In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een echtscheidingsprocedure, heeft de vrouw een kort geding aangespannen tegen de man. De vrouw vordert onder andere de machtiging om de echtelijke woning te verhuren, omdat de man zijn hypotheeklasten niet meer betaalt, wat leidt tot een dreigende BKR-registratie en mogelijke openbare verkoop van de woning. De man heeft verweer gevoerd en betwist dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien hij een verzoek tot wijziging van de alimentatie heeft ingediend. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er inderdaad sprake is van een spoedeisend belang, maar heeft de vorderingen van de vrouw afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw niet heeft aangetoond dat de hypotheekhouder toestemming heeft gegeven voor verhuur van de woning, en dat de vorderingen van de vrouw geen grondslag vinden in de wet. De voorzieningenrechter heeft partijen aangespoord om in dialoog te treden en hun geschil op te lossen, en heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.