ECLI:NL:RBOVE:2015:309

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 januari 2015
Publicatiedatum
21 januari 2015
Zaaknummer
Awb 14/3110
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor sloop en nieuwbouw Ter Pelkwijkpark 9 te Zwolle

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 21 januari 2015 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning die was verleend voor het slopen van een bestaande woning en het realiseren van een nieuwe woning op het perceel Ter Pelkwijkpark 9 te Zwolle. De derde-partij had op 29 oktober 2014 een omgevingsvergunning aangevraagd en verkregen van het college van burgemeester en wethouders van Zwolle. Verzoekers, die bezwaar hadden gemaakt tegen dit besluit, vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesden dat de sloop van de woning het beschermd stadsgezicht zou aantasten en precedentwerking zou hebben voor verdere afbraak van karakteristieke panden in de omgeving.

Tijdens de zitting op 16 januari 2015 zijn de verzoekers en de derde-partij verschenen, waarbij de gemachtigde van verweerder hen vertegenwoordigde. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, omdat de derde-partij voornemens was om in februari 2015 te starten met de sloop. De rechter overwoog dat de omgevingsvergunning in overeenstemming was met het bestemmingsplan en dat de welstandscommissie positief had geadviseerd. De bezwaren van verzoekers, die zich richtten op de historische waarde van de woning en het risico van precedentwerking, werden niet gevolgd. De voorzieningenrechter concludeerde dat het besluit van 29 oktober 2014 in rechte stand zou houden en wees het verzoek om voorlopige voorziening af.

De uitspraak benadrukt dat de voorzieningenrechter in voorlopige voorzieningen geen definitieve oordelen velt en dat de beoordeling van de omgevingsvergunning op basis van de geldende regelgeving en het bestemmingsplan dient te geschieden. De rechter wees erop dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning niet in strijd was met de relevante wet- en regelgeving, en dat de zorgen van verzoekers over de gevolgen van de sloop niet voldoende waren om de vergunning te weigeren. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/3110
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[Verzoeker 1]

[Verzoeker 2]

[Verzoeker 3],
[Verzoeker 4],
[Verzoeker 5],en
[Verzoeker 6]
te Zwolle, verzoekers,
en

het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, verweerder

gemachtigde: A. voor ‘t Hekke.
Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen:
[naam]te Overveen.

