ECLI:NL:RBOVE:2015:2911

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 mei 2015
Publicatiedatum
18 juni 2015
Zaaknummer
C/08/160907 HA ZA 14-413
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Hangelbroek
  • A. van de Lustgraaf
  • J. van der Veer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en vernietiging van een vaststellingsovereenkomst wegens dwaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen Sandton Hotelmanagement International B.V. en Caase Services B.V. over een vaststellingsovereenkomst die was gesloten ter beëindiging van een dienstverleningsovereenkomst. Sandton vorderde schadevergoeding van Caase, stellende dat zij in dwaling verkeerde bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst, omdat Caase relevante informatie had verzwegen en onjuiste inlichtingen had verstrekt. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van dwaling. De rechtbank stelde vast dat de vaststellingsovereenkomst op 5 mei 2014 was ondertekend en dat partijen daarin finale kwijting waren overeengekomen. Sandton had niet voldoende onderbouwd dat Caase haar verplichtingen niet was nagekomen. De rechtbank verwierp het beroep op dwaling en wees de vorderingen van Sandton af. In reconventie werd het conservatoir beslag dat Sandton had gelegd opgeheven, en werd Sandton veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over het beslagbedrag. De proceskosten werden aan Sandton opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/160907 HA ZA 14-413
datum vonnis: 13 mei 2015
Vonnis van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidSANDTON HOTELMANAGEMENT INTERNATIONAL B.V.,
statutair gevestigd te Deventer, kantoorhoudende te Rheden,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
verder te noemen Sandton,
advocaat: mr. C.C.H. Wiekeraad te Kampen,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidCAASE SERVICES B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
verder te noemen Caase,
advocaat: mr. A.C. Huisman te Enschede.
In conventie en in reconventie:

1.Het procesverloop

1.1.
Ingevolge het tussenvonnis van 15 oktober 2014 heeft in deze zaak een comparitie van partijen plaatsgehad op 16 december 2014.
1.2.
Sandton heeft na comparitie geconcludeerd en daarbij haar eis gewijzigd. Zij heeft vijf producties overgelegd.
1.3.
Caase heeft bij antwoordconclusie, tevens akte houdende verzet tegen de eiswijziging, elf producties overgelegd en zich tegen de eiswijziging verzet.
1.4.
Nadat Sandton zich bij akte over de producties van Caase had uitgelaten, hebben partijen vonnis gevraagd. De datum van de uitspraak is daarbij vastgesteld op vandaag.

2.De vorderingen

2.1.
Sandton vordert in conventie na eisvermeerdering, zakelijk samengevat, veroordeling van Caase tot betaling van:
primaireen bedrag aan schadevergoeding van € 576.578,00,
subsidiairvoormeld bedrag na aftrek van een door de rechtbank te bepalen gedeelte daarvan, en
meer subsidiaireen door de rechtbank in goede justitie vast te stellen schadebedrag,
dan wel, ingeval de rechtbank van oordeel is dat finale kwijting ingevolge artikel 7 van de vaststellingsovereenkomst mocht zijn ingetreden, deze bepaling te vernietigen op grond van dwaling, met veroordeling van Caase tot betaling van:
primaireen bedrag aan schadevergoeding van € 576.578,00,
subsidiairvoormeld bedrag na aftrek van een door de rechtbank te bepalen gedeelte daarvan, en
meer subsidiaireen door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag,
dan wel, ingeval de rechtbank van oordeel is dat finale kwijting ingevolge artikel 7 van de vaststellingsovereenkomst mocht zijn ingetreden en het gedane beroep op vernietiging van dit artikel 7 wegens dwaling niet wordt aanvaard, met veroordeling van Caase tot betaling van:
primaireen bedrag aan schadevergoeding van € 85.350,00, en
subsidiaireen door de rechtbank in goede justitie vast te stellen schadebedrag,
een en ander vermeerderd met een bedrag terzake de conservatoire beslaglegging, door Sandton ten tijde van de dagvaarding begroot op € 2.000,00, en met de wettelijke rente over de toe te wijzen bedragen vanaf de datum van de dagvaarding dan wel vanaf een door de rechtbank te bepalen datum, en met veroordeling van Caase in de proceskosten.
