12.3.Overigens ziet de rechtbank ook niet in welk belang Hegeman daarbij zou hebben gehad. Indien het Project een succes zou zijn geworden, mag aangenomen worden dat Hegeman daar meer winst mee zou behalen, zelfs onder uitbetaling van Esprit, dan wanneer ze het (moedwillig) zou laten mislukken en dus alleen maar verlies zou lijden.
13. Esprit stelt dat Hegeman vervolgens het project zoveel mogelijk heeft getraineerd en ingezet op een uitkomst waarbij zij geen ontwikkelingsvergoeding aan Esprit hoeft de te betalen. Daarmee heeft ze onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens Esprit gehandeld (alinea 2.17 van de dagvaarding).
14. Uit de dagvaarding destilleert de rechtbank de volgende onderbouwing voor deze stelling.
- Uit diverse e-mailcorrespondentie blijkt dat Hegeman de samenwerking heeft gefrustreerd. Esprit verwijst daarbij naar productie 6 bij dagvaarding (alinea 2.18/2.19 dagvaarding);
- Uit e-mails van de gemeente van 9 mei 2014 blijkt dat zij bezwaar heeft tegen het voornemen van Hegeman om de omgevingsvergunning voorlopig niet in te dienen (e-mail overgelegd als productie 8 bij dagvaarding);
- De gemeente had bezwaar tegen het afzeggen van een projectvergadering op 26 mei 2014 (e-mail overgelegd als productie 8 bij dagvaarding);
- In diverse e-mails en correspondentie heeft Esprit Hegeman aangespoord om haar verplichtingen na te komen. Esprit verwijst naar productie 9 bij dagvaarding (alinea 2.27 dagvaarding).
- Vanaf 24 september 2014 is Esprit volledig buiten het project gehouden.
Voorts is tijdens een gesprek op 24 september 2014 de samenwerking volledig beëindigd, hoewel de Overnameovereenkomst die mogelijkheid pas geeft per 31 december 2014. Er is geen ingebrekestelling geweest en Esprit is niet in verzuim gebracht.
15. De rechtbank overweegt dat Esprit haar stelling dat Hegeman het Project heeft gefrustreerd en getraineerd onvoldoende heeft onderbouwd. De enkele verwijzing naar e-mailcorrespondentie zonder in de dagvaarding uit te leggen wat daar staat, voldoet niet als onderbouwing. Hoe Hegeman de samenwerking heeft gefrustreerd (wat ze heeft gedaan om de samenwerking te frustreren of traineren) blijkt niet uit de dagvaarding, en dus ook niet waar dat in de overgelegde e-mails staat c.q. uit blijkt. Esprit voldoet daarmee niet aan haar stelplicht.
Dat geldt ook voor de e-mailcorrespondentie waarin Esprit Hegeman zou hebben aangespoord haar verplichtingen na te komen. In de dagvaarding staat niet op welke momenten, naar aanleiding waarvan, Esprit Hegeman waartoe, op welke wijze heeft aangespoord. Evenmin staat derhalve in de dagvaarding waar dat in de overgelegde e-mails is te vinden.
16. Voor wat betreft de mails van de gemeente overweegt de rechtbank dat uit de Overnameovereenkomst niet volgt de omgevingsvergunning op dat moment moest worden aangevraagd. Als er nog geen zicht was op de verkoop van woningen, ziet de rechtbank, zonder nadere toelichting, bovendien niet in waarom het nog niet aanvragen van een omgevingsvergunning, het Project zou vertragen. Het al dan niet aanvragen van een omgevingsvergunning had in elk geval geen invloed op het halen van de doelstellingen voor het uitbetalen van de vergoedingen (artikel 7, lid 2, 3 en 4). Met name in artikel 7, lid 3, wordt immers naast het verlenen van een omgevingsvergunning ook als voorwaarde gesteld de verkoop van de bijbehorende woningen.
Dat Hegeman een projectvergadering heeft afgezegd is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen concluderen dat Hegeman het project heeft vertraagd of getraineerd.
17. Voor wat betreft de stellingen dat Esprit op zeker moment is geïsoleerd en dat Hegeman de samenwerking op 24 september 2014 feitelijk heeft beëindigd, overweegt de rechtbank het volgende.
18. In de dagvaarding wordt van het isoleren geen ander voorbeeld genoemd dan dat Hegeman Esprit na 24 september 2014 feitelijk buiten het Project heeft gehouden. Ter zitting is aan de orde gekomen dat Hegeman het architectenbureau had geïnstrueerd bepaalde tekeningen niet aan Esprit toe te sturen.
19. Blijkens het verhandelde ter zitting heeft Hegeman in het gesprek van 24 september 2014 aangekondigd dat ze de overeenkomst per 31 december 2014 zou gaan ontbinden. Hegeman heeft bevestigd dat het zo is gegaan (proces-verbaal d.d. 27 mei 2015, pagina 3, bovenaan).
Op 31 december 2014 heeft Hegeman de overnameovereenkomst op grond van artikel 8, lid 4 daarvan, daadwerkelijk ontbonden (productie 1 bij conclusie van antwoord).
