ECLI:NL:RBOVE:2015:4162

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 september 2015
Publicatiedatum
8 september 2015
Zaaknummer
08.730543-14 en 08.730393-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en afpersing door zoon van moeder met drugsverslaving

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 8 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende meerdere jaren schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en afpersing van zijn moeder. De verdachte, geboren in 1965, heeft zijn moeder meermalen mishandeld en onder druk gezet om geld af te geven, waarbij hij geweld en bedreiging met geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn moeder op verschillende tijdstippen heeft mishandeld, waaronder het stompen en schoppen van haar, wat heeft geleid tot letsel. Daarnaast heeft hij zijn moeder gedwongen om in totaal € 1.550,- aan hem af te geven, onder dreiging van geweld. De verdachte heeft ook twee winkeldiefstallen gepleegd.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de positieve ontwikkeling van de verdachte, die recentelijk een dienstverband heeft gevonden en bereid is om een behandeling voor zijn emotionele problematiek te ondergaan. De rechtbank oordeelt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de positieve ontwikkeling van de verdachte zou doorkruisen. Daarom is er gekozen voor een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van drie jaar, en een werkstraf van honderdtachtig uur. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting, om de kans op herhaling te verminderen.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten en heeft de vordering van de benadeelde partij, zijn moeder, niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing zijn op de gepleegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.730543-14 en 08.730393-15 (P)
Datum vonnis: 8 september 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1965 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 augustus 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Timmer en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 08.730543-14
feit 1:op 6 oktober 2014 zijn moeder heeft mishandeld;
feit 2:in de periode van 1 januari 2010 tot en met 5 oktober 2014 zijn moeder meermalen heeft mishandeld;
feit 3:in de periode van 1 januari 2010 tot en met 6 oktober 2014 zijn moeder meermalen, tot een bedrag van ongeveer € 1.550,00, heeft afgeperst en/of dat bedrag met geweld of bedreiging met geweld wederrechtelijk heeft weggenomen;
feit 4:op 23 december 2014 te Heerde vijf flessen wijn heeft gestolen.
Parketnummer 08.730393-15
op 20 juni 2015 te Deventer zes pakken wijn heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
Parketnummer 08.730543-14
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 6 oktober 2014 te Deventer (telkens) opzettelijk mishandelend zijn moeder, althans een persoon, te weten [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal in/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of meermalen althans eenmaal (met kracht) op/tegen de grond heeft geduwd en/of meermalen althans eenmaal (met kracht) aan de haren heeft getrokken, tengevolge waarvan die [slachtoffer] letsel (een gebroken arm) heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met5 oktober 2014 te Deventer (telkens) opzettelijk mishandelend zijn moeder, althans een persoon, te weten [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal (met geschoeide voet en/of met een stalen neus) tegen een/de (scheen)be(e)n(en) heeft geschopt en/of getrapt en/of meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) bij de haren heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer] tegen een muur heeft geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met6 oktober 2014 te Deventer (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van (in totaal) Euro 1.550,-, althans enig geldbedrag en/of een bankpas, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (telkens) hierin bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer] tegen het lichaam heeft geschopt en/of geslagen en/of (daarbij) een of meermalen heeft bedreigd met de woorden: “Ik maak je dood”en/of (daarbij) gebruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes fysieke en/of geestelijke overwicht;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met6 oktober 2014 te Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen Euro 1.550,-, althans enig geldbedrag en/of een bankpas en/of een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (telkens) hierin bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer] tegen het lichaam heeft geschopt en/of geslagen en/of (daarbij) die [slachtoffer] een of meermalen heeft bedreigd met de woorden: “Ik maak je dood” en/of (daarbij) (telkens) gebruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes, fysieke en/of geestelijke overwicht.

4.