2.2. Het verzet van Caase tegen de eiswijziging wordt verworpen. Caase heeft er weliswaar niet ten onrechte op gewezen dat de eiswijziging en de onderbouwing daarvan niet erg helder zijn geformuleerd, maar deze is daarmee nog niet, zoals Caase heeft gesteld, juridisch en taalkundig zo ontspoord dat de desbetreffende akte daarom als een obscuur libel buiten beschouwing moeten worden gelaten. Blijkens haar antwoordconclusie heeft ook Caase de strekking van de eiswijziging en de motivering daarvan goed begrepen.
2.3. Caase vordert in reconventie opheffing van het door Sandton gelegde conservatoir derdenbeslag onder de Stichting Derdengelden Daniels Huisman Advocaten, met veroordeling tot betaling van de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW van 30 juni 2014 tot de dag van volledige betaling, met veroordeling van Sandton in de proceskosten en de nakosten, met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW.

3.3. De feiten3.1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten, die door de ene partij zijn gesteld en door de andere niet of onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.

3.2.
Sandton is onderdeel van Sandton Hotels, een Nederlandse hotelketen met hotels in binnen- en buitenland. Caase is een ICT-bedrijf. Tussen partijen gold een ‘dienstverleningsovereenkomst’ van 15 september 2010. Tussen partijen zijn tevens van kracht de door Caase gehanteerde algemene voorwaarden.
3.3. Op enig moment verliep de samenwerking tussen partijen niet goed meer. Tussen hen ontstonden enerzijds geschillen over rekeningen van Caase, die Sandton niet of veel te laat betaalde, en anderzijds ontevredenheid van Sandton over de dienstverlening door Caase.
3.4.
Ter beëindiging van die geschillen hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten. Sandton heeft deze ondertekend op 5 mei 2014. Caase had dat al eerder gedaan. Daarbij zijn partijen (zakelijk samengevat) overeengekomen dat:
- alle tussen hen bestaande overeenkomsten zouden eindigen per 1 juni 2014,
- Sandton de openstaande facturen van Caase integraal zou voldoen door betaling van:
€ 80.000,- uiterlijk op 15 april 2014,
€ 85.000,- uiterlijk op 30 april 2014 en
€ 62.739,45 uiterlijk op 30 mei 2014,
- Caase na betaling van de tweede termijn de inlogcodes van de ICT-systemen van Sandton ter beschikking zou stellen van de door Sandton gekozen andere ICT-partner,
- Caase na, dan wel gelijktijdig met, de betaling van de derde betalingstermijn de hardware (de fysieke machines) zou overdragen,
- Caase tot uiterlijk 1 juni 2014 haar dienstverlening aan Sandton conform de eerder tussen partijen gesloten overeenkomsten zou voortzetten, en dat
- partijen na volledige en correcte uitvoering van de vaststellingsovereenkomst elkaar over en weer volledige en finale kwijting zouden verlenen en zouden verklaren dat zij over en weer, uit welken hoofde dan ook, niets meer van elkaar te vorderen hadden.
3.5.
Partijen zijn later overeengekomen dat Sandton de laatste deelbetaling op 23 mei 2014 zou storten op de derdengeldenrekening van de advocaat van Caase, en dat die storting pas na uitvoering van de afwikkelingswerkzaamheden door Caase aan Caase zou worden doorgestort.
3.6.
Sandton heeft de derde betalingstermijn op 23 mei 2014 naar de derdengeldenrekening overgemaakt. Op 27 mei 2014 heeft Sandton op het door haar overgemaakte bedrag conservatoir beslag gelegd onder de Stichting Derdengelden Daniels Huisman Advocaten.
4. Het standpunt van Sandton4.1. De vordering in conventie strekt tot vergoeding van schade, die Sandton stelt te hebben geleden doordat Caase haar verplichtingen uit de dienstverleningsovereenkomst niet is nagekomen, zowel in de periode vóór de vaststellingsovereenkomst als daarna.
4.2.
Sandton heeft dit standpunt feitelijk onderbouwd als volgt. Zij heeft op advies van Caase gekozen voor de invoering van een bepaald ICT-concept, waarbij een ICT-platform zou worden opgezet in de “cloud”, zodanig dat geen lokale serversystemen meer nodig zouden zijn. Zowel gedurende als na afloop van dit traject is Sandton gestuit op voor haar hoteloperaties zeer nadelige en nagenoeg onoverkomelijke problemen. Voortdurend werden de hoteloperaties geconfronteerd met storingen in de nieuw opgezette ICT-omgeving.
4.3.
