ECLI:NL:RBOVE:2015:4180

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 juli 2015
Publicatiedatum
9 september 2015
Zaaknummer
C/08/173621 / KG ZA 15-224
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing executoriaal derdenbeslag op periodieke betalingen en opschorting van dwangsom in afwachting van eindbeschikking omgangsregeling minderjarige

In deze zaak heeft de vrouw, hierna aangeduid als eiseres, gevorderd om het executoriaal derdenbeslag op haar periodieke betalingen op te heffen. Tevens verzocht zij om opschorting van de looptijd van de dwangsom die aan haar was opgelegd, in afwachting van de eindbeschikking in een procedure waarin de minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige], wijziging van de omgangsregeling verzoekt. De vrouw heeft een spoedeisend belang bij haar vordering, aangezien het beslag op haar inkomen haar in haar dagelijkse levensonderhoud raakt. De man, hierna aangeduid als gedaagde, heeft verweer gevoerd en stelt dat het opheffen van de dwangsom niet mogelijk is en dat er geen wettelijke grondslag voor opheffing is.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een procedure aanhangig is bij de kinderrechter, waarin [minderjarige] verzoekt om stopzetting van de omgangsregeling met zijn vader. De voorzieningenrechter kan in het kader van het kort geding niet vaststellen of [minderjarige] daadwerkelijk niet naar zijn vader wil, maar acht de kinderrechter wel in staat om hierover te oordelen. De voorzieningenrechter heeft besloten om de werking van de dwangsom op te schorten totdat er een eindbeschikking is in de procedure bij de kinderrechter.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het loonbeslag op de periodieke betalingen van de vrouw moet worden opgeheven, omdat zij zorg draagt voor een minderjarig kind en over haar inkomen moet kunnen beschikken. De beslissing over het beslag op roerende zaken is aangehouden in afwachting van de uitkomst van de procedure bij de kinderrechter. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de vrouw toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton- en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Kort Geding
zaaknummer: C/08/173621 / KG ZA 15-224
vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel rechtdoende in kort geding d.d. 21 juli 2015
inzake

[eiseres] ,

verder ook de vrouw of de moeder te noemen,
wonende te [woonplaats 1] , [adres 1] ,
eiser,
advocaat: mr. T. Geerdink,
tegen

[gedaagde] ,

verder ook de man of de vader te noemen,
wonende te [woonplaats 2] , [adres 2] ,
gedaagde,
advocaat: mr. G.H. Hoekman.

Het procesverloop

De vrouw heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
Op 13 juli 2015 heeft de man aanvullende stukken in het geding gebracht.
De zaak is behandeld ter zitting van 15 juli 2015. Ter zitting zijn verschenen: de vrouw, bijgestaan door mr. Geerdink en vergezeld van haar partner, en de man, bijgestaan door
mr. Hoekman en vergezeld van zijn partner. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Ter zitting is door mr. Geerdink een akte wijzing/vermeerdering eis overgelegd. Door mr. Hoekman is een aanvullend stuk in het geding gebracht.
Het vonnis is bepaald op heden.

De vaststaande feiten

Partijen zijn gehuwd geweest. Uit dit huwelijk is onder meer geboren:
[minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [2000] .
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige. De hoofdverblijfplaats van de minderjarige is bij de vrouw.
Bij beschikking van de rechtbank Almelo van 18 februari 2004 is de echtscheiding uitgesproken.
Bij beschikking van de rechtbank Almelo van 25 maart 2005 is de navolgende regeling over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:
- treft inzake het recht van de kinderen en vader op omgang met elkaar als regeling dat de kinderen eens per twee weken van zaterdag 10.00 uur tot zondag uiterlijk 18.00 uur bij de vader verblijven, met dien verstande dat moeder kinderen bij vader brengt en vader de kinderen terugbrengt bij moeder. Indien de kinderen op zaterdagavond aangeven niet te willen blijven overnachten brengt vader hen op zaterdagavond al terug naar moeder;
- handhaaft de beslissing zoals gegeven bij kort geding vonnis van 16 augustus 2004 met betrekking tot het verbeuren van dwangsommen, te weten € 1.000,- voor elke keer dat moeder haar medewerking weigert, zulks tot een maximum van € 15.000,-, eventueel reeds verbeurde bedragen daarin begrepen.