hij op of omstreeks 23 december 2014 te Heerde met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel (Jumbo, gevestigd aan het Stationsstraat) heeft weggenomen 5, althans één of meer flessen wijn, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Jumbo, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Parketnummer 08.730393-15
hij op of omstreeks 20 juni 2015 te Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel, gelegen aan het Broederenplein (nummer 5) heeft weggenomen zes, althans een aantal pakken wijn (Liebfraumilch), althans winkelgoederen (ter waarde van in totaal ongeveer 10,94 EURO), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Dirk van den Broek, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaken. De raadsman heeft bepleit dat de officier van justitie ten aanzien van parketnummer 08.730543-14, feit 3, niet-ontvankelijk is in de vervolging wegens het ontbreken van een klacht van aangeefster. De rechtbank overweegt dat, gelet op het bepaalde in artikel 319 juncto artikel 316, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr), voor strafvervolging van afpersing en/of diefstal met geweld in dit geval, omdat aangeefster en verdachte bloedverwanten zijn, een klacht is vereist. Het dossier bevat geen separate klacht die voorafgaand aan de aangifte is gedaan. Uit hetgeen aangeefster in het proces-verbaal van aangifte en het daarop volgende verhoor heeft verklaard, leidt de rechtbank af dat aangeefster uitdrukkelijk de strafvervolging van de verdachte heeft gewenst in verband met mishandeling en afpersing. Aangeefster heeft onder meer verklaard dat zij aangifte doet omdat zij niet verder kan met haar leven en dat zij doodsbang voor verdachte is. Zij heeft te kennen gegeven dat zij de schade op verdachte wil verhalen en dat zij op de hoogte wil worden gehouden van de voortgang van het onderzoek. De rechtbank is van oordeel dat in de verklaringen van aangeefster een klacht kan worden ingelezen. Het verweer van de raadsman wordt gepasseerd. Ook voor het overige is de officier van justitie ontvankelijk. De rechtbank constateert verder dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld ter zake van het onder parketnummer 08.730543-14, feit 1, 2, 3 (afpersing), 4 en onder 08.730393-15 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met oplegging van bijzondere voorwaarden inhoudende een meldplicht, een behandelverplichting en een contactverbod met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van hetgeen verdachte onder parketnummer 08.730543-14, feit 1, feit 4 en onder parketnummer 08.730393-15 ten laste is gelegd gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van hetgeen verdachte onder 08.730543-14, feit 2, ten laste is gelegd heeft de raadsman vrijspraak bepleit omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde gedragingen in de tenlastegelegde periode heeft begaan. Wat betreft 08.730543-14, feit 3, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat, mocht het Openbaar Ministerie ontvankelijk worden verklaard in de vervolging, vrijspraak dient te volgen, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat er sprake is van afpersing en/of diefstal met geweld. Het enkel met stemverheffing vragen om geld en/of een pinpas is daartoe onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van de strafmaat heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf die uitgaat boven de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft verbleven niet aangewezen is. Een flinke voorwaardelijke gevangenisstraf is, gelet op de positieve ontwikkeling die verdachte thans doormaakt, meer op zijn plaats. Nu verdachte per 26 augustus 2015 een dienstverband voor de duur van veertig uren per week is aangegaan, is een werkstraf niet haalbaar, te meer nu verdachte al veel vrije uren op moet nemen voor de gesprekken met de reclassering.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Met betrekking tot parketnummer 08.730543-14
Overweging met betrekking tot het onder 1 en 4 ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat wat verdachte onder 1 en 4 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het onder 1 en 4 ten laste gelegde feit sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank zal daarom in de bijlage volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
Overweging met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