Voor zulke problemen legde Caase de schuld vaak bij Sandton zelf, en reageerde niet adequaat, waardoor hoteloperaties soms uren volledig stil kwamen te liggen. Dit leidde tot nadeel voor gasten, die daarvoor financiële compensatie verlangden, tot terugboekingen en tot negatieve beoordelingen en reviews, met aanzienlijke nadelige effecten, omdat hotelboekingen tegenwoordig in belangrijke mate geschieden op basis van raadpleging op internet van reviews van eerdere bezoekers.
4.4.
Caase bleek Sandton geheel in haar greep te hebben, omdat alleen Caase beschikte over alle inloggegevens om de cloud-omgeving te kunnen benaderen. Caase kon aldus dringend noodzakelijke serviceverlening onmiddellijk stilleggen. Caase heeft dat ook herhaaldelijk gedaan, waarbij zij zich telkens beriep daartoe gerechtigd te zijn omdat Sandton de rekeningen van Caase niet of te laat betaalde.
4.5.
Op een gegeven moment heeft Sandton een beroep gedaan op een (andere) externe ICT-adviseur, ‘Flight Illusion’. Deze concludeerde dat het door Caase gebouwde systeem op zichzelf wel een mooie oplossing was, maar niet goed paste bij de behoefte en bij de reeds aanwezige faciliteiten van Sandton.
4.6.
Op advies van Flight Illusion heeft Sandton de conclusie getrokken dat voor Caase en Sandton geen gezamenlijke toekomst meer denkbaar was, omdat het nodige onderlinge vertrouwen was verdwenen. Ook op advies van Flight Illusion heeft Sandton contact gelegd met ’S-Bit’, een ICT-partij die is toegerust om de ICT-behoeften van Sandton adequaat te ondersteunen, onder meer omdat ’S-Bit’ al jaren werkzaam is voor verschillende hotelketens.
4.7.
Dit heeft ertoe geleid dat partijen tot een voortijdige beëindiging van hun dienstverleningsovereenkomst zijn gekomen, met overgang van Sandtons gehele ICT-omgeving van Caase naar S-Bit. Dit is geschied, na een intensief onderhandelingstraject, door middel van de vaststellingsovereenkomst, waarbij onder meer Sandton afstand heeft gedaan van eventueel verhaal van alle door haar door toedoen van Caase geleden schade.
4.8.
In de vaststellingsovereenkomst staat onder meer, dat Caase tot en met 31 mei 2014 haar dienstverlening volledig en naar behoren zou voortzetten, en dat Caase tijdige en volledige medewerking zou verlenen aan overdracht van alle inlogcodes e.d., overeenkomstig een aan de vaststellingsovereenkomst gehecht overdrachtsdocument.
4.9.
Partijen raakten vervolgens in discussie over de exacte invulling van die bijlage, en over de met de overgangswerkzaamheden gemoeide kosten, alsmede over de betaling door Sandton van de overeengekomen betalingstermijnen. Caase gaf daarbij aan dat zij op 25 mei 2014 geen medewerking meer zou verlenen aan afgifte van de hardware als zij niet eerst van haar advocaat een bevestiging zou ontvangen dat de laatste deelbetaling was bijgeschreven op de derdengeldenrekening. Sandton heeft daarop bedongen dat deze betaling niet eerder dan na 30 mei om 17.00 uur zou mogen worden doorgestort aan Caase.
4.10.
Daar kwam nog bij dat Caase niet na de tweede deelbetaling was overgegaan tot het beschikbaar stellen van de benodigde gegevens aan S-Bit. Dit heeft pas geduurd tot ongeveer 8 mei. De tijdige migratie, die was voorzien tegen 31 mei 2014, kwam daardoor in gevaar.
4.11.
Daar kwam nog bij dat Sandton ten tijde van de overdracht van de hardware op zondag 25 mei 2014 ernstige tekortkomingen ontdekte in het gehele door Caase aangelegde en ingerichte systeem. Sandton was door Caase in de waan gebracht dat dit systeem was opgezet in de “cloud”, en dat daarom geen lokale server-omgevingen werden gebruikt, terwijl in werkelijkheid sommige lokale servers nog steeds in gebruik bleken te zijn en zelfs strikt noodzakelijk waren om de ICT-omgeving van Sandton overeind te houden.
4.12.
