In deze zaak gaat het om een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarden van drie onroerende zaken voor het belastingjaar 2014. De rechtbank Overijssel heeft op 8 september 2015 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser, eigenaar van de onroerende zaken, was van mening dat de WOZ-waarden te hoog waren vastgesteld. De waarden waren vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Dalfsen bij beschikking van 28 februari 2014, met een totale aanslag onroerendezaakbelastingen van € 1.077,39. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard op 13 maart 2015. Hierop heeft eiser beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 4 augustus 2015 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de WOZ-waarden aanzienlijk hoger waren dan in voorgaande jaren en dat er onvoldoende rekening was gehouden met leegstand in het winkelcentrum. De verweerder, vertegenwoordigd door K.G. Troost, heeft de WOZ-waarden verdedigd met een taxatierapport. De rechtbank heeft de referentieobjecten uit het taxatierapport als vergelijkbaar beoordeeld en geconcludeerd dat de WOZ-waarden niet te hoog waren vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de waarden per waardepeildatum 1 januari 2013 moesten worden vastgesteld en dat eerdere WOZ-waarden niet relevant waren voor de huidige beoordeling.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarden niet te hoog zijn vastgesteld en heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 september 2015.