Aangeefster heeft op 7 oktober 2014 in haar verhoor bij de politie verklaard dat het een jaar of vier geleden is dat verdachte haar voor de eerste keer heeft mishandeld. Zij heeft in dat verhoor verklaard dat verdachte haar, terwijl hij schoenen met stalen neuzen droeg, een schop tegen haar scheenbeen heeft gegeven en dat ten gevolge daarvan het vel en vlees van haar scheenbeen open is komen te liggen. Uit het verhoor van aangeefster blijkt tevens dat de verbalisant een litteken van ongeveer 5 tot 8 centimeter heeft waargenomen op de plaats waar aangeefster volgens haar verklaring door verdachte is geschopt. Ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat hij zijn moeder een trap tegen haar scheenbeen heeft gegeven. Aangeefster heeft verklaard dat dit specifieke voorval een jaar of vier geleden is gebeurd en dat het één van de eerste keren was dat zij door verdachte werd mishandeld. In het dossier bevinden zich vijf mutaties van meldingen die alle zijn gedateerd na 1 januari 2010. In het licht van die mutaties, mede gelet op de impact die de schop tegen het scheenbeen op aangeefster heeft gehad en het feit dat zij volgens de aangifte daarvoor naar de huisarts is geweest, acht de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar dat de mishandelingen vier jaar geleden, gerekend vanaf de datum van aangifte, zijn begonnen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de overige onder feit 2 tenlastegelegde gedragingen plaats hebben gevonden na dit voorval. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar in de slaapkamer bij haar haren heeft gepakt en dat zij vervolgens met kracht met haar hoofd tegen de muur is geslagen, ten gevolge waarvan zij pijn heeft ondervonden. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat aangeefster op dat moment in de slaapkamer dicht bij een muur op een stoel zat en dat hij haar een duw heeft gegeven waardoor zij met haar hoofd tegen de muur is gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, wettig en overtuigend bewijs opleveren dat verdachte in de periode van 1 januari 2010 tot en met 5 oktober 2014 zijn moeder, [slachtoffer] , meermalen heeft mishandeld, door haar met geschoeide voet tegen het scheenbeen te schoppen en haar met het hoofd tegen een muur te slaan.
Overweging met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde
De verklaring van aangeefster dat verdachte haar meermalen om haar portemonnee, geld en pinpas heeft gevraagd en dat hij, als zij hem dat niet geeft, begint te slaan en te schoppen en haar met de dood bedreigt, wordt ten dele ondersteund door de verklaring van verdachte.
In zijn verhoor bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij ongeveer drie a vier keer per maand geld leent van zijn moeder en dat hij haar dan teruggeeft wat hij kan missen. Verder heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij aangeefster met stemverheffing toespreekt als zij hem in eerste instantie geen geld wil uitlenen en dat hij dan uiteindelijk toch het geld of de pinpas van haar krijgt. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte, als zij geen geld heeft, haar dwingt om geld te lenen bij andere mensen. Die verklaring van aangeefster vindt steun in de verklaring van verdachte die hij bij de politie heeft afgelegd.
In zijn verhoor bij de politie heeft verdachte immers verklaard dat zijn moeder soms naar [getuige] of een andere vriendin gaat om geld voor hem te lenen. Getuige [getuige] ( [getuige] ) heeft daarover in haar verhoor van 7 oktober 2014 verklaard dat aangeefster een jaar geleden overstuur en huilend bij haar aan de deur stond en dat zij (aangeefster) zei dat haar zoon geld nodig had en haar vroeg of zij tien euro kon lenen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte door met bedreiging van geweld en daarbij gebruik te maken van zijn geestelijke en lichamelijke overwicht, mede gelet op de hiervoor onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde feiten, een bedreigende situatie heeft gecreëerd, waardoor aangeefster zich gedwongen voelde om haar geld en/of haar pinpas af te geven, zodat de onder 3 ten laste gelegde afpersing – meermalen gepleegd – dan ook wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Met betrekking tot parketnummer 08.730393-15
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde onder 08.730393-15 wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde feit onder parketnummer 08.730393-15 sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv. De rechtbank zal daarom in de bijlage volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde met parketnummer 08.730543-14 en het onder parketnummer 08.730393-15 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Met betrekking tot parketnummer 08.730543-14:
1.
hij op 6 oktober 2014 te Deventer opzettelijk mishandelend zijn moeder, [slachtoffer] , tegen het lichaam heeft gestompt en meermalen (met kracht) tegen de grond heeft geduwd, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] letsel (een gebroken arm) heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
2.
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 5 oktober 2014 te Deventer opzettelijk mishandelend zijn moeder, te weten [slachtoffer] , met geschoeide voet en met een stalen neus tegen een scheenbeen heeft geschopt en het hoofd van die [slachtoffer] tegen een muur heeft geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
3.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2010 tot en met 6 oktober 2014 te Deventer telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van (in totaal) Euro 1.550,- en een bankpas, toebehorende aan die [slachtoffer] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte die [slachtoffer] telkens heeft bedreigd met de woorden: “Ik maak je dood” en daarbij gebruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes, fysieke en/of geestelijke overwicht.
4.
hij op 23 december 2014 te Heerde met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel (Jumbo, gevestigd aan het Stationsstraat) heeft weggenomen 5 flessen wijn toebehorende aan de Jumbo.
Parketnummer 08.730393-15
hij op 20 juni 2015 te Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel, gelegen aan het Broederenplein (nummer 5) heeft weggenomen zes pakken wijn (Liebfraumilch), ter waarde van in totaal ongeveer 10,94 EURO, toebehorende aan Dirk van den Broek.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 met parketnummer 08.730543-14 en het onder parketnummer 08.730579-14 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 300, 304, 310 en 317 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 08-730543-14
feit 1:
het misdrijf:
mishandeling, begaan tegen zijn moeder;
feit 2:
het misdrijf:
mishandeling, begaan tegen zijn moeder, meermalen gepleegd;
feit 3:
het misdrijf:
afpersing, meermalen gepleegd;
feit 4:
het misdrijf:
diefstal;
Parketnummer 08-730393-15
het misdrijf:
diefstal.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich gedurende een aantal jaren schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn moeder. Bij de laatste mishandeling heeft zij haar linkerarm gebroken. Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van zijn moeder op ernstige wijze aangetast en het gevoel van veiligheid van zijn moeder in haar eigen woning en leefomgeving verminderd. Blijkens de aangifte is zijn moeder doodsbang voor verdachte. Zij is constant op haar hoede voor wat haar iedere keer te wachten staat. Zij heeft geen sociaal leven meer en is bang in haar eigen huis. Verder heeft verdachte zijn moeder gedurende langere periode meermalen afgeperst waarbij hij zijn allesoverheersende zucht naar drugs en de daarvoor benodigde financiële middelen voorop heeft gesteld. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen, welke feiten doorgaans gepaard gaan met veel maatschappelijke schade en overlast.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de met betrekking tot de persoon van verdachte uitgebrachte rapporten, te weten:
  • een Pro Justitia rapportage van 16 februari 2015, opgemaakt en ondertekend door
  • een reclasseringsrapport van Reclassering Nederland d.d. 3 juli 2015, opgemaakt door
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 21 juli 2015.
Uit de Pro Justitia rapportage komt naar voren dat bij verdachte in diagnostische zin sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische, antisociale en afhankelijke trekken. Verder is er sprake van afhankelijkheid van cannabis, nicotine, alcohol/cocaïne (beide in vroege gedeeltelijk remissie) en een opioïde (in langdurige volledige remissie).
Volgens de deskundige functioneert verdachte op een beneden gemiddeld intelligentieniveau en kenmerkt hij zich door het op de voorgrond stellen van zijn eigen behoeften, opportunisme, een eigen gewetensontwikkeling, een sterke neiging tot acting out gedrag vanuit lustbeleving en een verhoogde impulsiviteit. De deskundige rapporteert verder dat verdachte geen werk heeft, weinig persoonlijke steun geniet en dat er thans geen sprake is van een lopende behandeling. Gezien die factoren schat de deskundige het risico op een geweldsdelict, indien verdachte onbehandeld blijft, als hoog in. Verdachte heeft zich evenwel bereid verklaard om een individuele behandeling te ondergaan voor zijn emotionele problematiek. De deskundige adviseert om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen en een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een ambulante behandeling (bijvoorbeeld bij de Tender) en toezicht door de reclassering.
Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat verdachte ten tijde van het opstellen van de rapportage niet meer bij zijn moeder woont, maar een zelfstandige woonruimte heeft.
In de rapportage wordt verder beschreven dat er bij verdachte sprake is van persoonlijkheidsproblematiek, met daaruit voortvloeiende impulsiviteit, een gebrek aan emoties en middelenmisbruik. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat als verdachte geen behandeling ondergaat. De reclassering adviseert de oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een ambulante behandeling bij Transfore of de Tender voor zijn agressie en zijn emotionele problematiek, en een contactverbod met zijn moeder.
De rechtbank onderschrijft de inhoud van de vorengenoemde rapporten en maakt de daarin getrokken conclusies tot de hare.
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat de afpersing zeer situationeel bepaald is geweest en heeft kunnen ontstaan binnen een relatie tussen moeder en zoon die zich kenmerkt door wederzijds een (te) grote afhankelijkheid. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte op dit moment een begin heeft gemaakt om zijn leven weer op de rit brengen met zelfstandige huisvesting, begeleiding door de Tender en uitzicht op een baan. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit doorkruisen. Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van drie jaar en een werkstraf voor de duur van honderdtachtig uur passend en geboden. De rechtbank beoogt met de aan het voorwaardelijk op te leggen strafdeel te stellen bijzondere voorwaarden, zoals de reclassering heeft geadviseerd de kans op herhaling te verminderen. Nu verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn moeder, zijn moeder doodsbang voor hem is en in de hiervoor genoemde rapportages wordt geconcludeerd dat het recidiverisico op een geweldsfeit zonder behandeling hoog is, ziet de rechtbank aanleiding om de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , wonende te [woonplaats] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij, nu het voegingsformulier niet is ondertekend. De raadsman van verdachte heeft bepleit om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank constateert dat de vordering van de benadeelde partij niet is ondertekend en bovendien de gestelde schade door de benadeelde partij niet voldoende is onderbouwd en in een concreet schadebedrag is uitgedrukt. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om dat verzuim te herstellen en haar stellingen alsnog nader te onderbouwen leidt naar het oordeel van de rechtbank tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

11.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 27 en 57 Sr.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder feit 1, 2, 3 en 4 van het ten laste gelegde met parketnummer 08.730543-14 en het tenlastegelegde met parketnummer 08.730393-15 heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1, 2, 3 en 4 met parketnummer 08.730543-14 en hetgeen met parketnummer 08.730393-15 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Met betrekking tot parketnummer 08.730534-14:feit1: mishandeling, begaan tegen zijn moeder;feit 2:
mishandeling, begaan tegen zijn moeder, meermalen gepleegd;
feit 3: afpersing, meermalen gepleegd;
feit 4: diefstal;
Met betrekking tot parketnummer 08.730534-14:
diefstal.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 met parketnummer 08.730543-14 en het onder parketnummer 08.730393-15 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarden worden gesteld dat:
  • de veroordeelde zich op uitnodiging van de reclassering aldaar moet
  • de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder
  • de verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , wonende te [woonplaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
  • veroordeelt verdachte voorts tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , wonende te [woonplaats] , niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mr. F. van der Maden en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.R.J. Aink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 september 2015.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Parketnummer 08.730543-14
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0400-2014083878. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] [1] ;
 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [2] ;
 De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 augustus 2015 [3] .
Feit 2 en 3
Een proces-verbaal van aangeefster [slachtoffer] d.d. 6 oktober 2014 [4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
(...) De problemen met mijn zoon spelen al een aantal jaar. De laatste dagen was het ook weer helemaal mis. Ik voel mij gegijzeld in mijn eigen woning door hem en hij pakt ook al mijn geld. Ik wil (…) daar later graag uitgebreid over verklaren. (…)
Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] d.d. 7 oktober 2014 [5] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
(…) Een jaar of vier geleden was één van de eerste keren dat mijn zoon [verdachte] mij mishandeld heeft. (…) Mijn zoon heeft mij toen een trap gegeven tegen mijn scheenbeen. Hij had toen schoenen met stalen neuzen aan. Ik voelde toen direct veel pijn, het vel en vlees van mijn scheenbeen lag als gevolg van die trap helemaal open. Noot verbalisant: Mevrouw laat mij haar linkerscheenbeen zien. Dit is de plek waar ze destijds een trap tegen aan heeft gehad. Ik zie dat daar een witte lijn van ongeveer 5 a 8 cm over de lengte van haar scheenbeen loopt. (…)
De fysieke mishandelingen vinden zo’n 2 a 4 keer per maand plaats. (…) Ik voel me zelfs in mijn eigen slaapkamer niet veilig. Ik ga daar ’s avonds altijd tv kijken. [verdachte] komt dan gewoon binnen en gaat me treiteren. Hij zet dan bijvoorbeeld de tv uit. Uiteindelijk geeft hij mij dan een trap of klap. Bij een ander voorval heeft hij mijn hoofd tegen de muur in de woonkamer aangeslagen. Ik voelde dat hij mij hard bij de haren vast pakte en mijn hoofd met kracht tegen de muur aangeslagen. Ik voelde direct pijn aan mijn hoofd. (…) Hij bedreigt me ook met de dood. (…) Verder heeft mijn zoon mij veel geld afhandig gemaakt. (…) Als hij geld nodig heeft dan vraagt hij mij om mijn pinpas en portemonnee. Als ik hem dat niet geef begint hij mij te slaan en te schoppen. Hij roept dan dat hij me dood zal maken en scheldt me uit voor van alles en nog wat. Ik ben dan zo bang dat ik niets meer durf te doen. Hij pakt dan vervolgens gewoon mijn pinpas en portemonnee met geld. Als ik geen geld heb dan dwingt hij mij op die manier ook om geld te lenen bij andere mensen. (…)
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 7 oktober 2014 [6] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
(…) Sinds ik hier ben komen wonen sinds anderhalf jaar, maak ik regelmatig een praatje met [slachtoffer] van [adres] . Dik een jaar geleden vertelde [slachtoffer] bij mij aan de deur dat haar zoon, [verdachte] of [verdachte] , geld nodig had voor drugs en dat ze aan alle buren geld vroeg omdat zij zelf geen geld had om aan haar zoon te kunnen geven. Ze stond toen huilend aan de deur. Ik leende haar die keer tien euro en latere keren vijf euro, twintig euro of vijftig euro. (…) Ongeveer een jaar geleden zag ik [slachtoffer] bij de toegangsdeur van haar huis staan en op dat moment was zij erg overstuur en ze huilde. Ze liet toen haar linkerarm aan mij zien en ik zag dat deze arm, zowel onderarm als bovenarm, helemaal blauw was. Ze vertelde mij dat haar zoon, [verdachte] , haar had geslagen. Haar zoon was toen thuis en ze is toen een paar uur bij ons thuis gebleven. (…)
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 oktober 2014 [7] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
(…) V: Heb je je moeder vaker mishandeld? A: Ik heb wel vaker ruzie met haar gehad. Ik heb haar wel eerder een klap gegeven. (…) V: Heb je in de afgelopen 5 jaar je moeder eerder mishandeld. A: Ik heb volgens mij één keer eerder trammelant met haar gehad. Ik heb toen nog een gesprek gehad met Carinova. Een klap gegeven ofzo, dat weet ik niet meer. We hadden strubbelingen, mijn moeder was in de slaapkamer en toen heb ik er een klap gegeven. Ik hou niet bij wat er allemaal (…) gebeurt. Het is constant bekvechten met haar, van haar kant uit dan he. (…)
V: Je moeder verklaart dat je haar een aantal jaar geleden met schoenen aan tegen haar scheenbeen hebt getrapt. Wat kun je hierover vertellen? A: Ja we hebben wel vaker strubbelingen gehad. Het zou kunnen. (…) V: Een getuige verklaart dat je moeder ongeveer twee jaren geleden bij haar aan de deur stond omdat jij haar mishandeld had. Je moeder en deze getuige hebben toen ook de politie gebeld. A: Dat is dat akkefietje geweest dat ik daarna naar Carinova ben geweest. Ze gaat wel vaker naar iemand uit de buurt. Ze rent dan weg. Wat een mongool. Ze schreeuwt dan, ik geef haar dan een klap om haar stil te krijgen.
