Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[gedaagde 1] ,wonende te [woonplaats 2] ,
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 3] ,
1.Het procesverloop1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:- de dagvaarding, met vijftien producties,- de conclusie van antwoord, met zeven producties,- de conclusie van repliek, met vier producties,- de conclusie van dupliek, met twee producties,- een ‘akte houdende uitlating producties’ zijdens [eiser] .
2.De feiten2.1. De rechtbank gaat uit van de volgende, door de ene partij gestelde en door de wederpartij niet gemotiveerd betwiste feiten, waaronder (voor zover hier van belang) de feiten, die het Gerechtshof te Arnhem heeft vastgesteld in zijn door [eiser] overgelegde arresten van 12 oktober 2010 en 19 april 2011, gewezen tussen enerzijds (onder meer) de curatoren in het faillissement van [X] en anderzijds [eiser] .
het bedrag nodig voor herbouw van het gebouw onmiddellijk na de gebeurtenis op dezelfde plaats en met dezelfde bestemming ter voortzetting van het bedrijf.
daarnaasteen vergoeding zou betalen van (minimaal) f1. 600,00 per m2 voor de grond.
Hierbij merken wij op dat wij de onderliggende grond reeds op korte termijn willen
Het op voorhand verkopen van de ondergrond is een daad die
“
De begane grond is geprojecteerd als horeca-c. q. zalencentrum (nader en
Op uw verzoek deel ik u mee dat bij herbouw overeenkomstig de voorliggende planopzet en
Bijgaand doen wij U toekomen contract met bijlage betreffende herbouw horecaruimte met
Wij gaan niet akkoord met uw voorstel om, op basis van een hypothecaire inschrijving op de grond, nu reeds het resterende schadebedrag beschikbaar te stellen. Evenmin gaan wij
beuren en wegwezen”. Het hof verwees in dit verband naar de getuigenverklaring van notarieel medewerker [L] als volgt: “
Met betrekking tot de herbouwplicht kan ik niet anders verklaren dan dat [eiser] het perceel van de hand wilde doen, tegen ontvangst van de koopsom van de grond en de verzekeringsuitkeringen.”
3.3. De vordering3.1. In aanvulling op deze vaststaande feiten heeft [eiser] het volgende gesteld. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] zijn ieder persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor alle destijds door het door hen geëxploiteerde notariskantoor en/of hun daarin werkzame ondergeschikten verstrekte adviezen en uitgevoerde werkzaamheden, nu deze adviezen en werkzaamheden hebben geleid tot een constructie, die later door het gerechtshof te Arnhem is gekwalificeerd als frauduleus en daarom nietig wegens strijd met de goede zeden.
4.4. Het verweer4.1. [gedaagden] hebben de vordering op de volgende gronden betwist. Zij ontkennen een beroepsfout te hebben gemaakt. Indien zo’n fout is gemaakt ontbreekt causaal verband tussen die fout en de door [eiser] gestelde schade.
binnende door de verzekeraar gestelde voorwaarden. De bedachte constructie diende dan ook te worden goedgekeurd door Interpolis.
5.De beoordeling
€ 393.453,31, omdat hij dat geld alleen van Interpolis zou hebben gekregen bij realisatie van de door het hof nietig verklaarde constructie. Uit het oordeel van het hof blijkt dat Interpolis dat bedrag nooit aan [eiser] verschuldigd is geworden. Hij kan dat bedrag daarom niet bij wijze van schadevergoeding ten laste van [gedaagden] brengen.
(1) proceskostenveroordelingen van [eiser] in respectievelijk een kortgeding-vonnis van de rechtbank [woonplaats 2] van 22 april 2005, een bodemvonnis van dezelfde rechtbank van 18 maart 2009 (in conventie) en het arrest van het gerechtshof Arnhem van 19 april 2011, en uit (2) een groot aantal declaraties van de advocaat van [eiser] over de gehele periode van 2005 tot en met 2014.
5.25. Gezien deze gegevens zal de rechtbank de ingangsdatum van de wettelijke rente over het gehele bedrag van € 184.951,06 naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op 19 april 2011, zijnde de datum van het eindarrest van het hof, waarbij de nietigheid der overeenkomsten onherroepelijk werd vastgesteld.