In deze zaak heeft eiseres, [bedrijf] B.V., beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar tegen de vaststelling van de WOZ-waarden van twee onroerende zaken. De heffingsambtenaar van de gemeente Dalfsen had op 28 februari 2014 de WOZ-waarden vastgesteld op € 698.000,- en € 2.212.000,- per waardepeildatum 1 januari 2013 voor respectievelijk de onroerende zaken [adres 1] en [adres 2]. Eiseres had bezwaar ingediend, maar dit werd door de verweerder op 13 maart 2015 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar pas op 14 januari 2015 was ontvangen, na afloop van de termijn voor het indienen van bezwaar.
Tijdens de zitting op 4 augustus 2015 heeft eiseres betoogd dat haar bezwaarschrift samen met dat van een derde partij, [naam 3], was verzonden, maar dat alleen het bezwaar van [naam 3] door verweerder was ontvangen. Eiseres heeft een kopie van haar bezwaarschrift overhandigd tijdens de hoorzitting, maar de rechtbank oordeelde dat eiseres niet had aangetoond dat haar bezwaarschrift tijdig was verzonden. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene wet inzake rijksbelastingen besproken en geconcludeerd dat de termijn voor het indienen van bezwaar was verstreken. Eiseres heeft niet kunnen bewijzen dat zij haar bezwaar tijdig ter post heeft bezorgd, waardoor de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard.
De rechtbank heeft geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo en is openbaar uitgesproken op 8 september 2015.