ECLI:NL:RBOVE:2015:2950

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juni 2015
Publicatiedatum
22 juni 2015
Zaaknummer
C/08/171890 / KG ZA 15-178
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot opheffing executoriaal beslag op grond van ten onrechte gevorderde executiekosten als buitengerechtelijke kosten

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft de rechtbank Overijssel op 18 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee voormalige echtgenoten. De man, eiser in conventie, heeft de rechtbank verzocht om het executoriaal beslag dat door de vrouw, gedaagde in conventie, onder zijn werkgever was gelegd, op te heffen. De man stelt dat hij niet over eigen vermogen beschikt en de vordering van de vrouw niet ineens kan betalen. Hij betoogt dat de vrouw misbruik maakt van haar executiebevoegdheid en dat het beslag hem in een noodsituatie brengt. De vrouw, eiseres in reconventie, vordert op haar beurt betaling van buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente over een bedrag dat de man haar verschuldigd is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het vonnis van 24 december 2014, waaruit de vordering van de vrouw voortvloeit, niet op een juridische of feitelijke misslag berust. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw recht heeft op executie van dit vonnis en dat de man onvoldoende feiten heeft aangedragen die zouden wijzen op een noodsituatie die het beslag onrechtmatig zou maken. De rechtbank concludeert dat de belangen van de vrouw bij het kunnen uitoefenen van haar executiebevoegdheid zwaarder wegen dan de belangen van de man bij het opheffen van het beslag.

In reconventie heeft de vrouw ook vorderingen ingesteld voor buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. De rechtbank oordeelt dat de vrouw geen recht heeft op vergoeding van buitengerechtelijke kosten, aangezien deze kosten voortvloeien uit de executie van het vonnis. De rechtbank wijst de vorderingen van de man en de vrouw af en compenseert de proceskosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen in executiegeschillen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/171890 / KG ZA 15-178
Vonnis in kort geding van 18 juni 2015
in de zaak van
[X],
wonende te [woonplaats 1],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. F.J.D. van Asma te Deventer,
tegen
[Y],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J. van Schendel te Enschede.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de producties 1 t/m 7 van de vrouw
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de man
  • de pleitnota van de vrouw
  • de eis in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis van deze rechtbank 24 december 2014 met het zaaknummer C/08/137401 HA ZA 13-144, gewijzigd bij herstelvonnis van 21 januari 2015, heeft de rechtbank in de dictumonderdelen 4 en 5 beslist:
‘4. Bepaalt dat de vrouw de hypothecaire geldleningen verbonden aan de woning aan [adres] te [plaats] bij ING met nummer [xxxx] en [yyyy] dient over te nemen en als eigen schuld dient te voldoen, en dat zij zich ervoor dient in te spannen dat de man wordt ontslagen uit zijn hoofdelijke verbondenheid voor deze geldlening.
5. Veroordeelt de man voorwaardelijk tot betaling aan de vrouw wegens haar onderbedeling tot een bedrag van € 45.500,00 te verminderen met € 5.600,00 + PM, onder de voorwaarde dat de vrouw de hypothecaire geldleningen heeft afgelost.’
2.2.
Tegen het vonnis van 24 december 2014 is geen rechtsmiddel ingesteld, zodat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
2.3.
De vrouw heeft met gelden, verkregen uit een lening/schenking van haar ouders, de hypothecaire schulden afgelost.
2.4.
Bij brief van 30 maart 2015 heeft de vrouw de man gesommeerd om op basis van het vonnis van 24 december 2014 een bedrag van € 47.568,83 binnen veertien dagen op de bankrekening van de vrouw over te maken.
2.5.
De man heeft de vrouw bij brief van 2 april 2015 te kennen gegeven niet over eigen vermogen te beschikken en derhalve de vordering niet ineens te kunnen betalen. Hij heeft vervolgens tevergeefs geprobeerd bij verschillende banken een lening dan wel hypotheek te verkrijgen teneinde de vordering van de vrouw te kunnen voldoen.
2.6.