Ook bleek dat Caase het Office 365-pakket, waarvoor Sandton wel aan Caase had betaald, nooit aan Sandton heeft geleverd. Ook bleken de aangeschafte data-lijnen veel te duur waren aangeschaft, en bleek dat bepaalde elementen uit het “projectdocument”, op basis waarvan de ICT-omgeving van Sandton was ingericht, niet daadwerkelijk waren ingevuld.
4.13.
Uit een en ander blijkt dat Caase geenszins volledige en correcte uitvoering heeft gegeven aan haar verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst. Daaruit is ook schade ontstaan: alleen al op 9 en 10 mei 2014 was sprake van zeer ernstige storingen in alle hotels.
4.14.
Uit deze feiten blijkt ook dat Sandton ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst in dwaling verkeerde. Als zij toen had geweten in welke slechte staat haar ICT-systeem verkeerde, had zij de vaststellingsovereenkomst niet gesloten, althans niet op dezelfde conditie. Die dwaling is toe te rekenen aan Caase.
4.15.
Sandton heeft de door haar gestelde schade gespecificeerd door verwijzing naar een bij conclusie na comparitie als productie 11 overgelegde opstelling van schadeposten ad in totaal € 576.587,00 in hoofdsom.

5.5. Het standpunt van Caase5.1. Caase betwist dat zij haar verplichtingen uit de dienstverleningsovereenkomst zowel als de vaststellingsovereenkomst onjuist en/of onvolledig is nagekomen. Voor toewijzing van enige schadevergoeding (in conventie) bestaat daarom geen rechtsgrond.

5.2.
Sandton heeft niet duidelijk gesteld welke tekortkomingen zij aan Caase verwijt. Van een gebrekkige prestatie zijdens Caase is geen sprake. Sandton heeft ook niet tijdig over tekortkomingen geklaagd. Sandton heeft haar schadevorderingen niet behoorlijk met concrete feiten onderbouwd en aldus niet voldaan aan haar stelplicht. De door Sandton gepretendeerde schade heeft zij niet, althans verregaand onvoldoende gespecificeerd en onderbouwd.
5.3.
Caase hanteerde in de relatie met Sandton een betalingstermijn van 60 dagen, hoewel zij gewoonlijk een betalingstermijn van 30 dagen hanteert. Desondanks betaalde Sandton regelmatig de rekeningen van Caase niet. Daarom heeft Caase meer druk gelegd op de incasso van openstaande bedragen. De relatie tussen partijen is vervolgens in een impasse geraakt, waardoor voortgezette samenwerking niet langer mogelijk bleek.
5.4.
Caase heeft Sandton niet laten betalen voor niet geleverde faciliteiten en software. Mocht sprake zijn van gebrekkig presteren in de periode vóór de vaststellingsovereenkomst, dan heeft Sandton daarover niet tijdig geklaagd in de zin van artikel 6:89 BW.
5.5.
Klachten over aan de vaststellingsovereenkomst voorafgaande periode kunnen in dit geding niet meer aan de orde worden gesteld. De overeengekomen finale kwijting belet dat discussies met betrekking tot de daaraan voorafgegane periode worden heropend.
5.6.
Volledigheidshalve betwist Caase de stelling van Sandton, dat de aanwezigheid van lokale servers op enkele plekken in strijd is met daarover door partijen gemaakte afspraken. De oude ICT-omgeving van Sandton moest in fasen worden omgezet naar de beoogde nieuwe omgeving. Sommige oude servers waren nog niet aan de beurt gekomen. Vertraging van dat migratietraject werd mede veroorzaakt doordat Sandton te laat betaalde.
5.7.
Ook de invoering van Office 365 was een onderdeel van dat migratietraject. Invoering van Office 365 was nog niet aan de orde gekomen. Het betalingsgedrag van Sandton speelde ook hier een rol. Caase heeft aan Sandton geen rekening gestuurd voor Office 365. Caase is niet aansprakelijk voor de kosten van door Sandton aangeschafte ‘datalijnen voor hosting’.
5.8. Sandton heeft een verouderde WIFI-dekking. De laatste jaren is het gebruik van WIFI explosief gestegen. Caase heeft een projectplan geschreven om de WIFI-dekking te verbeteren, maar Sandton heeft besloten om de problemen ad-hoc op te lossen en niet projectmatig. Juist met het oog op deze discussie hebben partijen de vaststellingsovereenkomst gesloten.
5.9.
