Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
en [minderjarige 2]”, terwijl [verzoeker] niets was gevraagd over [minderjarige 2] . Het complete plaatje heeft er voor gezorgd dat hij de rechter heeft gewraakt. [verzoeker] heeft de indruk dat de rechter vooringenomen was op basis van de vooraf ingediende stukken van de Raad voor de Kinderbescherming; hij voelde zich al veroordeeld op basis van die stukken. De rechter heeft niet aan waarheidsvinding gedaan ondanks dat [verzoeker] daarom heeft gevraagd. De rechter heeft niet één keer de moeite genomen om [verzoeker] aan het woord te laten of om te vragen naar de (bewijs)stukken die [verzoeker] had.
3.Het standpunt van de kinderrechter
4.De beoordeling
en [minderjarige 2], terwijl [verzoeker] enkel vragen mocht beantwoorden over [minderjarige 1] .
en [minderjarige 2]. Het was volgens de wrakingskamer communicatief gezien niet handig van de kinderrechter om de moeder vragen te stellen over [minderjarige 1]
en [minderjarige 2]terwijl met [verzoeker] slechts was gesproken over [minderjarige 1] . De vraag aan moeder had zich onder de gegeven omstandigheden en omwille van de structuur beter kunnen beperken tot [minderjarige 1] . In een later stadium had dan een vraagronde ten aanzien van [minderjarige 2] kunnen volgen. Naar het oordeel van de wrakingskamer was het niettemin te vroeg om te grijpen naar het middel wraking, omdat er nog ruimte was voor de kinderrechter om aan [verzoeker] vragen te stellen over [minderjarige 2] en om daarmee te voldoen aan het vereiste van hoor- en wederhoor. De kinderrechter heeft in zijn reactie op het wrakingsverzoek ook aangegeven dat met [verzoeker]
vooralsnogenkel is gesproken over [minderjarige 1] en de wrakingskamer acht het aannemelijk dat de kinderrechter ook [verzoeker] nog vragen zou hebben gesteld over [minderjarige 2] , ware het niet dat het daar niet van is gekomen door het ingediende wrakingsverzoek.