Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[eiseres] ,
[gedaagde] ,
eiser in reconventie,
Het procesverloop
Na de comparitie heeft [eiseres] een akte uitlating producties in conventie en reconventie tevens
akte wijziging eis in conventie genomen, [gedaagde] een antwoordakte en [eiseres] nog een akte uitlating producties in conventie en reconventie.
Nadien hebben partijen vonnis verzocht.
De verdere beoordeling van het geschil en de gronden van de beslissing
In conventie en reconventie1. [eiseres] en [gedaagde] hebben met ingang van 10 oktober 2009 een vennootschap onder firma genaamd “ [X] ” gestart.De vennoten hebben geen vennootschapscontract gemaakt, enkel bij de inschrijving bijde Kamer van Koophandelhun bevoegdheid ten opzichte van derden tot € 3.000,-- beperkt.
Buiten het medeondertekenen van een krediet- en leaseovereenkomst verricht u voor de onderneming in het geheel geen werkzaamheden. Van cliënt, (…) verwacht u desondanks dat aan u wordt uitgekeerd. Client kan zich met de huidige situatie niet langer verenigen en hij ziet zich genoodzaakt de samenwerking met u en derhalve daarmee tevens de vennootschap onder firma te (doen) beëindigen per vandaag.
I. Ontbinding van de VOF wegens gewichtige reden per datum vonnis, primair onder de voorwaarde dat [eiseres] jegens derden niet aansprakelijk is voor de gevolgen van handelingen van [gedaagde] althans subsidiair zonder nadere voorwaarde.
II. Benoeming van een gerechtelijke deskundige om de schade van [eiseres] te berekenen en [gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] te betalen de schadevergoeding die wordt vastgesteld door de gerechtelijke deskundige althans subsidiair voor recht te verklaren dat [gedaagde] jegens [eiseres] te kort schoot in zijn verplichting en te veroordelen tot het vergoeden van schade aan [eiseres] op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
III. Althans zodanige uitspraak te doen als de rechtbank juist acht.
Primair
I. Verklaring voor recht dat de VOF per 5 april 2013 rechtsgeldig is ontbonden.
II. De onderneming van de VOF met alle activa en passiva aan [gedaagde] , met uitsluiting
van [eiseres] , toe te delen.
III. [eiseres] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 57.459,00 aan [gedaagde] .
IV. [eiseres] te veroordelen tot het verlenen van de noodzakelijke medewerking aan het onder II. gevorderde.
I. ontbinding van de VOF per datum conclusie (i.e. 23 oktober 2013).
II. toedeling van de onderneming van de VOF aan [gedaagde] met uitsluiting van [eiseres] .
III. [eiseres] te veroordelen tot betaling van € 57.459,00 aan [gedaagde] .
IV. [eiseres] te veroordelen alle noodzakelijke medewerking te verlenen aan het onder II. gevorderde.
De beoordelingIn conventie en reconventie
De opzegging7. Doorgaans is een termijnloze opzegging van een VOF niet redelijk te achten.In het onderhavige geval staat echter als onweersproken vast dat [eiseres] vanaf het begin van de VOF in 2009, behalve de oprichting als zodanig, geen eigen actieve bijdrage in de Studio, dus VOF, heeft geleverd.Wat precies de (achterliggende) motieven daarvan zijn geweest en in welke mate familiale problemen daar mede oorzaak zijn geweest, acht de rechtbank minder relevant.Voorts staat vast, dat gedurende het bestaan van de VOF -maar ook verder in deze procedure- [eiseres] en [gedaagde] elkaar met regelmaat beschuldigen van het “plunderen” van de kassa althans daaruit zonder verantwoording nemen van gelden, toebehorend aan de VOF zomede het er op na houden van een zwartgeldcircuit althans dat niet alle inkomsten in de boeken werden verantwoord en dienvolgens de jaarstukken geen getrouw beeld van de VOF zouden geven.
Gezien de aard van de voren geschetste problematiek is ook het zo snel mogelijk beëindigen van de VOF geboden geweest.
Mitsdien acht de rechtbank de per 5 april 2013 door [gedaagde] gedane opzegging redelijk en geldig.
9. Het voorgaande betekent dat de boekhouder de eindbalans van de VOF per 5 april 2013 zal moeten gaan opstellen, uitgaande van toedeling van de VOF aan [gedaagde] .
Het verzoek van [eiseres] om in dat kader een gerechtelijke deskundige te benoemen om het beweerdelijke zwartgeldcircuit binnen de VOF te ontrafelen, wordt door de rechtbank niet gehonoreerd.
Nog afgezien van het feit, dat het enkel althans voornamelijk de beschuldiging over en weer en als zodanig betreft zonder relevante feitelijkheden, hebben [eiseres] en [gedaagde] jaarstukken over voorgaande jaren, waarop die beschuldigingen zich ook richten, goedgekeurd.
Dienvolgens gaat de rechtbank bij de verdere beoordeling uit van de opgemaakte jaarstukken, de daaruit blijkende omzetten, kapitaalsaldi der vennoten, etc.
[gedaagde] en [eiseres] liggen wat de hoogte van het goodwillbedrag betreft, ver uit elkaar.
In de conventionele en reconventionele vordering respectievelijk de verder ten processe ingenomen standpunten van partijen vindt de rechtbank ruimte en mogelijkheid om harerzijds -voor zoveel nodig schattenderwijs- tot vaststelling daarvan over te gaan.
a. De periode van het bestaan van de VOF, die daarvoor in aanmerking komt, heeft slechts 2 ½ jaar bedragen en ziet op een nieuw opgezette zonnestudio, zodat middeling van winst/verlies niet direct iets zegt over de winstpotentie van de onderneming als zodanig.
Uit de diverse overgelegde jaarstukken maakt de rechtbank de volgende netto-jaarwinsten op:
2010 € 57.642,-- negatief, 2011 € 9.768,--, 2012 € 19.711,--, 2013 € 37.900,-- en 2014 € 56.385,--.
b. De rechtbank is van oordeel dat hieruit blijkt, dat van een behoorlijk tot sterk stijgende winstpotentie van de onderneming sprake is, waarmede normaal gesproken de initiële investeringen en aanloopverliezen plegen te worden terugverdiend, terwijl ook bevestiging van die potentie wordt gevonden in de inmiddels aanzienlijk afgebouwde post crediteuren.
c. Bij de berekening van de voor [eiseres] bestemde goodwillvergoeding acht de rechtbank dan ook redelijk als uitgangspunt een bedrag van € 50.000,-- als netto-jaarwinst te nemen.
Dit bedrag dient in die berekening in ieder geval “geschoond” te worden met een ondernemers beloning van € 18.000,--/jaar.
De vuistregel voor goodwillberekening is verder, dat het overblijvende bedrag wordt vermenigvuldigd met een factor 3, 4 of 5.
De rechtbank acht een factor 4 in deze zaak redelijk, hetgeen leidt tot een totaal goodwillbedrag van € 126.000,--, waarvan de helft ad € 63.000,-- aan [eiseres] als vergoeding in het kader van de beëindiging van de VOF toekomt.
Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat, voor zover niet alle crediteuren van verplichtingen in naam van de VOF aangegaan na 5 april 2013 inmiddels zijn voldaan, [gedaagde] ter zake een vrijwaring aan [eiseres] zal afgeven.