Sandton heeft de uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst verschuldigde tweede betalingstermijn niet op tijd betaald. Ten onrechte beroept Sandton zich op een computerstoring bij de Rabobank; die storing deed zich voor op 1 mei 2014, en Sandton had toen al betaald moeten hebben. Daarom heeft Caase haar verplichting tot het verschaffen van de codes op 1 mei 2014 opgeschort. De betaling werd ontvangen op 8 mei 2014, waarop Caase de inlogcodes zonder vertraging heeft verstrekt.
5.10.
Partijen zijn vervolgens overeengekomen dat de derde termijn op de derdengeldenrekening van de advocaat van Caase zou worden gestort op 23 mei 2014. Nadat dit was geschied heeft Caase op 25 mei de hardware overgedragen aan S-Bit. Op dat moment had Caase correct voldaan aan al haar verplichtingen. Op 27 mei 2014 heeft Sandton op de gestorte derde betalingstermijn conservatoir beslag gelegd.
5.11.
Sandton stelt zich in haar conclusie na comparitie op de volgende standpunten dat
(a) Caase geen beroep kan doen op de finale kwijting in de vaststellingsovereenkomst, omdat die clausule tot stand is gekomen onder invloed van dwaling, en
(b) Caase niet aan haar verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst heeft voldaan.
5.12.
Van dwaling kan echter geen sprake zijn. Partijen bij een vaststellingsovereenkomst kunnen in beginsel geen beroep doen op dwaling terzake van hetgeen waarover juist werd getwist of onzekerheid bestond en waaraan zij in de vaststellingsovereenkomst een einde hebben gemaakt.
5.13.
Aangezien Sandton in de considerans van die overeenkomst heeft laten opnemen dat zij van mening is dat zij sinds de zomer van 2013 regelmatig is geconfronteerd met een (in haar ogen) tekortschietende performance van Caase, als gevolg waarvan zij, Sandton, omvangrijke schade heeft geleden, kan zij diezelfde omstandigheid nu niet aanvoeren ter onderbouwing van haar dwalingsverweer.
5.14.
Caase is haar verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst volledig en correct nagekomen, en Sandton is op de voorgenomen en overeengekomen datum van 1 juni 2014 overgegaan naar haar nieuwe ICT-partner S-Bit.
5.15.
Sandton stelt dat Caase nalatig is geweest in de voortzetting van de dienstverlening tot en met 31 mei 2014, maar zij noemt geen concrete tekortkoming van Caase in die periode. Zij heeft gesteld dat zich in al haar hotels op 9 en 10 mei 2014 zeer ernstige storingen voordeden, maar daarbij niet concreet aangegeven om welke storingen het ging en wat de oorzaak daarvan is geweest en waarom die moeten worden toegerekend aan Caase.
5.16.
Caase is niet verantwoordelijk voor door Sandton in de nacht van op 9 en 10 mei 2014 ondervonden problemen. Op die data heeft zich bij enkele Sandton hotels een storing voorgedaan. Enkele medewerkers van Sandton konden niet inloggen, doordat extreem zwaar dataverkeer de beschikbare capaciteit overbelastte. Dit had te maken met problemen met de internetverbinding. Caase was voor die verbindingen niet verantwoordelijk.
5.17.
Sandton heeft toen de helpdesk van Caase gebeld. De dienstdoende helpdeskmedewerker van Caase heeft de telefoon niet gehoord en daardoor de oproep van Sandton gemist. De oproep is in de vroege ochtend van 10 mei opgemerkt en de storing is toen verholpen.
5.18.
Caase heeft aan ([T] van) Flight Illusion inderdaad, zoals Sandton heeft aangevoerd, meer dan eens de ‘admin’-rechten ontnomen. Dat gebeurde geruime tijd voor de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst. [T] had die rechten gekregen van Sandton, zonder Caase daarvan in kennis te stellen. Geen enkele ICT-partner, en Caase dus ook niet, accepteert dat diens verantwoordelijkheid voor het juist functioneren van een ICT-omgeving kan worden doorkruist door een derde.
5.19.
Sandton diende de tweede deelbetaling te doen uiterlijk op 30 april 2014. Zij deed dat echter pas op 2 mei 2014. Op 5 mei 2014 ondertekende Sandton de vaststellingsovereenkomst. Op 8 mei heeft Caase alle inloggegevens verstrekt. Op dezelfde dag is de goede ontvangst daarvan bevestigd. Van aan Caase toe te rekenen vertraging was dus geen sprake.
5.20.
