Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het tussenvonnis van 28 mei 2014
- het proces-verbaal van comparitie van 21 augustus 2014
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte houdende wijziging c.q. aanvulling van eis
- de antwoordakte.
2.De feiten
Het gaat hier om verrekening van freelance uren die [gedaagde] heeft gedraaid op het moment dat [eiser] voor Medistratie bezig is geweest. Deze uren heeft [gedaagde] tegen een hoger tarief betaald gekregen dan [eiser] en jullie hebben afgesproken dit onderling te willen verrekenen.
(…)
Ik bekijk het daarom puur vanuit de uren die we rechtstreeks voor Medistratie werken. Als daar een verschil in ontstaat doordat 1 van de 2 aan het freelancen is, dan moet dat verschil worden rechtgetrokken door inkomsten uit dat freelance werk te verdelen. Daarmee worden de freelance uren teruggebracht naar Medistratie uren. Hoe we dat doen is de vraag waarop we het antwoord moeten vinden. (…)
- (…)
- (…)
(…)
3.Het geschil
4.De beoordeling
Met betrekking tot de hiervoor vermelde afspraak die [gedaagde] aan zijn stellingen ten grondslag heeft gelegd geldt in beginsel hetzelfde. Ook [gedaagde] heeft - in het licht van het verweer en de in dat kader overgelegde stukken - onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan geoordeeld zou kunnen worden dat partijen afgesproken hebben dat enkel in natura zou worden verrekend. Echter, ook in het geval dat de afspraak die door [gedaagde] is gesteld wel zou zijn gemaakt, heeft het volgende te gelden.
Het voorgaande leidt ertoe dat sprake is van een te verrekenen bedrag van (430 x (60-10)/2)) + (331 x (65-10)/2)) = € 10.750 + € 9.102,50 = € 19.852,50.
1.737,00(3,0 punten × tarief € 579,00)