In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 3 juni 2015, gaat het om een civiele vordering tussen twee broers, [X] en [Y], die betrokken zijn bij een landbouwmaatschap. [X] vordert van [Y] een schadevergoeding van € 65.554,18, subsidiair € 25.000,00, wegens het niet betalen van een bijdrage in de kosten van huisvesting en andere uitgaven die [X] heeft gemaakt. De rechtbank oordeelt dat voor het aannemen van rechtsverwerking niet alleen tijdsverloop of stilzitten voldoende is, maar dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn die het gerechtvaardigd vertrouwen wekken dat de aanspraak niet meer geldend zal worden gemaakt. De rechtbank concludeert dat [Y] er op mocht vertrouwen dat hij geen vergoeding voor de kosten van huisvesting hoefde te betalen, omdat er geen concrete afspraken zijn gemaakt over een bijdrage. De vordering van [X] wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft ook overwogen dat [Y] jarenlang administratieve werkzaamheden heeft verricht en zorg heeft gedragen voor hun ouders, wat meeweegt in de beslissing.