Het verstrekken van documentatie was geen onderdeel van de vaststellingsovereenkomst. De door Sandton bedoelde documentatie had betrekking op een projectofferte van 15 november 2012. Caase heeft die documentatie niet aan Sandton in rekening gebracht. Caase heeft ook geen licentiebeheer voor Sandton verricht. Zij had daartoe geen opdracht en heeft dit ook niet in rekening gebracht.
5.21.
In productie 11 bij de dagvaarding gespecificeerde schadeposten, zoals uren voor ‘externe ondersteuning’ en ‘improductiviteit’ van medewerkers van Sandton, en/of kosten van annuleringen, omboekingen en compensaties en juridische kosten, zijn niet toewijsbaar, omdat zij niet concreet en specifiek zijn onderbouwd.
5.22. Voor zover Sandton aanspraak maakt op vergoeding van schade als gevolg van bedrijfsstagnatie is dat bovendien niet toewijsbaar omdat Caase ingevolge artikel 12.3 van haar algemene voorwaarden (‘module algemeen’) voor zulke schade niet aansprakelijk is.
5.23.
In reconventie vordert Caase opheffing van het op de laatste deelbetaling gelegde beslag, en dat Sandton wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over die hoofdsom over de periode van de beslaglegging tot de opheffing van dat beslag.

6.6. De beoordeling6.1. Sandton heeft de vaststellingsovereenkomst ondertekend op 5 mei 2014. Caase had dat al eerder gedaan. De overeenkomst is dus op 5 mei 2014 van kracht geworden.

6.2.
Artikel 7 van die vaststellingsovereenkomst houdt zakelijk in dat partijen na volledige en correcte uitvoering van de vaststellingsovereenkomst elkaar over en weer volledige en finale kwijting verlenen en verklaren dat zij over en weer, uit welken hoofde dan ook, niets meer van elkaar te vorderen hebben.
6.3.
Ingevolge deze bepaling kan Caase niet worden verplicht tot betaling van enige schadevergoeding aan Sandton, tenzij Sandton terecht de vernietigbaarheid van dat artikel heeft ingeroepen op grond, dat het contract tot stand is gekomen onder invloed van dwaling, en/of omdat moet worden geoordeeld dat Caase de vaststellingsovereenkomst niet volledig en/of niet correct heeft uitgevoerd.
6.4.
Voor de vaststellingsovereenkomst geldt het uitgangspunt dat onder omstandigheden de dwalende partij met succes een beroep kan doen op vernietiging van de vaststellingsovereenkomst op grond van dwaling, indien de wederpartij valt te verwijten dat deze voor het sluiten van de vaststellingsovereenkomst ten onrechte relevante informatie voor zich heeft gehouden, of indien de wederpartij onjuiste inlichtingen heeft verstrekt. Vereist is dat het gaat om een inlichting of verzwijging die dusdanig relevant is dat deze de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst heeft bewerkstelligd.
6.5.
In dit geval is de vaststellingsovereenkomst kennelijk aangegaan ter beëindiging van de discussie tussen partijen over eventuele tekortkomingen van Caase. Sandton grondt haar beroep op dwaling nu op de omstandigheid dat zij na de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst en ten tijde van de overdracht van de hardware op zondag 25 mei 2014 nog meer ernstige tekortkomingen in het gehele door Caase ingerichte systeem heeft ontdekt als volgt.
6.6.
Sandton was door Caase in de waan gebracht dat dit systeem was opgezet in de “cloud”, en dat daarom geen lokale server-omgevingen werden gebruikt, terwijl in werkelijkheid sommige lokale servers nog steeds in gebruik bleken te zijn en zelfs strikt noodzakelijk waren om de ICT-omgeving van Sandton overeind te houden. Ook bleek dat Caase het Office 365-pakket, waarvoor Sandton wel aan Caase had betaald, nooit aan Sandton heeft geleverd. Ook bleken de aangeschafte data-lijnen veel te duur waren aangeschaft, en bleek dat bepaalde elementen uit het “projectdocument”, op basis waarvan de ICT-omgeving van Sandton was ingericht, niet daadwerkelijk waren ingevuld.
6.7.
Caase heeft deze feiten, die Sandton stelt te hebben ontdekt na de vaststellingsovereenkomst en die zij aanmerkt als tekortkoningen van Caase, gemotiveerd betwist: de uitfasering van de servers en de uitvoering bepaalde gedeelten uit het ‘projectdocument’ waren, mede als gevolg van wanbetaling door Sandton, nog niet gerealiseerd, Caase heeft aan Sandton nooit Office 365 in rekening gebracht en Caase was ook niet verantwoordelijk voor de aanschaf van datalijnen.
6.8.
De rechtbank kan uit deze discussie, waarin Caase die tekortkomingen gemotiveerd heeft betwist en Sandton die betwisting vervolgens niet heeft weerlegd, niet concluderen dat Caase in de onderhandelingen over de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomsten zodanig zwaarwegende relevante feiten voor Sandton heeft verzwegen, dat Sandton de vaststellingsovereenkomst niet of op geheel andere condities zou zijn aangegaan als zij van die feiten op de hoogte was geweest.
6.9. Ook overigens ziet de rechtbank in de door Sandton gestelde feiten geen gronden voor een geslaagd beroep op dwaling. Sandton heeft zelf gesteld dat de in het kader van die onderhandelingen tot stand gekomen tekst van artikel 7 van de vaststellingsovereenkomst op zichzelf duidelijk is en niet gemakkelijk vatbaar voor misverstand. De inhoud en strekking van de geformuleerde finale kwijting beantwoorden ook aan hetgeen in situaties als de onderhavige gebruikelijk is.
6.10.
Het overeenkomen van een finale kwijting over en weer in een vaststellingsovereenkomst ligt in het algemeen voor de hand, omdat zo’n contract meestal juist tot doel heeft om ontstane geschillen definitief te beëindigen. Daarmee valt niet gemakkelijk te verenigen dat partijen na de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst alsnog over en weer rechtsvorderingen kunnen instellen met betrekking tot in die overeenkomst geregelde onderwerpen, en daarom wordt die mogelijkheid doorgaans uitgesloten door middel van een finale kwijting als de onderhavige.
6.11.
Sandton heeft ook niet concreet onderbouwd welke andere redelijke uitleg volgens haar aan het beding kan en moet worden gegeven. Evenmin heeft zij met concrete feiten gestaafd dat de dwaling, onder invloed waarvan volgens haar artikel 7 van de vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen, beantwoordt aan een of meer van de in artikel 6:228 lid in onder a, b en c BW bedoelde gevallen.
6.12. Op grond van de voorgaande overwegingen komt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep op dwaling moet worden verworpen. Dat betekent dat verwijten van Sandton aan Caase, die betrekking hebben op de aan de vaststellingsovereenkomst voorafgaande periode in dit geding geen rol kunnen spelen en daarom verder onbesproken blijven.
6.13.
Vervolgens moet worden beoordeeld of en zo ja, op welke punten Caase niet heeft voldaan aan de voor haar uit de vaststellingsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. Die verplichtingen hielden zakelijk het volgende in:
- Caase moest na betaling van de tweede termijn de inlogcodes van de ICT-systemen van Sandton ter beschikking stellen van de door Sandton gekozen andere ICT-partner,
- Caase moest na, dan wel gelijktijdig met, de betaling van de derde betalingstermijn de hardware (de fysieke machines) overdragen, en
- Caase diende tot uiterlijk 1 juni 2014 haar dienstverlening aan Sandton conform de eerder tussen partijen gesloten overeenkomsten voort te zetten.
6.14.
Volgens Sandton heeft Caase aan die verplichtingen niet volledig en correct voldaan, omdat Caase:
a. aan Flight Illusion meer dan eens de ‘admin’-rechten van de ICT-omgeving van Sandton heeft ontnomen, waardoor het onderzoek en de inventarisatie van die omgeving door Flight Illusion werd belemmerd of belet,
b. niet direct na de tweede deelbetaling de inloggegevens hebben overgedragen,
c. ten onrechte kosten in rekening heeft gebracht voor het ter beschikking stellen van licentiegegevens, en
d. tijdens de migratieperiode onvoldoende support heeft verleend.
6.15.
Caase heeft die verwijten zakelijk betwist als volgt:
Ad a. Caase heeft aan Flight Illusion inderdaad meer dan eens de ‘admin’-rechten ontnomen. Dat gebeurde geruime tijd voor de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst.
Ad b. Sandton diende de tweede deelbetaling te doen uiterlijk op 30 april 2014. Zij deed dat echter pas op 2 mei 2014. Op 5 mei 2014 ondertekende Sandton de vaststellingsovereenkomst. Op 8 mei heeft Caase alle inloggegevens verstrekt. Op dezelfde dag is de ontvangst bevestigd. Van aan Caase toe te wijten vertraging was dus geen sprake.
Ad c. Het verstrekken van documentatie was geen onderdeel van de vaststellingsovereenkomst. Deze documentatie had betrekking op een projectofferte van 15 november 2012. Caase heeft die documentatie niet aan Sandton in rekening gebracht.
Ad d. In de nacht van 9 op 10 mei 2014 heeft de dienstdoende helpdeskmedewerker van Caase de telefoon niet gehoord en daardoor de oproep van Sandton gemist. De oproep is in de vroege ochtend van 10 mei opgemerkt en de storing is toen verholpen.
6.16.
De rechtbank beoordeelt deze geschilpunten als volgt. Er is niet gesteld of gebleken dat Caase na de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst aan Sandton bepaalde ‘admin’-rechten heeft ontnomen. Deze klacht van Sandton treft dus geen doel.
6.17.
Sandton diende de tweede deelbetaling te doen uiterlijk op 30 april 2014. Zij deed dat op 2 mei 2014. Op 5 mei 2014 ondertekende Sandton de vaststellingsovereenkomst. Op
8 mei 2014 heeft Caase de inloggegevens verstrekt. Op dezelfde dag is de goede ontvangst daarvan bevestigd. De rechtbank is het, gezien dit tijdsverloop, met Caase eens dat hier geen sprake is van verwijtbare vertraging.
6.18.
Caase heeft onbetwist gesteld dat het verstrekken van documentatie geen onderdeel was van de vaststellingsovereenkomst. Dit verwijt van Sandton wordt daarom gepasseerd.
6.19.
Sandton heeft niet betwist dat het door haar bedoelde tekortschieten van Caase in het bieden van voldoende support hierin bestond, dat de dienstdoende helpdeskmedewerker van Caase in de nacht van 9 op 10 mei 2014 de telefoon niet heeft gehoord en daardoor de nachtelijke oproep van Sandton gemist.
6.20.
De rechtbank oordeelt dat, nu niet is gebleken dat het ontstaan van die storing aan Caase te verwijten viel en deze ondanks het op zichzelf betreurenswaardige verzuim van de helpdeskmedewerker kennelijk binnen enkele uren werd verholpen, onvoldoende rechtvaardiging bestaat voor de door Sandton getrokken conclusie dat Caase tijdens de migratieperiode onvoldoende support heeft verleend.
6.21.
Uit het voorgaande volgt dat Caase niet ten onrechte een beroep heeft gedaan op de finale kwijting, zoals overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst. Daaruit volgt dat in conventie alle door Sandton tegen Caase gerichte vorderingen tot betaling van schadevergoeding moeten worden afgewezen.
6.22.
De eis in reconventie tot opheffing van het conservatoir beslag op de derde deelbetaling is toewijsbaar. De rechtbank zal het beslag zelf opheffen. Het beslagen bedrag komt toe aan Caase. Sandton dient daarnaast te worden veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente daarover van de datum, waarop het beslag werd gelegd, tot vandaag.
6.23.
Omdat Sandton zowel in conventie als in reconventie in het ongelijk wordt gesteld dient zij te worden belast met de proceskosten in beide instanties.

7.7. De beslissing

De rechtbank:
In conventie:
I. Wijst de vorderingen af.
II. Veroordeelt Sandton in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Caase tot deze uitspraak begroot op € 3.864,- voor verschotten (griffierecht) en op € 7.740,- voor salaris van haar advocaat (drie punten, Tarief VII).
III. Verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
In reconventie:
IV. Heft op het door Sandton ten laste van Caase gelegde conservatoir derdenbeslag onder de Stichting Derdengelden Daniels Huisman Advocaten.
V. Veroordeelt Sandton tot betaling van de wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a BW over het onder beslag gelegde bedrag over de periode van 30 juni 2014 tot heden.
VI. Veroordeelt van Sandton in de proceskosten, aan de zijde van Caase tot deze uitspraak begroot op nihil voor verschotten en op € 678,- voor salaris van haar advocaat
(1½ punt, Tarief II), en in de nakosten, berekend op € 131,- zonder betekening, en verhoogd met € 68,- in geval van betekening,met de wettelijke rente over deze bedragen op grond van artikel 6:119 BW.
VII. Verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
VIII. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mrs. Hangelbroek, Van de Lustgraaf en Van der Veer, en op woensdag 13 mei 2015 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.