niet nader onderbouwd.
[F] heeft de beide inventarissen voor in totaal € 15.000,00 exclusief BTW aan [gedaagde] verkocht. Naar het oordeel van de rechtbank lijkt dit een redelijk bedrag te zijn; zeker gezien de in het geding gebrachte foto’s van de inventaris en de facturen voor de daarnaast nog aangeschafte inventaris. Bovendien heeft de curator ook de stelling dat deze verkoopsommen te laag zouden zijn, niet of onvoldoende onderbouwd.
De curator heeft derhalve ten onrechte op 25 februari 2014 de vernietiging van beide huurovereenkomsten door middel van een buitengerechtelijke verklaring ingeroepen. [gedaagde] heeft terecht niet berust in deze vernietigingen. De huurovereenkomsten zijn derhalve in stand gebleven. De rechtbank zal op grond van het bovenstaande het primair onder I, II en III in het petitum van de dagvaarding gevorderde afwijzen.
5.3.
De rechtbank zal de huurovereenkomsten wel ontbinden, aangezien [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de gevraagde ontbinding. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij de panden uiteindelijk toch niet kon gebruiken. De rechtbank zal de huurovereenkomst ontbinden vanaf de datum van de dagvaarding, 5 augustus 2014. Deze ontbindingen gelden alleen voor de panden die door [F] aan [gedaagde] zijn verhuurd, te weten het pand aan de Deurningerstraat nr. 17 te Oldenzaal en het pand aan de Deurningerstraat nr. 30 te Oldenzaal. Het is de rechtbank niet gebleken dat [F] tevens het pand aan de Deurningerstraat nr. 17a te Oldenzaal en het pand aan de Deurningerstraat nr. 30a te Oldenzaal aan [gedaagde] heeft verhuurd.
5.4.
Op grond van de beide huurovereenkomsten diende [gedaagde] 2 x 12 x € 1.250,00 =
€ 30.000,00 aan huur aan [F] te betalen.
De curator heeft gevorderd dat [gedaagde] veroordeeld wordt om een vergoeding te blijven betalen voor het gebruik van de beide bedrijfspanden van € 1.250,00 per maand per pand vanaf 1 augustus 2014. De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering van de curator toewijzen vanaf 5 augustus 2014, zolang [gedaagde] de beide panden gebruikt c.q. heeft gebruikt.
Daarnaast diende [gedaagde] een bedrag van € 15.000,00 aan [F] te voldoen voor de beide inventarissen. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen, niet op grond van ongerechtvaardigde verrijking of onrechtmatig handelen, maar op grond van koop.
In totaal heeft [gedaagde] een bedrag van € 32.460,32 aan [F] betaald. Op basis van de huurovereenkomst diende [gedaagde] € 30.000,00 aan [F] te voldoen, te vermeerderen met
€ 15.000,00 voor de inventarissen van de beide panden. In dit kader dient [gedaagde] nog een bedrag van € 30.000,00 + € 15.000,00 -/- € 32.460,32 = € 12.539,68 aan de curator te voldoen.
[gedaagde] had reeds voorafgaand aan deze procedure de curator geïnformeerd over de door haar gedane betalingen. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] op grond van andere rechtsgronden gelden verschuldigd was aan [F] en daarom bedragen aan [F] heeft betaald.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat zij geen huur aan [F] verschuldigd is, omdat zij geen huurgenot heeft gehad. Dat [gedaagde] de panden niet gedurende de hele huurovereenkomst heeft kunnen gebruiken, ligt in de risicosfeer van [gedaagde]. [gedaagde] heeft onvoldoende gesteld, dat het ontbreken van huurgenot aan [F] is toe te rekenen.
5.5.
De curator heeft buitengerechtelijke kosten gevorderd ad € 1.150,00 exclusief BTW. De buitengerechtelijke werkzaamheden van de curator zien op het innen van huur en gebruikersvergoeding. Omdat [gedaagde] de huur al had betaald, heeft de curator derhalve onnodig in dat kader kosten gemaakt. De rechtbank zal daarom deze kosten afwijzen.
5.6.
De rechtbank ziet aanleiding de proceskosten te compenseren.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
Ontbindt de beide huurovereenkomsten, zoals gesloten door [F] en [gedaagde] met betrekking het bedrijfspand aan de Deurningerstraat 17 te Oldenzaal en het bedrijfspand aan de Deurningerstraat 30 te Oldenzaal per 5 augustus 2014.
6.2.
Veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de curator van het restant van de overeengekomen verkoopprijs van de inventaris van de beide bedrijfspanden ad € 12.539,68.
6.3.
Veroordeelt [gedaagde] om te blijven betalen voor vergoeding voor het gebruik van de beide bedrijfspanden van € 1.250,00 per maand per pand over de periode vanaf
5 augustus 2014 totdat het gebruik van de beide bedrijfspanden is geëindigd.
6.4.
Compenseert de proceskosten.
6.5.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
6.6.
Wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is te Almelo gewezen door mr. Margadant, rechter, en is op 29 april 2015 in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken.