ECLI:NL:RBOVE:2015:3144

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 april 2015
Publicatiedatum
1 juli 2015
Zaaknummer
C/08/152765 / HA ZA 14-116
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van freelancewerkzaamheden in een besloten vennootschap met beëindigde activiteiten

In deze zaak vorderde eiser, een softwareontwikkelaar, vergoeding van de helft van de door gedaagde gerealiseerde opbrengst uit freelancewerkzaamheden die hij in 2010 en 2011 had verricht. Eiser en gedaagde hadden in 2010 afgesproken dat zij fulltime voor hun gezamenlijke onderneming, Medistratie B.V., zouden werken, waarbij freelance-inkomsten onderling verrekend zouden worden. Gedaagde voerde echter freelancewerkzaamheden uit die niet aan Medistratie B.V. waren besteed, en eiser vorderde nu een financiële compensatie voor het verschil in gewerkte uren. De rechtbank oordeelde dat er inderdaad een afspraak was gemaakt over verrekening, maar dat de exacte wijze van verrekening niet duidelijk was. De rechtbank concludeerde dat, gezien de beëindiging van de activiteiten van Medistratie B.V., een verrekening in natura niet meer mogelijk was. Daarom werd geoordeeld dat het verschil in uren financieel gewaardeerd moest worden. De rechtbank stelde het te verrekenen bedrag vast op € 19.852,50, vermeerderd met wettelijke rente. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 2.700,77 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 15 april 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/152765 / HA ZA 14-116
Vonnis van 15 april 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1],
eiser,
advocaat mr. A. Woertman te Heerenveen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2],
gedaagde,
advocaat mr. S.E. Toffoletto te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 mei 2014
  • het proces-verbaal van comparitie van 21 augustus 2014
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek
  • de akte houdende wijziging c.q. aanvulling van eis
  • de antwoordakte.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn al vele jaren als software ontwikkelaar werkzaam. In 2010 zijn zij samen gestart met het project “Medistratie”. Binnen Medistratie ontwikkelden partijen standaard medisch administratieve toepassingen. Bij aanvang van Medistratie in 2010 maakten [eiser] en [gedaagde] beiden gebruik van eenmanszaken.
2.2.
In september 2011 hebben partijen de besloten vennootschap Medistratie B.V,. opgericht, met als aandeelhouder en bestuurders de vennootschappen Focusys B.V. en Dutch IT Works B.V., zijnde de persoonlijke holdings van partijen. Beide holdings houden 50% van de aandelen in Medistratie B.V. De onderneming Medistratie werd met ingang van 1 januari 2012 gedreven voor rekening en risico van Medistratie B.V. Vanaf dat moment werden betaalde werkzaamheden vanuit Medistratie B.V. uitgevoerd en derhalve alle freelance inkomsten gedeeld.
2.3.
In 2010 en 2011 heeft [gedaagde] diverse externe freelance werkzaamheden buiten Medistratie om verricht, tegen een uurtarief van € 60,00 dan wel € 65,00. In dezelfde periode besteedde [eiser] zijn uren fulltime aan Medistratie, waarbij afgesproken was dat partijen zichzelf voor elk ontwikkeluur € 10,00 zouden vergoeden.
2.4.
In 2010 was het verschil in aan Medistratie bestede uren 75 uren in het voordeel van [eiser]. In 2011 bedroeg dit aantal 701, eveneens in het voordeel van [eiser].
2.5.
In 2013 hebben partijen gesproken over de wijze van verrekening van het verschil in uren. Daarbij hebben zij advies ingewonnen bij de accountant van Medistratie, de heer S. Zijlstra.
Op 24 januari 2013 heeft [eiser] aan Zijlstra het volgende verzoek gedaan:
[gedaagde] en ik hebben onderling nog een aantal uren uit 2011 met elkaar te verrekenen, namelijk ongeveer de 800 uur die [gedaagde] als freelancer heeft gewerkt.
[gedaagde] heeft voor die uren circa 60 euro per uur verdiend. Ik heb die uren aan Medistratie gespendeerd en kreeg daar reeds 10 euro per uur voor. Het verschil moet nog verrekend worden. Dat is ((60-10)/2*800=20.000 euro bruto.
Het idee is dat wanneer Medistratie dit kan dragen, we dat bedrag via de managementvergoeding gaan verrekenen. Bijvoorbeeld 1000, 1500 of 2000 euro per maand o.i.d. Maar hieronder lees ik dat wisselen in managementvergoedingen niet gebruikelijk is.
Vragen: kunnen we deze constructie toepassen? Of heb je een alternatief idee hiervoor?
2.6.
Het advies van en bemiddeling door Zijlstra heeft niet tot een oplossing van het geschil geleid.
2.7.
Zijlstra heeft bij e-mail van 22 augustus 2013 aan [eiser] en [gedaagde] onder meer het volgende geschreven:
Zoals afgesproken een overzicht inzake de verrekening van de uren. Het lijkt me dat dit puur en alleen dient als basis voor onderlinge bespreking; ik reik hier een aantal punten in aan waarvan ik denk dat ze 1. mogelijk zijn en 2. reëel zijn. De precieze invulling laat ik verder bij jullie, al kunnen we natuurlijk altijd eens een afspraak inplannen om het met z’n drieën door te nemen.
Even ter verduidelijking:
Het gaat hier om verrekening van freelance uren die [gedaagde] heeft gedraaid op het moment dat [eiser] voor Medistratie bezig is geweest. Deze uren heeft [gedaagde] tegen een hoger tarief betaald gekregen dan [eiser] en jullie hebben afgesproken dit onderling te willen verrekenen.
Zoals besproken heb ik van een aantal scenario’s een berekening gemaakt wat dit concreet qua cijfers inhoudt. (…)
2.8.
Op 23 augustus 2013 heeft [eiser] onder meer aan [gedaagde] meegedeeld:
(…)
Ik bekijk het daarom puur vanuit de uren die we rechtstreeks voor Medistratie werken. Als daar een verschil in ontstaat doordat 1 van de 2 aan het freelancen is, dan moet dat verschil worden rechtgetrokken door inkomsten uit dat freelance werk te verdelen. Daarmee worden de freelance uren teruggebracht naar Medistratie uren. Hoe we dat doen is de vraag waarop we het antwoord moeten vinden. (…)
2.9.
Bij e-mail van 23 augustus 2013 heeft [gedaagde] onder meer aan [eiser] geantwoord:
Ik denk dat we over een aantal onderwerpen eens moeten bepraten (face to face :-) ik ga mijn inzichten en gedachten m.b.t. bovenstaande en onderstaande punten op de mail zetten dit weekend.
Punten op mijn agenda:
  • (…)
  • (…)
2.10.
Bij brief van 25 augustus 2013 heeft [gedaagde] onder meer aan [eiser] geschreven:
(…)
Destijds in 2010 is inderdaad besproken dat we betaalde werkzaamheden voor derden onderling zouden verrekenen. Daarbij hebben we ook besproken dat ik de 1e ‘freelance-periode’ ging doen om privé-inkomen te verkrijgen en in een later stadium zou jij de 2e ‘freelance-periode’ ten behoeve van het opstarten van Medistratie gaan doen, waarbij we uiteindelijk quitte zouden spelen. Wij hadden namelijk de verwachting dat we geen freelance klus konden vinden die parttime was, en dat we om-en-om een klus moesten gaan draaien om Medistratie op te kunnen starten. Wij hebben een gentleman’s agreement dat we de uiteindelijke verschillen tussen mijn/jouw ‘freelance-periodes’ zouden verrekenen, en dat zou dan volgens onszelf geredeneerd destijds maximaal 2 maand freelance werk zijn om privé te verrekenen.
Na mijn freelance periode hebben we Medistratie al opgestart, maar zonder dat jij intussen hiervoor je ‘freelance-periode’ hebt hoeven te draaien. Door simpelweg geluk hebben we wel een freelance klus kunnen vinden die ons tot dusver voldoende inkomen verschaft, echter ik voorzie in de toekomst (lees: ‘wie weet gaat Isala geen/minder budget krijgen’) dat we nog eens tegen een ander scenario aanlopen (nl fulltime freelancen), en dat jij daarbinnen de ‘freelance-periode’ kan gaan vervullen om Medistratie draaiende te houden + privé gecompenseerd te worden. Aan het eind van die ‘freelance-periode’ zouden we de dan geldende verschillen kunnen verrekenen, mochten we dan eventueel willen stoppen.
(…)
2.11.
De activiteiten in Medistratie B.V. zijn feitelijk gestaakt.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - voor recht te verklaren dat [eiser] ter zake van de jaren 2010 en 2011 recht heeft op vergoeding van de helft van de door [gedaagde] gerealiseerde opbrengst voor (freelance-)werkzaamheden voor derden, zijnde 761 uren tegen een uurtarief van € 65,00; [gedaagde] te veroordelen tot betaling groot € 24.732,50, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten waaronder buitengerechtelijke kosten en nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] stelt zich in de onderhavige procedure op het standpunt dat [gedaagde] de helft van de door [gedaagde] gerealiseerde opbrengst door (freelance-) werkzaamheden voor derden, zijnde 761 uren, aan hem dient te vergoeden.
