3.5[P], rentmeester, verklaarde onder meer:
U vraagt mij of het klopt dat ik de aankopend makelaar was bij de koop/verkoop van percelen van [gedaagde] aan Projectontwikkeling Nijverdal. Ik moet zegen dat ik daar na 11 jaar niet zo veel meer van weet. Ik weet eigenlijk niet meer goed wat mijn rol destijds was, of het een korte adviserend rol was, of dat ik volledige makelaarswerkzaamheden heb verricht. Ik was destijds werkzaam bij kantoor [X]. (...) Ik heb gevraagd het dossier te lichten, maar er was geen dossier. Wij hadden de gewoonte alles te bewaren dus dat verbaasde mij wel. (...) Ik laat u een email zien van [A] van kantoor [X] waarin staat dat er geen dossier te vinden is.
(...)
U zegt mij dat [H] heeft verklaard dat hij het bericht kadastraal object en een kaartje met het inrichtingsplan aan mij heeft toegestuurd. Ik kan mij dat niet herinneren. (...) Als [H] zegt dat hij mij die informatie heeft gegeven, twijfel ik daar niet aan, maar ik zou daar normaal gesproken zeker iets mee gedaan hebben en die kennis niet hebben onthouden aan mijn opdrachtgever.
4. Projectontwikkeling Nijverdal heeft afgezien van contra-enquête.
5. Bij conclusie na enquête tevens akte overlegging producties, is namens [gedaagde] een afschrift van een briefje gedateerd 13 februari 2004 van [H] aan [P] van [X], overgelegd, naar welk briefje [H] in zijn verklaring verwees.
Naar aanleiding van ons telefoongesprek van gisteren:
a. kadastraal bericht percelen Hellendoorn sectie M nrs. 2144 en 2134.
b. informatie: (...)
c. voorblad Landinrichtingsplan voor de ruilverkaveling Rijssen + fragment van betreffende tekening. Een woordvoerder van dit landinrichtingsplan deelde mij recent mee dat er meerdere deelplannen binnen deze landinrichting zijn en dat er voor Nijverdal-Zuid nog geen concrete plannen zijn (“daar zijn zelfs nog niet eens de gronden geschat en dat is nog lang niet in procedure”, zo zei hij). Bij verdere procedure kan / zal bezwaar gemaakt worden tegen opname niet-agrarische gronden in landinrichting.
6. Tevens is overgelegd een afschrift van een brief van 26 maart 2004 van [P] aan het notariskantoor waar de akte is gepasseerd. In deze brief staat onder meer:
Namens bouwbedrijf Hegeman B.V. te Nijverdal heb ik overeenstemming bereikt omtrent de aankoop van de percelen grond, kadastraal bekend gemeente Hellendoorn, sectie M, nummers 2134 en 2113 (...).
Beide percelen zijn eigendom van de heer [gedaagde] (...); de heer [gedaagde] laat zich in deze bijstaan door [H], bij u voldoende bekend.
De transactie vindt plaats op basis van de volgende uitgangspunten:
(...)
7. Tot slot heeft [gedaagde] in het geding gebracht een foto van één van de informatieborden over de ruilverkaveling die in het gebied staan, en waarover verschillende getuigen hebben verklaard.
8. Bij antwoordconclusie na enquête heeft Projectontwikkeling Nijverdal als productie 8 een e-mail d.d. 4 maart 2015 van de heer [P] aan de advocaat van Projectontwikkeling Nijverdal overgelegd. In deze e-mail staat:
Tot mijn niet geringe verbazing komt mijn eerdere werkgever – [X] – nu opeens toch met een volledig dossier in de zaak [gedaagde] / Projectontwikkeling Nijverdal B.V. op de proppen.
Omdat ik in december bij het getuigenverhoor een stuk heb overgelegd dat er geen dossier beschikbaar is rest mij niet anders dan deze stukken ook naar de Rechtbank te mailen want ik hecht er aan een en ander zuiver en correct te houden.
Expliciet wijs ik in dit dossier u op mijn brief gericht aan [L] d.d. 23 februari 2004 waarbij ik hem de onderliggende stukken toe zend, te weten kaartmateriaal met leggers (waarop de RvK wordt geduid) alsmede de info omtrent het landinrichtingsplan en een kaartje waarop de grond met gele kleur is aangeduid.