De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing

1. Gelet op het feit dat er executoriaal beslag is gelegd op de periodieke betalingen die de vrouw ontvangt uit arbeid heeft zij een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorziening. Zij kan dan ook worden ontvangen in haar vordering.
2. Door de vrouw is primair gevorderd om de bij voornoemde beschikking van
25 maart 2005 opgelegde dwangsom op te heffen. Subsidiair vordert zij opheffing van de door de man gelegde beslagen op periodieke betalingen en roerende zaken en de man te gebieden de executie te staken tot de dag waarop de rechtbank Overijssel uitspraak doet in de procedure die door [minderjarige] is gestart, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag. Voorts verzoekt de vrouw om de man in de proceskosten te veroordelen.
3. De vrouw stelt dat [minderjarige] zijn vader niet wil bezoeken en dat zij gezien zijn leeftijd, [minderjarige] is thans 15 jaar oud, hem niet meer kan bewegen. Daarnaast stelt zij dat er de afgelopen jaren amper uitvoering is gegeven aan de regeling zoals die is vastgelegd in de beschikking van 25 maart 2005. Het kwam slechts sporadisch voor dat [minderjarige] naar zijn vader ging. [minderjarige] heeft inmiddels zelf een procedure bij de kinderrechter aanhangig gemaakt waarin hij stelt dat hij zijn vader niet meer wil bezoeken, en de vrouw wil deze procedure graag afwachten.
4. Door de man is verweer gevoerd. Primair stelt de man dat het opheffen van een dwangsom in een kort geding-procedure niet mogelijk is, subsidiair dat er geen wettelijke grondslag is voor opheffing. Voorts verzoekt de man om de vrouw in de proceskosten te veroordelen.
5. De man heeft aangevoerd dat er in 2004/2005 veel procedures zijn gevoerd tussen partijen en dat de dwangsom destijds niet voor niets aan de vrouw is opgelegd. De man heeft altijd een goed contact met [minderjarige] gehad. Volgens de man stimuleert de vrouw [minderjarige] op geen enkele wijze tot contact en hangt het stoppen van de omgang samen met alimentatieperikelen die spelen tussen partijen.
6. De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat er door de minderjarige [minderjarige] een procedure ex art. 1:377g BW aanhangig is gemaakt (zaaknummer C/08/172165/ FA RK 15-1245). Dit artikel geeft minderjarigen van twaalf jaar en ouder een eigen informele rechtsingang. [minderjarige] heeft aan de kinderrechter verzocht om de omgangsregeling met zijn vader stop te zetten. Hij is reeds door de kinderrechter gehoord naar aanleiding van dit verzoek. Op 17 augustus 2015 zal er een behandeling plaatsvinden waarvoor de beide ouders en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming zijn uitgenodigd.
7. Het is voor de voorzieningenrechter in het kader van dit kort geding onmogelijk om na te gaan of [minderjarige] daadwerkelijk niet naar zijn vader wil of dat dit, zoals de man stelt, door de vrouw is ingegeven. Hij acht de kinderrechter wel in staat om hierover te oordelen. De kinderrechter heeft reeds met [minderjarige] gesproken en zal ter zitting van 17 augustus 2015 het standpunt van de ouders en de Raad voor de Kinderbescherming in deze vernemen, waarna hoogstwaarschijnlijk een einduitspraak zal volgen.
8. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat voornoemde uitspraak moet worden afgewacht. Hij zal dan ook ex art. 611 d lid 1 Rv. beslissen om de werking van de dwangsom op te schorten totdat er een eindbeschikking is gewezen in de zaak bekend onder zaaknummer C/08/172165/ FA RK 15-1245.
9. Ten aanzien van de door de man gelegde beslagen is de voorzieningenrechter van oordeel dat het loonbeslag vooralsnog moet worden opgeheven. De vrouw heeft onder meer de zorg voor een minderjarig kind en moet derhalve over haar inkomen kunnen beschikken. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de opschorting van de looptijd van de dwangsom en de noodzaak om te wachten op de afloop van bedoelde procedure bij de kinderrechter, brengt een redelijke belangenafweging met zich mee dat het belang van de vrouw bij opheffing op dit moment zwaarder weegt dan dat van de man bij handhaving. Iedere beslissing ten aanzien van het door de man gelegde executoriale beslag op roerende zaken ( de auto) zal worden aangehouden in afwachting van voornoemde procedure. Op deze manier is er voor de man toch een verhaalszekerheid, mocht door de kinderrechter worden beslist dat de omgangsregeling tussen [minderjarige] en de man moet worden nagekomen.

De beslissing

De voorzieningenrechter:
I. Heft op het op 30 juni 2015 namens [gedaagde] onder de Stichting Protestants Christelijk Onderwijs Noord Twente gelegde executoriaal derdenbeslag op periodieke betalingen.
II. Schort de looptijd van de bij beschikking van de rechtbank Almelo van 25 maart 2005 aan de vrouw opgelegde dwangsom op in afwachting van de eindbeschikking in de bij de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, team familie- en jeugdrecht, aanhangige procedure bekend onder zaaknummer C/08/172165/ FA RK 15-1245.
III. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van het door de vrouw gevorderde aan in afwachting van de eindbeschikking in de bij de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, team familie- en jeugdrecht, aanhangige procedure bekend onder zaaknummer C/08/172165/ FA RK 15-1245.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van M.R. Asveld als griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2015