20. De rechtbank constateert dat de overeenkomst formeel op 31 december 2014 is ontbonden en niet eerder. Dat is niet in strijd met de overeenkomst.
21. Hegeman heeft (ter zitting) bevestigd dat ze vanaf 24 september 2014 Esprit inderdaad niet meer heeft betrokken in het Project. Bij mail van 10 september 2014 had ze dat al aangekondigd.
22. De rechtbank overweegt dat, indien het onrechtmatig geacht moet worden dat Hegeman reeds op 24 september 2014 de samenwerking feitelijk heeft beëindigd en Esprit daarna niet meer in het Project heeft betrokken, Esprit niet heeft gesteld dat, indien Hegeman zich van deze gedraging had onthouden, ze de door haar gestelde schade van € 690.000,00 niet zou hebben geleden.
23. Ook op grond van de overigens gestelde feiten kan de rechtbank niet tot de conclusie komen dat de gestelde schade in causaal verband staat met de gestelde onrechtmatige gedraging. De oorspronkelijk beoogde afnemer, Ons Huis, had in 2012 al afgehaakt. De redenen daarvoor waren financiële en markteconomische afwegingen. Daarna hebben Esprit en Hegeman, in overleg met de gemeente, zich geconcentreerd op de noordrand van het Project, en geprobeerd daar bouwplannen voor te ontwikkelen en kopers te vinden. Het plan was om daar 16 appartementen voor de particuliere verkoop te realiseren. In het najaar van 2012 is zorgorganisatie Stichting ZoZijn benaderd en er hebben ook gesprekken plaatsgevonden met woningcorporatie Mooiland Vitalis over het afnemen van wooneenheden, respectievelijk appartementen. Deze plannen konden binnen het bestemmingsplan gerealiseerd worden.
Daarna bleek er echter een probleem te zijn met de bouwkosten voor de nieuwe bouwplannen. De plannen moesten versoberd worden.
Duidelijk werd ook dat de gemeente niet zou instemmen met een wijziging van het bestemmingsplan. De bouwplannen moesten dus op basis van het bestaande (vlak daarvoor gewijzigde) bestemmingsplan worden gerealiseerd.
In november 2014 heeft Stichting ZoZijn medegedeeld dat zij afzag van de afname van appartementen in het Project. Het Project paste niet binnen het huisvestigingsbeleid van ZoZijn.
24. Dat het Project niet tot stand is gekomen, heeft aldus veeleer te maken met de ongunstige economische omstandigheden, in combinatie met de mogelijkheden en onmogelijkheden op de betreffende locatie. Kennelijk waren de door partijen ontwikkelde plannen niet aantrekkelijk genoeg voor afnemers om daarin mee te gaan. Dat er causaal verband is tussen het isoleren van Esprit vanaf september 2014 (waaronder ook het niet laten doorsturen van de tekening van de architect op 16 september 2014), en het niet halen van de voorwaarden uit de Overnameovereenkomst, is niet gebleken.
Beëindiging per 24 september 2014?
25. Esprit heeft tot slot aangevoerd dat het onrechtmatig was om de overeenkomst reeds op 24 september 2014 te beëindigen. Voor zover deze stelling in het voorgaande niet reeds is besproken, overweegt de rechtbank dat de Overnameovereenkomst bij brief van 31 december 2014 is ontbonden op basis van artikel 8, lid 4 (productie 1 bij conclusie van antwoord). Zoals ter comparitie door beide partijen gesteld, is op 24 september 2014
aangekondigddat de overeenkomst per 31 december 2014 ontbonden zou worden. Daarmee heeft nog geen formele ontbinding plaatsgevonden. Voor zover Hegeman Esprit vanaf dat moment feitelijk niet meer bij het Project heeft betrokken, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij in r.o. 21 daarover heeft overwogen.
De ontbinding per 31 december 2014 was rechtmatig. Aan de voorwaarden die in artikel 8, lid 4, sub a, worden gesteld aan ontbinding, was voldaan. Een ingebrekestelling was niet vereist.
26. Op grond van het al het voorgaande, moet de conclusie luiden dat de vorderingen niet kunnen worden toegewezen. Hoezeer ook begrijpelijk dat Esprit is teleurgesteld omdat het Project, waarvan zij de initiatiefnemer was, niet tot stand is gekomen (en winst heeft opgeleverd), de rechtbank kan uit de feiten niet afleiden dat dat te wijten is aan Hegeman. Partijen verwijten
elkaardat ze niet constructief hebben meegedacht en meegewerkt aan een oplossing om het Project alsnog verkoopbaar en winstgevend te maken. Een onrechtmatig handelen van één van beide is echter niet vast te stellen.
27. Als de in het ongelijk gestelde partij, zal Esprit worden veroordeeld in de kosten van het geding.
De kosten worden aan de zijde van Hegeman als volgt berekend:
- salaris van de gemachtigde: 2 procespunten (conclusie van antwoord en bijwonen comparitie van partijen) maal € 2.580,00 (tarief VII) = € 5.160,00.
- verschotten: griffierecht à € 3.829,00.