Als productie 9 is de betreffende brief van 23 februari 2004, gericht aan Bouwbedrijf Hegeman, ter attentie van de heer [L], overgelegd. In deze brief maakt [P] [L] attent op de aangeboden grond en hij stuurt daarbij de van [H] ontvangen stukken integraal toe, zodat [L] zich enigszins een beeld kon vormen.
Bij de brief is als bijlage het kadastraal bericht gevoegd, waarop onder “aantekening kadastraal object” staat:
WETTELIJKE HERVERKAVELING
Betrokken persoon:
RIJSSEN RUILVERKAVELING
Ook de andere door [H] aan [P] gestuurde bijlagen (kaart, landinrichtingsplan voor de ruilverkaveling Rijssen), zijn bij deze brief aan Bouwbedrijf Hegeman doorgestuurd.
9. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] geslaagd is in de bewijsopdracht.
Uit de verklaringen, met name die van [H], en de overgelegde producties, volgt dat hij als verkopend makelaar/gemachtigde, aan de aankopend makelaar/gemachtigde de heer [P], heeft laten weten dat de percelen in een ruilverkavelingsgebied lagen. Hij heeft dat schriftelijk aan [P] bevestigd onder het overleggen van de kadastrale berichten. Dat [P] de aankopend makelaar/gemachtigde was, blijkt uit de brief die hij aan het notariskantoor heeft gestuurd en waarin hij schrijft dat hij, namens bouwbedrijf Hegeman B.V. (de rechtsvoorganger van Projectontwikkeling Nijverdal) overeenstemming heeft bereikt over de koop/verkoop en dat hij de notaris de opdracht heeft gegeven om een akte van levering op te maken. Ook blijkt het uit de verklaring van de behandelend notaris, waar zij heeft verklaard dat zij contact had met onder meer de heer [P].
Uit de e-mail van [P] aan de advocaat (zie r.o. 8), volgt dat hij de informatie over de ruilverkaveling heeft doorgestuurd aan Bouwbedrijf Hegeman, ter attentie van [L].
Daarmee is de cirkel rond: de informatie dat de betreffende percelen betrokken waren in een ruilverkaveling is door de verkoper, via de beide gemachtigden, bij de koper terecht gekomen. Daarmee heeft [gedaagde] bewezen dat Projectontwikkeling Nijverdal ten tijde van de koop/verkoop wist dat de percelen waren opgenomen in het landinrichtingsplan voor de Ruilverkaveling Rijssen.
10. Projectontwikkeling Nijverdal heeft bij antwoordconclusie na enquête aangevoerd dat de heer [L] desgevraagd heeft aangegeven niet bekend te zijn geweest met het feit dat de percelen vanwege de feitelijke ligging in een ruilverkavelingsgebied een bijzondere last of beperking kenden, laat staan dat hij dit uitdrukkelijk zou hebben aanvaard.
11. De rechtbank overweegt dat de heer [L] niet tijdens een enquête of contra-enquête is gehoord, en dat de rechtbank aan zijn verklaring derhalve niet het gewicht kan toekennen dat Projectontwikkeling Nijverdal wil zien. Bovendien is de betreffende informatie aan Bouwbedrijf Hegeman toegestuurd tegelijk met de informatie dat de percelen te koop waren. Die informatie heeft Bouwbedrijf Hegeman wel bereikt. Niet goed voorstelbaar is dat de rest van de informatie niet is overgekomen.
12. Nu vaststaat dat de informatie over de ruilverkaveling bekend was bij de koper, en de koopovereenkomst daarna gesloten werd, mocht de verkoper ervan uitgaan dat deze “bijzondere last of beperking” uitdrukkelijk is aanvaard.
13. Daarnaast overweegt de rechtbank het volgende. In het tussenvonnis van 28 mei 2014 heeft de rechtbank in r.o. 13.3.2 overwogen dat er geen onderzoeksplicht op Projectontwikkeling Nijverdal rustte omdat er geen aanwijzingen waren dat er iets bijzonders aan de hand was met de gekochte percelen. Uit de getuigenverklaringen en productie 3 bij conclusie na enquête tevens akte overlegging producties van [gedaagde], blijkt echter dat er in het gebied, en volgens de verklaring van [gedaagde] zelfs langs de weg waaraan de gekochte percelen liggen, informatieborden over de ruilverkaveling stonden. De rechtbank is van oordeel dat dergelijke informatieborden een aanwijzing zijn dat er wel iets met de percelen aan de hand zou kunnen zijn. In die zin kan gezegd worden dat op Projectontwikkeling Nijverdal wel een onderzoeksplicht rustte.