Procesverloop

Bij besluit van 29 oktober 2014 (het primaire besluit] heeft verweerder aan de derde-partij omgevingsvergunning verleend voor het slopen van de bestaande woning en het realiseren van een nieuwe woning op het perceel Ter Pelkwijkpark 9 te Zwolle.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2015. Van verzoekers zijn [Verzoeker 1], [Verzoeker 2] [Verzoeker 3]en J. [Verzoeker 6] verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De derde-partij is verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Voor het treffen van een voorlopige voorziening is vereist dat sprake dient te zijn van een dermate spoedeisend belang dat niet gewacht kan worden tot verweerder op het bezwaar een besluit heeft genomen.
Aangezien de derde partij voornemens is om in februari 2015 te starten met de sloop van de woning aan het Ter Pelkwijkpark 9 te Zwolle, acht de voorzieningenrechter een spoedeisend belang aanwezig.
3. Op 4 juli 2014 heeft de derde partij verweerder verzocht een omgevingsvergunning te verlenen voor het slopen van de bestaande woning en het realiseren van een nieuwe woning op het perceel Ter Pelkwijkpark 9 te Zwolle.
Verzoekers en anderen hebben zienswijzen ingediend. Op 17 september 2014 heeft de welstands-/monumentencommissie Het Oversticht advies uitgebracht waarin is geconcludeerd dat het ingediende plan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand.
Bij het besluit van 29 oktober 2014 heeft verweerder de derde-partij de gevraagde omgevingsvergunning verleend omdat het bouwplan in overeenstemming is met de regels van het geldende bestemmingsplan, de bouwverordening en de Omgevingsverordening Overijssel 2009, de welstandscommissie positief geadviseerd heeft en er geen exploitatieplan moet worden vastgesteld. Het bouwplan voldoet nog niet aan de constructieve eisen van het bouwbesluit omdat uit het oogpunt van uitvoering en veiligheid nodig is aanvullende voorschriften aan de vergunning te verbinden. Nu de aanvraag voorziet in het oprichten van een ander bouwwerk bestaat geen reden om de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk binnen een beschermd stadsgezicht te weigeren.
4. Verzoekers hebben in het bezwaarschrift aangevoerd dat de woning aan het Ter Pelkwijkpark 9 rondom 1880 gebouwd is en onder het beschermd stadsgezicht valt. Er staan een negental huizen aan de grachtzijde van het Ter Pelkwijkpark die tussen 1880 en 1900 zijn gebouwd en tezamen vormen zij een karakteristiek en historisch beeld van dit deel van de binnenstad van Zwolle. De panden met nummer 9, 10 en 11 vormen een ensemble en een sterk beeldbepalend karakter voor dit deel van het Ter Pelkwijkpark. Door één individueel pand van het bestaande ensemble te slopen gaat deze eenheid verloren.
De derde-partij wil de woning slopen omdat sprake is van verzakkingen en asbest, maar alle panden aan het Ter Pelkwijkpark en de Wilhelminasingel zijn verzakt en tot op heden is nog geen één pand gesloopt. Wel hebben veel bewoners hun pand gerestaureerd om het historische karakter van dit deel van Zwolle te behouden. De verzakkingen van de woning aan het Ter Pelkwijkpark 9 zijn niet buitensporiger dan die van andere panden in de buurt, die wel gerestaureerd zijn of worden. Het slopen van de woning geeft een precedentwerking.
Tot slot maken verzoekers ernstig bezwaar tegen de conclusie en afwegingen van de welstandscommissie. Verweerder hecht blijkbaar meer waarde aan het volgen van het juridische kader dan dat zij zich bewust is van de gevolgen van het besluit, namelijk sloop van een historisch pand in de Zwolse binnenstad met een precedentwerking op verdere afbraak van karakteristieke panden aan de stadsgracht en elders in Zwolle, aldus verzoekers.
5. Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt onder beschermd stads- of dorpsgezicht verstaan: beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 1, onder g, van de Monumentenwet 1988.
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en h, is het verboden zonder omgevings-vergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit
a. het bouwen van een bouwwerk;
h. het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht.
Artikel 2:10, eerste lid, van de Wabo bepaalt - kort gezegd - dat, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning geweigerd wordt indien;
a. de aanvraag niet voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de Woningwet;
b. de aanvraag niet voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij de bouwverordening;
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan;
d. sprake is van strijd met redelijke eisen van welstand;
e. de activiteit een wegtunnel is.
Ingevolge artikel 2.16 kan de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g of h, worden geweigerd indien naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.
6. De bezwaren van verzoekers richten zich met name tegen de verleende sloopvergunning omdat het slopen van de bestaande woning het beschermd stadsgezicht ter plaatse aantast, en van het slopen van de woning een precedentwerking uit zal gaan.
Vast staat dat het pand niet is aangewezen als een rijks- of gemeentelijk monument. Een aanwijzing als beschermd stadsgezicht is een erkenning van het bijzondere historische karakter, maar daarbij is het uitdrukkelijk niet de bedoeling om de bestaande situatie te bevriezen of elke verandering tegen te houden. De bedoeling van de aanwijzing als beschermd stadsgezicht is de historische karakteristieken te behouden en nadrukkelijk een plek te geven in ruimtelijke ontwikkelingen.
Dit gebeurt door midden van een bestemmingsplan, dat speciaal voor het gebied wordt opgesteld, in dit geval het bestemmingsplan “Binnenstad en omgeving”.
Naast de op het pand rustende bestemming ‘Centrum-Wonen’ kent het pand een dubbelbestemming ‘waarde archeologie’ en ‘waarde cultuurhistorie’.
De regeling voor cultuurhistorische waarden, zoals opgenomen in het bestemmingsplan, spitst zich toe op het onderkennen van cultuurhistorische waarden die in de ruimtelijke structuur, de ruimtelijke opbouw en de bebouwing besloten liggen. De differentiatie in het onderkennen van de cultuurhistorische waarden is tot uitdrukking gebracht in een drietal zones, waarbij per zone wordt gedifferentieerd naar onder meer rooilijn, parcellering, dakvorm en bouwhoogte.
Het pand Ter Pelkwijkpark 9 ligt volgens de Kaart cultuurhistorische karakteristiek, waarop de historische zonering is aangegeven, in zone II, een zone met midden historische waarden.
Gelet op het bepaalde in artikel 9.2.1, aanhef en onder j, ten 2e, van de planvoorschriften behorende bij het bestemmingsplan “Binnenstad en omgeving”, geldt voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak dat het ter bescherming van het historische karakter van de binnenstad niet is toegestaan binnen de op de Kaart cultuurhistorische karakteristiek aangeduide zone II perceelscheidende muren te doorbreken.
Nu van dit laatste geen sprake is en de bouw van de nieuwe woning voorts - gelet op de tekeningen - wat betreft situering en afmetingen voldoet aan de plankaart en -voorschriften, kan tot geen andere conclusie worden gekomen dan dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingplan.
De stelling van verzoekers dat het advies van de welstandscommissie niet juist is, kan de voorzieningenrechter niet volgen, nu van de zijde van verzoekers geen tegenadvies is overgelegd. Verweerder mocht dit advies dat zijn grondslag vindt in de welstandsnota dan ook volgen.
Nu niet is gebleken dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan of met de redelijke eisen van welstand, en voorts niet gebleken is dat het in strijd is met één van de andere in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo genoemde weigeringsgronden, is verweerder gehouden om de gevraagde omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen te verlenen.
Evenmin bestaat voor verweerder aanleiding de gevraagde sloopvergunning te weigeren, nu op de plaats van de te slopen woning een andere woning zal worden gebouwd.
Dat verzoekers bevreesd zijn dat van het slopen van de woning een precedentwerking uit zal gaan, doet niet af aan het feit dat verweerder de omgevingsvergunning heeft moeten verlenen, nu geen sprake is van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo.
Daarnaast geldt dat ieder bouwplan op zijn eigen merites beoordeeld dient te worden op voet van het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
7. Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat het besluit van 29 oktober 2014 in rechte stand zal houden.
Op grond hiervan bestaat geen aanleiding dit besluit te schorsen. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y. van der Zaan-van Arnhem, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.