Op 23 april 2015 heeft de vrouw gedaagde de grosse van het vonnis van
24 december 2014 betekend.
2.7.
De vrouw is niet ingegaan op een aanbod van de man om een betalingsregeling te treffen.
2.8.
Op 12 mei 2015 heeft de vrouw onder de werkgever van de man, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Twence B.V., gevestigd te Hengelo, ten laste van de man executoriaal (derden)beslag laten leggen op alle gelden, goederen en/of geldswaarden die deze derdenbeslagene op basis van een bestaande rechtsverhouding met de man onder zich heeft en/of zal verkrijgen en/of aan de man verschuldigd is of zal worden.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad dat het ten laste van de man onder zijn werkgever gelegde executoriaal derdenbeslag wordt opgeheven en de vrouw op straffe van verbeurte van een dwangsom te verbieden om de executie van het vonnis van deze rechtbank van 24 december 2014 voort te zetten totdat tussen partijen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid overeenstemming over de betalingscondities van de vordering van onderbedeling is bereikt. Voorts vordert de man de vrouw te veroordelen in de kosten van het geding, de nakosten daaronder begrepen, bij niet tijdige betaling te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.2.
De man stelt daartoe dat hij niet over eigen vermogen beschikt en dat hij de vordering niet ineens kan betalen. Tot op heden is het niet gelukt geld te lenen, enerzijds vanwege het gelegde beslag, anderzijds omdat schulden die de man gezamenlijk met zijn huidige echtgenote heeft, ertoe leiden dat zijn kredietaanvragen worden afgewezen. De man is van mening dat, nu zij voormalige echtelieden zijn, de redelijkheid en billijkheid zich ertegen verzetten dat de vrouw na aflossing van de hypothecaire schuld haar onderbedelingsvordering in zijn geheel bij de man opeist. De man is van mening dat het executoriale derdenbeslag dat de vrouw onder de werkgever van de man heeft laten leggen, vexatoir is en dat zij misbruik van het beslagrecht maakt. Het beslag schiet zijn doel voorbij. Het doel van het beslag zou moeten zijn het te gelde maken van de vordering uit de opbrengst van het beslag. De man was echter reeds bereid om de vordering te voldoen en heeft de vrouw daartoe een betalingsvoorstel gedaan. Nu de man tot nu toe al zijn afspraken jegens de vrouw is nagekomen, heeft de vrouw in zijn ogen geen reden om te betwijfelen dat de man zich aan de afspraken zal houden. Het beslag heeft voor de man grote gevolgen, zowel financieel als persoonlijk. Mede door het beslag is hij door zijn werkgever op non-actief gesteld. De man stelt dat als de executie wordt doorgezet een WSNP-verzoek onafwendbaar is.
3.3.
De vrouw voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De vrouw vordert samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de man te veroordelen tot betaling van haar buitengerechtelijke kosten, de wettelijke rente over € 47.307,02 vanaf 14 april 2015 tot aan de dag van volledige betaling, althans een in de ogen van de voorzieningenrechter redelijke veroordeling, alsmede hem te veroordelen in de kosten van de procedure, de nakosten daaronder begrepen en te bepalen dat de man bij niet tijdige betaling van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten, daarover wettelijke rente verschuldigd is tot de dag van volledige betaling.
4.2.
De vrouw stelt daartoe dat haar vordering op de man opeisbaar is en dat de man vanaf 14 april 2015 in verzuim is. De vrouw moet hoge kosten maken voor het incasseren voor haar vordering en heeft zich derhalve genoodzaakt gezien een incasso-kortgeding te entameren.
4.3.
De man voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

In conventie en reconventie

5.1.
Gelet op de samenhang van de procedure in conventie met die in reconventie zullen de geschillen gezamenlijk worden behandeld.
5.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk geworden dat zowel de man als de vrouw een spoedeisend belang hebben bij de gevorderde voorzieningen.
In conventie
5.3.