Gelet op het feit dat rechtbank al geoordeeld heeft dat Projectontwikkeling Nijverdal de bijzonder last of beperking van een ruilverkaveling heeft aanvaard, en dat [gedaagde] aan zijn informatieplicht heeft voldaan, maakt dat het oordeel echter niet meer anders.
14. De conclusie is dat [gedaagde] niet is tekortgeschoten in de nakoming van de verbintenissen uit de koopovereenkomst. Er is derhalve geen grond voor ontbinding van de koopovereenkomst, zodat de primaire vordering, met al haar onderdelen, moet worden afgewezen.
15. Los van het voorgaande merkt de rechtbank nog het volgende op. Nadat het vorige tussenvonnis was gewezen, heeft de Hoge Raad in zijn arrest 30 januari 2015de maatstaf die hij hanteerde voor toepassing van artikel 7:15 BW, namelijk dat aan toepassing van artikel 7:15 BW niet in de weg staat dat het gaat om een last of beperking met een publiekrechtelijk karakter maar dat slechts bepalend is of de lasten op de betreffende zaak in het bijzonder rusten, heroverwogen. In zijn arrest overweegt de Hoge Raad dat er geen goede grond bestaat om artikel 7:15 BW ook van toepassing te achten indien de lasten of beperkingen voortvloeien uit publiekrechtelijke besluiten van algemene strekking zoals beleidsregels, verordeningen en bestemmingsplannen. Aangenomen moet worden dat slechts sprake is van een “bijzondere” publiekrechtelijke last of beperking, indien deze haar grondslag vindt in een specifiek (mede) tot (een rechtsvoorganger van) de rechthebbende van de desbetreffende zaak gericht besluit. In zoverre wordt derhalve teruggekomen van de in het arrest Bos/Smeenkgeformuleerde maatstaf, aldus de Hoge Raad.
In dit licht is het zeer de vraag of een ruilverkaveling nog als “bijzondere last of beperking” kan worden gekwalificeerd. Er is immers geen sprake van een specifiek tot [gedaagde] gericht besluit.
De bewijsopdracht is echter niet vergeefs gegeven. Als de vordering niet gebaseerd kan worden op artikel 7:15 BW, zou alsnog de mededelingsplicht beoordeeld moeten worden. Projectontwikkeling Nijverdal heeft immers ook het schenden van de mededelingsplicht ten grondslag gelegd aan haar stelling dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst. Zoals overwogen blijkt na bewijslevering dat [gedaagde] aan zijn mededelingsplicht heeft voldaan.
16. Zoals in r.o. 26.2 van het tussenvonnis van 28 mei 2014 is overwogen, volgt uit het feit dat thans moet worden aangenomen dat Projectontwikkeling Nijverdal ten tijde van de verkoop (2004) weet had van de ruilverkaveling, ook dat de vordering van Projectontwikkeling Nijverdal inmiddels is verjaard. Ook om die reden kunnen de vorderingen niet worden toegewezen.
17. De subsidiaire, meer subsidiaire en uiterst subsidiaire grondslagen van de vordering van Projectontwikkeling Nijverdal (te weten: vernietiging van de koopovereenkomst wegens bedrog of dwaling; toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] die verplicht tot schadevergoeding, respectievelijk onrechtmatig handelen), kunnen Projectontwikkeling Nijverdal evenmin baten. Nu vast staat dat Projectontwikkeling Nijverdal wist van de ruilverkaveling, kan geen van de grondslagen hout snijden, terwijl zij bovendien verjaard zijn.
18. Als de in het ongelijk gestelde partij, zal Projectontwikkeling Nijverdal worden veroordeeld in de kosten van dit geding. De kosten aan de kant van [gedaagde] worden als volgt berekend.
Salaris van de gemachtigde:
- conclusie van antwoord: 1 procespunt
- conclusie van dupliek: 1 procespunt
- bijwonen getuigenverhoor aan eigen zijde: 1 procespunt
- voortzetting getuigenverhoor eigen zijde: 0,5 procespunt
- conclusie na enquête: 0,5 procespunt
- akte uitlating producties: -
Totaal: 4 procespunten maal € 2.000,00 (tarief VI) = € 8.000,00.
- griffierecht: € 1.436,00
- taxe getuigen € 220,00.