AFPERSING
V: Je hebt gister verklaard dat je wel eens geld van je moeder leent. Vertel eens op welke manier je dat dan regelt? A: (…) Ik betaal mijn moeder altijd terug. Laat ik het zo zeggen wat ik kan missen geef ik haar terug. Ik leen zo 3 a 4 keer maand geld van haar en dat geef ik dan later weer terug. (…) Soms heeft ze geen geld en dan zeg ik tegen haar dat ze dan naar haar zuster moet gaan om geld te lenen. (…) Mijn moeder gaat dan naar [getuige] of een andere vriendin ofzo om geld te lenen. (…) V: Heeft ze wel eens gezegd dat ze je geen geld kan of wil lenen? A: Ja dat zegt ze elke keer, maar ze kan wel naar de bingo. Hoe kan dat dan. V: Maak je wel eens gebruik van haar pinpas? A: Ja die geeft ze me gewoon mee, ik weet haar pincode ook. (…) Ik verhef mijn stem wel tegen haar als ik om geld vraag (…) Uiteindelijk geeft ze me het geld dan wel. V: Waarom moet je je stem dan verheffen? A: Omdat ze dan een beetje te eigenwijs is om het geld te geven. Ze zegt dan dat ze geen geld heeft. Als ik dan mijn stem verhef dan geeft ze het geld wel af. (…) V: Je moeder verklaart dat ze nog 1550 euro van je terug moet krijgen. A: Ja dat zou best kunnen hoor dat weet ik niet precies. Ik geef haar altijd zoveel mogelijk geld terug wat ik kan missen. (…)
Een geschrift, genaamd Mutatie rapport (vertrouwelijk) d.d. 30 juli 2014, behorend bij het hiervoor genoemde proces-verbaal, onder meer inhoudende: [8]
(…) Op woensdag 30 juli 2014 te 12.45, verscheen meldster [slachtoffer] aan het politiebureau Storminkstraat 2 te Deventer. Zij wilde melding van huiselijk geweld maken. Zij woont samen met haar zoon [verdachte] op het [adres] te [woonplaats] . De band tussen beiden is heel slecht te noemen. Op dinsdag 29 juli 2014, omstreeks 22.30 uur, kwam meldster [slachtoffer] thuis. Nadat zij thuisgekomen was, kreeg zij een woordenwisseling over geld. Meldster was die avond naar de bingo geweest. Hij vroeg aan haar of zij geld op de bingo gewonnen had. Zij had inderdaad geld gewonnen en zij zei tegen hem dat dit € 5,- was. Hij geloofde haar niet en zij moest zich helemaal uitkleden. Hij wilde namelijk zien of zij niet ergens geld verborgen hield. Zij werkte daar niet aan mee. Vervolgens ontstond er een handgemeen. Hierbij werd meldster [slachtoffer] door hem tegen een scherpe deurknop geduwd. Hierbij ontstond een kraswond op haar linkeronderarm en kleurde rondom blauw. (…) Uiteindelijk wist hij 60,- euro uit haar rechterbroekzak te halen. Zij wordt door haar zoon [verdachte] voor van alles en nog wat uitgemaakt en uitgescholden. (…)
Feit 4
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2014235322. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 4 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
 Het proces-verbaal van aangifte d.d. 31 december 2014 door [aangever 1] namens Jumbo te Heerde [9] ;
 Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 december 2014 [10] ;
 De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 augustus 2015 [11] .
Parketnummer 08.730393-15
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2015298869. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
 Het proces-verbaal van aangifte d.d. 20 juni 2015 door [aangever 2] namens Dirk van den Broek [12] ;
 Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 juni 2015 [13] ;
 De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 augustus 2015 [14] .

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 6 oktober 2014, pag. 4 t/m 5.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 oktober 2014, pag. 40 t/m 44.
3.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 augustus 2015.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 6 oktober 2014, pag. 4 t/m 5.
5.Proces-verbaal van verhoor aangifte van [slachtoffer] d.d. 7 oktober 2014, pag. 7 t/m 9.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pag. 17 en 18.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 40 t/m 44.
8.Een geschrift, genaamd Mutatie rapport (vertrouwelijk) d.d. 30 juli 2014, pag. 59.
9.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] namens Jumbo te Heerde d.d. 31 december 2014, pag. 7 en 8.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 december 2014, pag. 9 en 10.
11.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 augustus 2015.
12.Proces-verbaal van aangifte namens Dirk van den Broek d.d. 20 juni 2015, pag. 3 en 4.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 juni 2015, pag. 14 en 15.
14.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 augustus 2015.