Het geschil tussen partijen is een executiegeschil. In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter een executoriaal beslag slechts opheffen of de tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant – mede gelet op de belangen die aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad – geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging, zodat de executant, indien hij toch gebruik maakt van die bevoegdheid onrechtmatig handelt jegens de geëxecuteerde, dan wel misbruik maakt van recht. Hiervan kan onder meer sprake zijn indien de te executeren rechterlijke beslissing op een juridische of feitelijke misslag berust of indien na de uitspraak voorgevallen of aan het licht gekomen feiten een noodtoestand doen ontstaan voor de eisende partij, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet aanvaardbaar is.
5.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat het vonnis van deze rechtbank van
24 december 2014, gewijzigd bij herstelvonnis van 21 januari 2015, niet berust op een juridische of feitelijke misslag en de vrouw op grond van voornoemd vonnis ook de bevoegdheid tot executie toekomt, zodat slechts nog de vraag dient te worden beantwoord of de vrouw door het leggen van het beslag onder de werkgever onrechtmatig jegens de man handelt dan wel misbruik maakt van recht doordat ten gevolge van de executie aan de zijde van de man een noodtoestand ontstaat. De voorzieningenrechter begrijpt de stellingen van de man aldus dat hij door het gelegde beslag in een acute noodsituatie terecht komt. Zoals van de zijde van de vrouw terecht is opgemerkt heeft de man echter geen feiten en omstandigheden gesteld die niet reeds waren verdisconteerd in het vonnis. In het vonnis was immers reeds verdisconteerd dat de man de vordering wegens onderbedeling diende te voldoen wanneer de vrouw haar hypothecaire verplichtingen had voldaan. Van een noodsituatie ontstaan door na de titel voorgevallen of aan het licht gekomen feiten is dan ook geen sprake. Hierin kan dan ook geen reden zijn gelegen om de vorderingen toe te wijzen.
5.5.
Hoewel duidelijk is dat het executeren van het vonnis en het in dat kader gelegde loonbeslag grote financiële- en, naar het zich laat aanzien persoonlijke- en werkgerelateerde gevolgen voor de man hebben, betekent dit niet dat de vrouw misbruik maakt van haar executiebevoegdheid. Mede gelet op het feit dat de vrouw een aanzienlijke vordering heeft op de man, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang dat de vrouw heeft bij het kunnen uitoefenen van de executiebevoegdheid in dit geval zwaarder dient te wegen dan het belang dat de man heeft bij het schorsen van de executie en het opheffen van het beslag.
5.6.
Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat de vrouw onweersproken heeft gesteld dat zij naast de normale financiële verplichtingen die zij heeft voor zichzelf en haar drie kinderen, geld heeft moeten lenen om schulden uit het huwelijk met de man te kunnen voldoen. Om hen het geleende geld conform de voorwaarden van de leenovereenkomsten binnen drie jaar te kunnen terug betalen, heeft zij het geld nodig dat zij nog van de man tegoed heeft. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de vrouw het betalingsvoorstel van de man in dit licht bezien onacceptabel mogen achten, aangezien het ongeveer tien jaar zou duren voordat de man aan zijn betalingsverplichting jegens de vrouw heeft voldaan.
5.7.
Ter zitting heeft de man nog aangegeven mogelijkheden te zien om sneller af te lossen. Voor één van de door de man geschetste mogelijkheden is het noodzakelijk dat de ex-echtgenoot van zijn huidige vrouw, met wie de man in gemeenschap van goederen is getrouwd, ‘uitgeboedeld’ wordt. Volgens de man wil deze ex-echtgenoot daaraan meewerken. Nog afgezien van het feit dat de man de bereidheid tot medewerking van deze ex-echtgenoot niet heeft onderbouwd, heeft hij evenmin concreet gemaakt hoe snel hij dan aan zijn verplichtingen jegens de vrouw kan voldoen. In een andere door de man geschetst scenario, ziet hij mogelijkheden om sneller af te lossen, omdat hij naar verwachting minder kinderalimentatie zal gaan betalen. Nog daargelaten dat niet zeker is dat zijn verzoek tot verlaging van de kinderalimentatie zal worden gehonoreerd, zal de vrouw hier financieel niet beter van worden, omdat wat zij meer ontvangt aan aflossing op de vordering in mindering komt op de door de man betaalde kinderalimentatie.