[eiser] baseert zijn vordering ten eerste op een overeenkomst tussen partijen. Hij voert daartoe aan dat partijen in 2010 hebben afgesproken dat beide partijen fulltime werkzaamheden ten behoeve van Medistratie zouden verrichten. Dat hield concreet in: vijf dagen per week, acht uren per dag, waarbij partijen recht hadden op zes weken vakantie op jaarbasis. Omdat [gedaagde] in 2010 en 2011 diverse freelancewerkzaamheden heeft verricht op tijden welke volgens afspraak aan Medistratie besteed hadden moeten worden, hebben partijen afgesproken dat de inkomsten die [gedaagde] met zijn externe freelancewerkzaamheden genereerde, met [eiser] gedeeld zouden worden. [eiser] onderbouwt dit standpunt door onder meer te verwijzen naar correspondentie tussen partijen.
Naast het beroep op de overeenkomst baseert [eiser] zijn vordering op onrechtmatige daad en/of ongerechtvaardigde verrijking en/of op de redelijkheid en billijkheid. [eiser] voert daartoe aan dat [gedaagde] door zijn erkenning dat hij weliswaar meer inkomsten dan [eiser] heeft gegenereerd in de jaren 2010 en 2011, maar terzake niet bereid is tot verrekening, een redelijke vergoeding aan [eiser] verschuldigd is.
4.2.
[gedaagde] betwist dat partijen overeengekomen zijn dat de helft van de inkomsten die [gedaagde] met externe freelance werkzaamheden genereerde aan [eiser] dient te worden vergoed. Hij stelt zich (bij conclusie van antwoord) op het standpunt dat er tussen partijen is overeengekomen om het verschil in aantal extern gewerkte uren te verrekenen, maar dat deze verrekening niet in geld maar in natura zou plaatsvinden en wel in die zin dat partijen om beurten een periode zouden freelancen voor eigen rekening. Er is nooit een afspraak gemaakt om de inkomsten uit deze freelance werkzaamheden met elkaar te delen. Partijen beoogden gelijkheid in ontwikkeluren, niet in besteedbaar inkomen.
[gedaagde] stelt voorts dat [eiser] zijn stellingen onvoldoende gemotiveerd onderbouwd heeft, alsmede dat van een onrechtmatige daad, ongerechtvaardigde verrijking of de situatie waarin [gedaagde] gehouden is op grond van redelijkheid en billijkheid [eiser] financieel te compenseren geen sprake is.
4.3.
Kern van het geschil betreft de vraag of [gedaagde] gehouden is tot verrekening van het verschil in uren dat in 2010 en 2011 aan Medistratie BV is besteed, en indien deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord vervolgens op welke wijze deze verrekening dient plaats te vinden.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank staat genoegzaam vast dat partijen een afspraak hebben gemaakt om het verschil in uren op enigerlei wijze te verrekenen. Dit blijkt niet alleen uit voormelde stellingen die partijen daarover hebben geponeerd, maar ook uit de correspondentie uit augustus 2013 die is weergegeven in rechtsoverwegingen 2.6. tot en met 2.9. Zo heeft [gedaagde] in zijn e-mail van 25 augustus 2013 verklaard dat in 2010 is besproken dat betaalde werkzaamheden voor derden onderling zouden worden verrekend, waarbij sprake was van een gentleman’s agreement op grond waarvan de uiteindelijke verschillen tussen de ‘freelance-periodes’ zouden worden verrekend. Verder kan uit de e-mail van 23 augustus 2013 worden afgeleid dat [gedaagde] zelf het agendapunt: “Moment en methode van verrekening” heeft ingebracht. Dit betekent dat [gedaagde] gehouden is tot verrekening.
4.5.
Vervolgens ligt de vraag voor op welke wijze deze verrekening gestalte dient te krijgen. Terwijl [eiser] betoogt dat op grond van een overeenkomst een verrekening in geld dient plaats te vinden, stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat verrekening door het om beurten freelancen is afgesproken, zodat [eiser] alsnog voor eigen rekening zou moeten freelancen.
4.6.
Ten aanzien van de door [eiser] gestelde afspraak wordt vastgesteld dat uit hetgeen [eiser] heeft aangevoerd weliswaar kan worden afgeleid dat partijen hebben afgesproken dat er zou worden verrekend, maar niet dat zij overeengekomen zijn op welke wijze deze verrekening zou plaatsvinden. De berekening die [eiser] gelet op zijn vordering van € 24.732,50 kennelijk voorstaat wordt niet ondersteund door de feiten en omstandigheden die [eiser] heeft aangevoerd.
Met betrekking tot de hiervoor vermelde afspraak die [gedaagde] aan zijn stellingen ten grondslag heeft gelegd geldt in beginsel hetzelfde. Ook [gedaagde] heeft - in het licht van het verweer en de in dat kader overgelegde stukken - onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan geoordeeld zou kunnen worden dat partijen afgesproken hebben dat enkel in natura zou worden verrekend. Echter, ook in het geval dat de afspraak die door [gedaagde] is gesteld wel zou zijn gemaakt, heeft het volgende te gelden.
4.7.
Nu tussen partijen niet in geschil is dat het thans alsnog freelancen door [eiser] (met als pendant dat [gedaagde] zijn uren aan Medistratie zou besteden), door het beëindigen van de activiteiten van Medistratie BV een gepasseerd station is, wordt geoordeeld dat een verrekening in natura zoals [gedaagde] voorstaat, niet meer aan de orde kan zijn. De consequentie die [gedaagde] aan deze onmogelijkheid verbindt, te weten geen verrekening, kan door de rechtbank niet worden gevolgd. Gelet op de afspraak om te verrekenen ligt naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in de rede dat het verschil in uren financieel wordt gewaardeerd en vervolgens zakelijk wordt afgerekend tussen partijen. Dat [gedaagde] dit in augustus 2013 ook heeft onderkend vloeit voort uit zijn e-mail van 25 augustus 2013. Daarin schrijft hij immers dat na afloop van de beide freelanceperioden de verschillen daartussen kunnen worden verrekend.
Ten overvloede wordt daarbij overwogen dat in het geval dat [eiser] in 2012 wel extern freelancewerkzaamheden voor eigen rekening zou hebben verricht, dit voor [gedaagde] ook negatieve financiële consequenties zou hebben gehad. De freelance-uren die [eiser] in 2012 heeft besteed aan derden en die thans mede ten goede zijn gekomen aan [gedaagde], waren in dat geval immers in het geheel aan [eiser] toegekomen. Dit betekent dat een financiële waardering van het verschil in uren redelijk en billijk wordt geacht.
4.8.
Gelet op de vordering van [eiser] zal de rechtbank bij de waardering van de uren uitgaan van een verschil van 761 uren. Anders dan [gedaagde] meent kan aan een eerder aanbod van [eiser] om afstand te doen van vergoeding terzake 75 uren geen rechten worden ontleend. Van een aanvaard aanbod is gelet op het feit dat er geen oplossing is bereikt immers geen sprake.
Voorts zal de rechtbank uitgaan van een uurtarief van de externe freelance-uren van € 60,00 ter zake van de uren in 2010 en de eerste helft van 2011, nu dit door [gedaagde] ter zitting gemotiveerd is aangevoerd en door [eiser] niet, althans niet gemotiveerd is betwist. Nu partijen verder hun stellingen op dit punt niet nader gespecificeerd hebben zal de rechtbank, gelet op het overzicht overgelegd als productie 12 bij dagvaarding, uitgaan van 430 uren tegen een uurtarief van € 60,00 en de resterende 331 uren tegen een uurtarief van € 65,00.
Daarnaast acht de rechtbank termen aanwezig om bij de verrekening tevens in aanmerking te nemen dat de aan Medistratie bestede uren door partijen op € 10,00 zijn gewaardeerd en ook zodanig zijn gefactureerd, zoals [eiser] overigens in zijn e-mail van 23 januari 2013 aan Zijlstra ook heeft gedaan.
Het voorgaande leidt ertoe dat sprake is van een te verrekenen bedrag van (430 x (60-10)/2)) + (331 x (65-10)/2)) = € 10.750 + € 9.102,50 = € 19.852,50.
4.9.
Nu [gedaagde] voor het overige geen verweer heeft gevoerd ten aanzien van de hoogte van het bedrag of de wijze waarop dit bedrag zou moeten worden voldaan, zal de rechtbank de vordering als hiervoor vermeld toewijzen.
4.10.
De wettelijke rente zal, als niet inhoudelijk betwist, worden toegewezen.
De buitengerechtelijke kosten zijn door [gedaagde] gemotiveerd weersproken. Nu [eiser] zijn vordering terzake niet nader heeft onderbouwd, heeft hij op dit onderdeel niet aan de stelplicht voldaan. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden derhalve afgewezen.
4.11.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van [eiser] op:
- dagvaarding € 95,77
- griffierecht 868,00
- salaris advocaat
1.737,00(3,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 2.700,77

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 19.852,50 (negentienduizendachthonderdtweeënvijftig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 1 september 2013 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 2.700,77,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2015.