ECLI:NL:RBOVE:2015:3471

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 juli 2015
Publicatiedatum
17 juli 2015
Zaaknummer
172661/ KG ZA 15-199
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.H. van der Veer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling beslagvrije voet en onrechtmatig handelen deurwaarder in kort geding

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, is een kort geding aanhangig gemaakt door [eiser] en [eiseres] tegen [gedaagde], een gerechtsdeurwaarder. De eisers, echtgenoten, hebben gevorderd dat de rechtbank de beslagvrije voet vaststelt, rekening houdend met hun woon- en ziektekostentoeslagen, en dat de deurwaarder wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag dat ten onrechte is ingehouden. De zaak is behandeld op 24 juni 2015, waarbij de standpunten zijn toegelicht aan de hand van pleitnota's.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] op 9 januari 2015 executoriaal derdenbeslag heeft gelegd onder de werkgever van [eiseres], met een mededeling van een beslagvrije voet van € 1223,54 per maand. Er ontstond onenigheid over de hoogte van deze beslagvrije voet, waarbij [eiser] en [eiseres] stelden dat deze op € 1721,99 per maand zou moeten worden vastgesteld. De deurwaarder heeft echter een bedrag van € 2784,11 ontvangen, wat aanleiding gaf tot de vordering van de eisers.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de beslagvrije voet moet worden verhoogd met ziektekosten en woonkosten, en heeft deze vastgesteld op € 1936,25. De rechter heeft het verweer van [gedaagde] verworpen dat de eisers de achterliggende schuldeisers hadden moeten dagvaarden, en heeft geoordeeld dat [gedaagde] verantwoordelijk is voor de berekening van de beslagvrije voet. De vordering tot betaling van het teveel geïnde bedrag is afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de eisers schade hebben geleden door het handelen van de deurwaarder. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 1 juli 2015.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: 172661/ KG ZA 15-199
datum vonnis: 1 juli 2015
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:

1. [eiser],

en

2. [eiseres],

wonende te [woonplaats 1],
eisers,
hierna [eiser] en [eiseres] te noemen,
advocaat: mr. T. Demirdag te Hengelo,
tegen

[gedaagde],

h.o.d.n. [S] gerechtsdeurwaarders,
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde,
hierna ook wel [gedaagde] te noemen,
procederende in persoon.

Het procesverloop

[eiser] en [eiseres] hebben gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
[gedaagde] heeft voor de zitting producties in het geding gebracht.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 24 juni 2015.
De standpunten zijn ter zitting toegelicht aan de hand van een pleitnota.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing

1. In deze zaak staat het volgende vast:
- [eiser] en [eiseres] zijn echtgenoten.
- [gedaagde], gerechtsdeurwaarder te [woonplaats 2], heeft op 9 januari 2015 uit krachte van een tegen [eiser] gewezen vonnis executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Stichting Carint Reggeland Groep te Hengelo, zijnde de werkgever van [eiseres]. In het exploot van derdenbeslag is medegedeeld dat de beslagvrije voet van betrokkene € 1223,54 per maand bedraagt.
- Partijen zijn het niet eens over de hoogte van de te hanteren beslagvrije voet.
- Tot en met mei 2015 heeft [gedaagde] op grond van het beslag een bedrag van € 2784,11 ontvangen (4 maandelijkse inhoudingen van € 334,22 en het vakantiegeld in mei 2015 van
€ 1447,23).
2. [eiser] en [eiseres] hebben, na vermeerdering van eis ter zitting, gevorderd dat de rechtbank vast stelt wat de beslagvrije voet is, met dien verstande dat rekening wordt gehouden met de woon- en ziektekostentoeslagen. Voorts dient [gedaagde] te worden veroordeeld:
I. tot betaling aan [eiser] en [eiseres] van het bedrag van € 2784,11, te vermeerderen met eventuele nieuwe inhoudingen na betekening van de dagvaarding, subsidiair tot terugbetaling van een in goede justitie te bepalen bedrag.
II. om uiterlijk binnen 7 dagen na betekening van het vonnis het executoriaal derdenbeslag op te heffen.
III. tot betaling aan [eiser] en [eiseres] van een dwangsom van € 250,00 voor elke dag of deel daarvan dat [gedaagde] niet voldoet aan het gevorderde onder 1, 2, 3 en 4.
IV. tot betaling van de proceskosten, inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3. [eiser] en [eiseres] hebben het volgende hiertoe aangevoerd, kort samengevat.
[eiseres] verdient een loon van € 1576,00 per maand en dat ligt onder de voor [eiser] en [eiseres] geldende beslagvrije voet. Volgens [eiser] en [eiseres] dient de beslagvrije voet op € 1721,99 per maand te worden gesteld. De maandelijkse inhoudingen en het vakantiegeld zijn ten onrechte overgemaakt naar [gedaagde]. [gedaagde] heeft ten onrechte de woon- en ziektekostentoeslag buiten beschouwing gelaten en halvering van de beslagvrije voet is niet toegestaan. Anders dan [gedaagde] meent heeft [eiser] geen inkomen gehad uit zijn eenmanszaak. [eiser] heeft aangeboden om met [gedaagde] hierover in gesprek te gaan, in het bijzijn van zijn accountant, maar dat is afgewezen. [gedaagde] handelt onrechtmatig jegens [eiser] en [eiseres] door de beslagvrije voet niet correct toe te passen. [eiser] en [eiseres] krijgen door deze handelwijze nu onnodig nieuwe schulden. Ter zitting is overgelegd een brief van ziektekostenverzekeraar Zilveren Kruis Achmea d.d. 12 mei 2015 waarin deze de gevolgen melden van het feit dat de premie voor de zorgverzekering niet is betaald.
4. [gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen. Hij heeft het volgende aangevoerd, kort samengevat. Gelet op de woonplaats van [gedaagde] is de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, niet bevoegd van de vordering kennis te nemen. Bovendien dienden [eiser] en [eiseres] de achterliggende schuldeisers te dagvaarden en niet de executerende deurwaarder. [eiser] en [eiseres] hadden zich tot de kantonrechter kunnen wenden om de beslagvrije voet te laten vaststellen, op grond van 475f Rv.
Inhoudelijk is de beslagvrije voet correct berekend en heeft [gedaagde] gehandeld zoals een goed gerechtsdeurwaarder betaamt. In het exploot van derdenbeslag is een beslagvrije voet medegedeeld van € 1223,54. [eiser] heeft na het gelegde derdenbeslag weliswaar zijn woon- en ziektekosten opgegeven, waarmee de beslagvrije voet moet worden verhoogd, maar niet zijn inkomsten opgegeven, waarmee de beslagvrije voet moet worden verlaagd. Het inkomen van [eiser] strekt in mindering op de beslagvrije voet tot maximaal de helft van de beslagvrije voet. [eiser] stelt ten onrechte dat hij geen inkomen heeft genoten. De achterliggende schuldeisers, de heer en mevrouw [X], hebben [eiser] aan het werk gezien bij derden. De accountant van [eiser] heeft bij e-mail van 12 mei 2015 de omzet van [eiser] over januari (€ 0,00), februari (€ 1303,00) en maart 2015 (€ 813,00) doorgegeven. [eiser] blijft zich op het standpunt stellen dat hij geen inkomen heeft gehad. Onder deze omstandigheden mag de beslagvrije voet gehalveerd worden. Als dit zou worden doorberekend, verhoging met woon- en ziektekosten en verlaging door halvering van de beslagvrije voet, zou de beslagvrije voet lager uitkomen dan de beslagvrije voet van
€ 1223,54 en dat vond [gedaagde] niet redelijk. De beslagvrije voet is daarom gelaten op
€ 1223,54 per maand, aldus [gedaagde].
5. De voorzieningenrechter overweegt het volgende. De voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo is gelet op art. 438 Rv. bevoegd om van de vordering kennis te nemen. Het vereiste spoedeisend belang is in deze zaak, gelet op de aard van de vordering en het daaromtrent door [eiser] en [eiseres] gestelde, aanwezig.
6. Het verweer van [gedaagde] dat [eiser] en [eiseres] de achterliggende schuldeisers en niet hem hadden moeten dagvaarden wordt verworpen. Het is [gedaagde] die verantwoordelijk is voor de berekening van de beslagvrije voet (art. 475 g Rv.) en het executeren van het vonnis. In dat kader kan [gedaagde] onrechtmatig handelen (dat stellen [eiser] en [eiseres] ook) en aansprakelijk zijn voor de daardoor ontstane schade.
7. Ter zitting is uitvoerig gesproken over de berekening van de beslagvrije voet, mede aan de hand van de later opgemaakte pro-forma berekening van [gedaagde] waarin is opgenomen de verhoging (wegens ziekte- en woonkosten) en de verlaging (wegens halvering van de beslagvrije voet). De voorzieningenrechter is met partijen uitgegaan van de voor [eiser] en [eiseres] geldende grondslag van € 1235,36. Door [gedaagde] is niet betwist dat de beslagvrije voet moet worden verhoogd met ziektekosten ad € 387,60 en door [gedaagde] is uiteindelijk erkend dat de beslagvrije voet moet worden verhoogd met een bedrag van € 313,29 wegens woonkosten. De voorzieningenrechter komt daarmee op een beslagvrije voet van € 1936,25.
8. Anders dan [gedaagde] is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze beslagvrije voet onder de gegeven omstandigheden niet mag worden gehalveerd. Artikel 475g lid 2 bepaalt: “Zo lang als de schuldenaar desgevraagd niet aan de beslaglegger of diens vertegenwoordiger opgeeft of en hoeveel inkomen toekomt aan degene aan wie samen met hem gezinsbijstand zou kunnen toekomen, wordt de beslagvrije voet gehalveerd”. [eiser] heeft na het beslag een inkomen van “0” opgegeven, zodat er strikt genomen niet is voldaan aan het vereiste dat het inkomen niet is opgegeven; er is wèl een inkomen opgegeven, namelijk van “0”. Bovendien zijn de bedragen die [gedaagde] heeft doorgekregen van de accountant (de e-mail van 12 mei 2015)
omzetbedragen en kan uit deze e-mail niet worden afgeleid dat [eiser] periodieke/regelmatig weerkerende betalingen heeft ontvangen, die in mindering kunnen worden gebracht op de beslagvrije voet.
9. De vordering van [eiser] en [eiseres] tot vaststelling van de beslagvrije voet verdraagt zich niet met de aard van deze procedure. Voorts is door [eiser] en [eiseres] niet onderbouwd op grond waarvan het gelegde beslag in zijn geheel zou moeten worden opgeheven. De voorzieningenrechter ziet gelet op de ter zitting nader op € 1936,25 bepaalde beslagvrije voet aanleiding op deze punten te beslissen als opgenomen in het dictum.
10. De vordering vermeld onder I. strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling bij afweging van de belangen van partijen aan toewijzing niet in de weg staat.
11. [gedaagde] heeft de beslagvrije voet niet juist vastgesteld; het door de beslaglegger(s) teveel geïnde dient dan ook in beginsel terugbetaald te worden. Iets anders is of hierdoor schade is geleden en [gedaagde] daarvoor aansprakelijk is. Het niet juist vaststellen van de beslagvrije voet betreft onrechtmatig handelen. Het niet juist vast gesteld hebben van de beslagvrije voet betekent niet dat [eiser] en [eiseres] daardoor een schade hebben geleden ter hoogte van het teveel ingehouden bedrag. [eiser] en [eiseres] hebben vanaf januari 2015 minder inkomen genoten dan wettelijk als minimum wordt gezien maar schade hebben ze daardoor niet geleden; hun vermogen is hetzelfde gebleven, er zijn immers slechts schulden vervroegd afbetaald. Dat [eiser] en [eiseres] door het handelen van [gedaagde] anderszins schade hebben geleden is niet dan wel onvoldoende onderbouwd.
Deze vordering zal derhalve worden afgewezen.
12. De voorzieningenrechter ziet aanleiding de proceskosten te compenseren, aangezien beide partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld.

De beslissing

De voorzieningenrechter:
I. Gelast [gedaagde] het onder Stichting Carint Reggeland Groep gelegde derdenbeslag enkel te vervolgen uitgaande van een voor [eiser] en [eiseres] geldende beslagvrije voet van
€ 1936,25 per maand, zulks tot het moment dat die beslagvrije voet - op grond van het bepaalde in artikel 475 d lid 3 Rv. - nader, in onderling overleg of bij gebreke daarvan door de rechter, op enig ander/lager bedrag zal zijn vastgesteld, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] hieraan niet voldoet, tot een maximum van
€ 2000,00.
II. Compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
III. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. J.H. van der Veer, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juli 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.