5.8.
De voorzieningenrechter komt dan ook tot de slotsom dat de vrouw met het executeren van het vonnis van 24 december 2014 en het in dat kader gelegde loonbeslag, niet onrechtmatig jegens de man handelt, zodat de vorderingen van de man dienen te worden afgewezen.
In reconventie
5.9.
De vrouw vordert vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Zij stelt dat de man in verzuim is met het betalen van de hoofdsom sinds 14 april 2015, de dag nadat de betalingstermijn verstreek die is gesteld in de brief van 30 maart 2015. De vrouw maakt thans hoge kosten voor het incasseren van haar vordering, aangezien zij 10% van het geïncasseerde, dat wil zeggen € 4.730,70, dient te betalen aan de gerechtsdeurwaarder. Van de zijde van de man is tegen deze stelling geen verweer gevoerd. De vrouw vordert primair het laatstgenoemde bedrag, subsidiair een bedrag dat niet lager is dan € 1.248,07, conform de staffel BIK uit het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
5.10.
De man voert verweer en is van mening dat een bedrag dat overeenstemt met 10% van de hoofdsom niet redelijk is.
5.11.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de vrouw weliswaar stelt dat zij buitengerechtelijke incassokosten vordert, maar dat zij in feite executiekosten vordert. Indien een partij niet voldoet aan een veroordeling in een rechterlijke uitspraak, volgt uit
het systeem van de wet dat deze partij ook de kosten van tenuitvoerlegging dient te voldoen,
indien deze kosten worden gemaakt. Zo dienen bijvoorbeeld explootkosten in verband met
beslaglegging en overige executiekosten betaald te worden door de partij, die in gebreke
blijft aan de veroordeling te voldoen. Voor zover de reconventionele vordering tot doel heeft om voor die executiekosten een titel te verschaffen dient de vordering te worden afgewezen. Bovendien zijn de executiekosten ten onrechte ten titel van buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, hetgeen evenzeer een grond voor afwijzing van de vordering is.
5.12.
De vrouw vordert tevens om de man te veroordelen tot betaling aan haar van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 47.307,02 vanaf 14 april 2015 tot aan de dag van volledige betaling. Zij stelt daartoe dat de wet voorziet in een regeling voor de rente, maar dat zij betaling daarvan niet kan afdwingen, bij gebreke aan een executoriale titel.
5.13.
De voorzieningenrechter volgt de vrouw niet in deze stelling. De vrouw beschikt met het vonnis van 24 december 2014, gewijzigd bij herstelvonnis van 21 januari 2015, over een executoriale titel. Uit artikel 6:119 BW volgt dat wettelijke rente verschuldigd wordt wanneer de schuldenaar zijn verplichting tot betaling van een geldsom niet tijdig nakomt, dus voor de situatie dat er een opeisbare vordering bestaat. Door de vrouw is onbetwist gesteld dat de man vanaf 14 april 2015 in verzuim is met het betalen aan de vrouw uit hoofde van de onderbedelingsvordering, zodat hij vanaf die datum tot de dag der volledige betaling, wettelijke rente over het onbetaald gelaten bedrag verschuldigd is. De conclusie is dan ook dat de vrouw geen belang heeft bij haar vordering om haar een executoriale titel voor de wettelijke rente over de overbedelingsvordering te verschaffen. Voor zover haar vordering hierop betrekking heeft, zal deze dan ook worden afgewezen.
5.14.
Gelet op het vorenoverwogene ziet de voorzieningenrechter evenmin aanleiding om, zoals door de vrouw verzocht, anderszins een veroordeling jegens de man uit te spreken.
In conventie en reconventie
5.15.
De rechtbank ziet in hetgeen door partijen is gesteld geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat de proceskosten tussen partijen zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, gelet op de omstandigheid dat partijen ex-echtgenoten zijn.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie en in reconventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Louter en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2015 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.type: